De Ondergrondwet
Dit is het eerste deel van een drieluik. De andere delen zijn Grondslagen voor een democratische rechtsstaat en Over vrijheid, gelijkheid en broederschap
UPDATE: Een verbeterde versie is opgenomen in hoofdstuk 13 van Museum van de Waarheid.
Lees dat boek!
De huidige grondwet van de Staat der Nederlanden rammelt aan alle kanten en ontbeert goede definities. Er wordt niet gedefinieerd wanneer er sprake is van een staat, wat (wie) een burger is en zo ontbreken er nog meer belangrijke zaken. Daarover staat het nodige te lezen in NEDERLAND IS STUK (2). Om over het verdrag van Lissabon, de “grondwet” van de EU maar te zwijgen. De auteur is niet bekend met grondwetten van andere landen. Het is moeilijk voorstelbaar dat die even gebrekkig in elkaar zitten maar de hier gepresenteerde definities zouden van voldoende algemene aard moeten zijn om min of meer universeel te zijn en ook bij andere grondwetgeving bruikbaar.
Een grondwet zou het fundament moeten zijn van het bouwwerk van wetten. Het is zeer de vraag of dat in Nederland het geval is. Het is niet duidelijk of daar wel voldoende op getoetst wordt en kan worden door de Raad van State en de Eerste Kamer. De huidige grondwet ontbeert voldoende consistentie en bereik voor een dergelijke toetsing.
Sommige zaken zoals het koningshuis worden er tot in detail geregeld, andere zaken zoals politieke partijen blijven ongenoemd.
In deze ondergrondwet worden algemeen geldende definities gepresenteerd die bij de opstelling van grondwetten gebruikt kunnen worden. Om te beginnen een aantal definities die zodanig zijn opgesteld dat zij voor alle vormen van staatsinrichting geldig zouden moeten zijn.
De natuur
De natuur is alles dat in materiële zin bestaat en door de mens op enigerlei wijze gekend wordt. Dat zouden we de wereld kunnen noemen. Voor de primitieve mens is die natuur klein, hij kan slechts van een zeer klein deel van de aarde, wat zich daarin, daarop en daaromheen bevindt kennis nemen. De wereld van de ontwikkelde mens betreft de aarde als geheel. In algemene zin omvat de natuur de mens zelf, in praktische zin, in het dagelijks spraakgebruik, verstaan we onder natuur alle materiële zaken en verschijnselen buiten de mens (het sociale wezen) zelf die op enigerlei wijze voor het menselijk bestaan wordt gebruikt of door dat bestaan wordt beïnvloed. Omgekeerd beïnvloed en wijzigt de mensheid door haar levenswijze de natuur. Naarmate haar kennis en daardoor mogelijkheden groter worden (technologie) in toenemende mate.
Het leven
Leven is de verzameling van de dode natuur afgegrensde systemen dat zichzelf reproduceert. De systemen werken op elkaar en op de dode natuur in. Op dit moment zijn levende systemen uitsluitend organisch (gebaseerd op koolstofketens) van aard.
De mens – de persoon
De mens is een zoogdier (een dierlijk levend wezen, een mensendier) dat door middel van taal een samenleving, een geheel waarin taakverdeling plaatsvindt, vormt. De mens is alleen mens voor zover hij in staat is om zelfstandig zijn fysieke behoeften te bevredigen — lichamelijk noodzakelijke functies te vervullen — en aan de maatschappelijke communicatie deel te nemen waardoor hij rollen of functies in een samenleving kan vervullen. Onder die voorwaarden is er sprake van een mens. Men kan, ook om verwarring met het mensendier te voorkomen beter spreken van een persoon. De mens — persoon — verschilt door deze sociale en talige hoedanigheid fundamenteel van alle andere zoogdieren. Ontbreken deze vaardigheden in overwegende mate dan is er sprake van een mensendier. Die grens is niet onder alle omstandigheden precies aan te geven; er is een grijs gebied. Bij de geboorte mist het mensendier bovengenoemde vaardigheden. Het mensendier wordt persoon door invoeging (opvoeding, disciplinering) in een samenleving.
De samenleving
Samenlevingen kunnen van verschillende omvang zijn en op verschillende manieren functioneren. Een persoon heeft vaardigheden om te functioneren in een bepaalde, specifieke vorm van samenleving; over het algemeen de samenleving waarin hij is grootgebracht. Geplaatst in een andere samenlevingsvorm heeft diezelfde mens dat niet of in mindere mate.
