Grondslagen voor een democratische rechtsstaat
Dit is het tweede deel van een drieluik. De andere delen zijn De Ondergrondwet en Over vrijheid, gelijkheid en broederschap
In “de Ondergrondwet” zijn enkele algemene definities voorgesteld waarmee een staat beschreven kan worden. Deze beschouwing is een aanvulling voor de bijzondere figuur van de democratische rechtsstaat. Het gaat hier meer om omschrijvingen en minder om precieze definities. Bestaande of nog te vormen democratische staten dienen die zelf in te vullen bij het opstellen van een grondwet.
Zoals ook in de Ondergrondwet gesteld zijn gedeelde waarden, verwoord in een dominante levensovertuiging een noodzakelijke voorwaarde voor het in stand houden van een staat, ook een democratische rechtsstaat. Vrijheid, gelijkheid en broederschap lijken fundamentele waarden voor een democratie. Het waren niet voor niets de eisen van de Franse Revolutie. Zij zijn echter ook het meest problematisch. Dit wordt nader onderzocht in de aparte beschouwing Over vrijheid, gelijkheid en broederschap
Wetten: verhoudingen tussen burgers, overheid en overige instituties
De staat regelt door wetgeving de verhoudingen tussen rechtspersonen: burgers onderling — waaronder gedrag in de openbare of semiopenbare ruimte –, burgers en de staat, burgers en overige instituties (organisaties, bedrijven), tussen overige instituties onderling en de hoedanigheden van en verhoudingen tussen de onderdelen van de staat: de staatsinrichting. Deze regels beperken de vrijheden van rechtspersonen en daarmee uiteindelijk altijd de burger in enigerlei hoedanigheid. Daarnaast regelt wetgeving de rechten en mogelijkheden van niet-burgers. Dit alles is een voorwaarde om het maatschappelijk verkeer in goede banen te leiden. Het is de kernfunctie van de democratische rechtsstaat.
Uitgangspunt bij alle wetgeving zou de “kleinste gemene deler” moeten zijn: Het minimum aan wetgeving dat een zo groot mogelijke vrijheid toelaat en voor zoveel mogelijk verschillende rechtspersonen gelijk is. Dus alleen wetgeving die discrimineert tussen inkomensklasse, sexe of welk kenmerk dan ook indien dat strikt noodzakelijk is en niet naar een zelfstandig orgaan gedelegeerd kan worden. Verder dient wetgeving zonder speciale hulp kenbaar te zijn voor mensen van middelbaar niveau, dient wetgeving over het geheel consistent te zijn en zo min mogelijk aan wijziging onderhevig. Wetgeving dient praktisch uitvoerbaar te zijn; er dienen voldoende middelen voor handhaving of uitvoering aan een wet gekoppeld te worden. Iedere inbreuk op deze uitgangspunten betekent een vermindering van vrijheid voor de burger. Een vrijheid die ook onder optimale omstandigheden niet erg groot is zoals in het volgende deel van dit drieluik betoogd wordt.
Wetten moeten gebaseerd zijn op de normen van de dominante ideologie (levensovertuiging) en wijzigingen daarin volgen. Indien dit niet het geval is ontstaan grote problemen bij het handhaven van de wet. Een proces dat uiteindelijk de wet ondermijnt.
In een grondwet zouden deze uitgangspunten voor wetgeving eenduidig moeten worden vastgelegd.
Democratie
Democratie staat tegenover autocratie, dictatuur, waarbij een persoon — feitelijk vaak een klein comité — ongecontroleerd de macht uitoefent. Democratie heeft weinig te maken met de uitoefening van de macht door het volk. Machtsuitoefening is alleen mogelijk vanuit een centraal punt en altijd hiërarchisch. Er is altijd sprake van een klein comité — de regering — dat de macht uitoefent. Democratie controleert de macht. In de meest uitgebreide vorm verkiest het democratisch orgaan de machthebber en kan die ook ontslaan, keurt wetten en het globale beleid voor een beperkte periode (begrotingswet) goed en controleert de uitvoering van beleid.
De kleinste eenheid van democratie is de dorps- of stamvergadering waar bepaalde burgers of stamleden, toegang toe hebben. Democratie van grotere groepen behoeven altijd enige vorm van afvaardiging. De zogenaamde directe democratie is een illusie. Bij organisaties, ook staatsorganen zoals gemeenten is dat het geval vanaf een bepaalde omvang, misschien al vanaf 1000 stemgerechtigden of minder. Lees daarover Over de wil van het volk
Parlementaire democratie wil zeggen dat de democratische functies worden uitgeoefend op het niveau van de natiestaat door een in vrije geheime, verkiezingen verkozen orgaan: het parlement. Parlementaire democratie kent vele vormen en heeft zich vanaf het jaar duizend (IJsland) ontwikkeld. Om te beginnen al door de vele variaties in wie kiesrecht heeft en wie zich verkiesbaar kan stellen. Daarnaast zijn er verschillende manieren waarop het keuzeproces kan zijn ingericht. In de loop der tijden ontwikkelde het zich van een systeem waarin alleen burgers met bezit, die belasting betaalden of een erkende belangrijke functie hadden aan verkiezingen of parlement mochten deelnemen naar een algemeen kiesrecht voor volwassen burgers. Op deze laatste toestand is aan te merken dat burgers die vooral middelen toegewezen krijgen evenveel stem hebben als degenen die de middelen moeten opbrengen.
Indien uitsluitend het bestuur van de staat (regering) en haar samenstellende eenheden democratisch verkozen en gecontroleerd wordt, maar andere belangrijke instituties niet is democratie onvolledig. Democratie staat door de aanwezigheid van andere, niet democratische maar machtige organisaties in het maatschappelijk speelveld aan uitholling bloot. Bij volledige democratie wordt het bestuur van alle belangrijke instituties — inclusief grotere bedrijven — democratisch verkozen en gecontroleerd door de verzamelde belanghebbenden.
Voor democratische organen van grote en complexe organisaties, in de eerste plaats de staat, is partijvorming gewenst. Politieke partijen, gericht op het organiseren van democratische vertegenwoordiging dienen een grondwettelijke status te hebben; de kiesdrempel dient in een minimumgrootte (groter dan 1 zetel) van partijen te voorzien. Daartegenover dient bij wet de interne democratie van politieke partijen gewaarborgd te worden.
In Nederland en misschien ook wel in andere landen zegt de grondwet dat parlementariërs “zonder last of ruggespraak” dienen te functioneren. Behalve dat dit door sommige auteurs als argument gebruikt wordt tegen partijdiscipline en daarmee de mogelijkheid van partijvorming überhaupt, lijkt de meer algemeen aanvaardde definitie dat eenmaal verkozen vertegenwoordigers moeten beslissen (al of niet in fractieverband) zonder zich iets te mogen aantrekken van wat de achterban vindt. Die komt pas in zicht als er verkiezingen zijn. Vermoedelijk, maar ik ben geen staatsrechtgeleerde, is het gewraakte artikel vooral een nadere invulling van het moeten dienen van het algemeen belang. Het verbiedt in de eerste plaats vriendjespolitiek, materieel voordeel in ruil voor politieke steun. Als dit om individuen gaat is dit vrij eenvoudig, er is dan sprake van corruptie. Gaat het om de bredere kiezersbasis van de verkozene dan wordt het bijzonder lastig en kan het niet verlangd worden. Integendeel, de verkozene zal zijn achterban moeten kunnen raadplegen. In de praktijk gebeurt dat ook.
Rechtspraak – de trias politica
De rechtspraak heeft zich vanaf de Franse Revolutie ontwikkeld van een ruime bevoegdheid voor de rechter — meestal de magistraat of koning of een persoon die direct verantwoording aan de heerser schuldig was —, gebaseerd op het vaststellen van schuld, tot een ambtenaar die de waarheid dient vast te stellen en dan volgens in de wet vastgelegde regels een uitspraak dient te doen. Het vaststellen van de waarheid is een lastige en vaak onbegonnen zaak, zeker als bij het onderzoek naar die waarheid allerlei beperkingen gelden, maar ook door de toenemende complexiteit van de wetgeving waarbij een steeds groter aantal soms onderling tegenstrijdige onderscheidingen van hoedanigheid worden gemaakt. Tenslotte kost het vaststellen van de waarheid vaak een grote hoeveelheid inspanning van politie, rechters en advocaten. Daardoor leidt of de kwaliteit van het recht schade, of kleinere zaken kunnen niet behandeld worden.
Vanuit dat gezichtspunt is de onafhankelijkheid van de rechter al een farce, hij is een soort gemankeerde politieambtenaar die wetten uitvoert in plaats van recht te spreken. Daarnaast worden rechters zoals alle hogere functionarissen van de staat gerekruteerd uit de hogere klassen en volgen aan dezelfde faculteiten hun rechtskundige opleiding als andere juristen. Dat maakt hun onafhankelijkheid al bij voorbaat ongeloofwaardig, zoals de rechter die meende dat een PVV-er geen rechter kon worden bevestigt.
Tenslotte is er in de strafrechtspleging het doel van heropvoeding voorop komen te staan. Dat vergt een enigszins empathische relatie tot de dader die de onafhankelijkheid zwaar onder druk zet. Echte onafhankelijkheid zal een illusie zijn. Zij kan verbeterd worden door betere wetgeving en het contact tussen partijen te anonimiseren. Wellicht is rechtspraak door Artificiële Intelligentie een oplossing. In ieder geval helpt de bomvrije rechtspositie van rechters niet. Op dit moment zijn zij verantwoording schuldig aan een uit de eigen gelederen gerecruteerd besturend orgaan. En dat alleen in het uitserste geval. Dat zou vervangen moeten worden door bijvoorbeeld een speciale commissie van de eerste kamer, ongeveer vergelijkbaar met de commissie die de veiligheidsdiensten controleert.
Vrije meningsvorming
Vrije meningsvorming is het fundament van democratie. Meningsvorming dient de waarheidsvinding en mag niet onderworpen zijn aan de wetten van het getal: elke redelijk beargumenteerde verschillende mening over een zaak van enig maatschappelijk belang dient een gelijke mogelijkheid tot uiting te krijgen in het publieke domein. Meningen zijn nooit neutraal maar altijd gekoppeld aan de levensovertuiging of een politieke keuze en zullen in het algemeen een plaats krijgen in een medium dat die levensovertuiging als grondslag heeft. De grondslagen voor een mediabestel dat aan de eisen voldoet dient in de grondwet geregeld te worden. Vrije meningsvorming is iets anders dan de door velen beleden “Vrijheid van Meningsuiting”. Zie onder andere De kruisiging van Charlie Hebdo.
Brrrr!! het artikel met kromme tenen en koude rillingen gelezen, druist in tegen mijn libertarische principes.
In het artikel staat ” Democratie staat tegenover autocratie, dictatuur,” volgens mij leid democratie juist naar dictatuur, macht corrumpeert!
Democratie is de dictatuur van de meerderheid die de minderheid met geweld hun mening opdringt.
Heb geen zin om alle argumenten aan te dragen maar lees bijvoorbeeld “Democracy – the god that failed” geschreven door prof. Dr. Hans Herman Hoppe.
Democratie lijkt mooi maar is het niet, werkt naar mijn mening alleen in kleine gezelschappen, verenigingen, kleine samenlevingen, waarbij je de keuze hebt om de club of gemeenschap te verlaten.
Bijvoorbeeld de visvereniging die je kunt verlaten als de meerderheid alleen op snoek wil vissen terwijl jij liever op baars vist.
Je stem (volmacht) aan een democratisch gekozen vertegenwoordiger geven, die dan met geweld (de overheid het monopoly op geweld zich toe geëigend) jou gaat vertellen wat je wel en niet mag, dat is toch wel het domste wat een persoon kan doen.
@Hans Vanwege mijn democratische inborst heb ik je reactie toegelaten hoewel die niet aan de eisen voldoet. Het druist in tegen je gevoel en zou leiden tot dictatuur. Dit zonder argumenten. Verwijzingen zonder citaat van een nobody tellen niet. Macht corrumpeert vaak maar een ongeordende maatschappij kan niet bestaan. Lees anders nog eens Over de wil van het volk
Beste Victor,
Het is maar een reactie en geen inhoudelijke hoogstaande scriptie he! Weet dat je reacties op prijs stelt en dat je weet dat je werk wordt gelezen.
mocht je behoefte aan argumenten hebben. Hiervoor heb ik verwezen naar het boek van Hans Herman Hoppe (beslist geen nobody).
Denk dat we het ook niet eens worden, lees graag jouw artikelen en visies, ben het er echter totaal niet mee eens, zelfs heel eng!
met vriendelijke groet!