Samenlevingen zijn er op gebaseerd dat de leden — personen — bekend zijn met en onderworpen zijn aan de normen van die samenleving. Normen zijn informele wetten, waaraan de personen dienen te gehoorzamen. Die normen zijn in taal uitgedrukt en worden tijdens de opvoeding van het mensendier overgebracht. Een gemeenschap van normen betekende van oudsher een gemeenschappelijke taal. In complexe omvangrijke samenlevingen kunnen dezelfde normen in meer talen zijn uitgedrukt.
Samenlevingen kunnen een zeer verschillende structuur en omvang hebben. Er is een relatie tussen de mate van taakverdeling en de complexiteit van de samenleving. Groei en differentiatie is alleen mogelijk als de talige communicatie wordt vastgelegd in schrift. Dit feit op zich leidt al tot nieuwe rollen: de schrijver, schriftgeleerde. Primitieve samenlevingen werken vrijwel uitsluitend met mondelinge overdracht, ondersteund door enkele symbolen. De vorm van samenleven kan evolueren door natuurlijke of van naburige samenlevingen afkomstige gebeurtenissen die op haar inwerken.
De levensovertuiging
In het algemeen vindt het overbrengen van normen plaats in een samenhangend verhaal dat leidt tot een levensovertuiging of ideologie. Daarvoor is een autoriteit noodzakelijk die daarop toeziet en gehoorzaamheid kan afdwingen; die autoriteit en haar vertegenwoordigers nemen in het verhaal een belangrijke plaats in. Al in een vrij primitief stadium wordt de rol van autoriteit door bepaalde personen vervuld. Een warlord, ridder, alfamannetje. Ouders vervullen die rol tijdens de opvoeding. In de loop van de historie wordt de autoriteit gesplitst: enerzijds is er de abstracte, symbolische autoriteit van het collectief, gesymboliseerd in een god of systeem, anderzijds is er de concrete autoriteit van de staatsmacht.
De staat
Er is sprake van een staat als een samenleving normen schriftelijk vastlegt in de vorm van wetten en daarbij ook het recht op het gebruik van geweld en de overdracht van heerschappij over de samenleving regelt. Dat laatste zodanig dat geen fysieke strijd over opvolging plaats hoeft te vinden. Dat blijft overigens regelmatig het geval.
Een staat strekt zich uit over een afgegrensd gebied dat tegen ongewenste indringers beschermd wordt. Een staat kent een specifieke, niet willekeurige vorm van samenleving als dominante vorm; de grondslag van haar wetten. Andere vormen van samenleving met andere normen kunnen daarbinnen onder voorwaarden functioneren. Is er sprake van een grote talige, normatieve en culturele homogeniteit dan is er sprake van een natiestaat. De staat kent, naast handhaving van haar grenzen als belangrijkste functies wetgeving, rechtspraak/handhaving van wetten, handhaving van de autonomie. Bij veel staten is collectieve bescherming of beheersing van de natuur (bevloeiing of bescherming tegen overstroming bijvoorbeeld) een belangrijke taak.
De wereld
De wereld — de mensenwereld — is het geheel van staten, dorpen, stammen enzovoorts die op enigerlei wijze met elkaar in verbinding staan. Door oorlog, handel of anderszins. Voor zover bijvoorbeeld stammen geen kennis van elkaars bestaan hebben is er sprake van meerdere werelden. In het geval van onze moderne beschaving omspant die wereld nagenoeg het gehele op aarde levende of daarvan afkomstige mensdom. Nagenoeg, want het valt niet uit te sluiten dat er te eniger tijd nog een nieuwe stam ontdekt wordt. Een dergelijke ontdekking voegt de ontdekte stam wel toe aan onze wereld maar maakt die stam daar nog geen onderdeel van: die stam kent onze wereld (nog) niet.
De burger
Burgers zijn personen die voldoen aan de wettelijke eisen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving in een staat. Burgers hebben wettelijke verplichtingen en rechten. Zij hebben een formele identiteit, een nationaliteit, behorend bij een specifieke (natie‑)staat. De normen waarop de wetten van de staat zijn gebaseerd moet de burger zich eigen gemaakt hebben. Het is mogelijk dat het staatsburgerschap wordt uitgereikt aan personen die daarvoor niet kwalificeren: die zijn ten onrechte staatsburger.
De inwoner
Inwoners zijn personen die binnen de staatsgrenzen hun vaste verblijfplaats hebben en tot dat verblijf gerechtigd zijn. Alle burgers hebben dat recht; anderen dienen over een verblijfsvergunning te beschikken. Aan een dergelijke vergunning zullen voorwaarden verbonden zijn.
De bezoeker
Bezoekers zijn personen die tijdelijk binnen de staatsgrenzen aanwezig zijn en daar gerechtigd toe zijn. Afhankelijk van de verhouding met de staat waar de bezoeker burger van is kan daarvoor een vergunning nodig zijn.
De aanwezige
Aanwezigen zijn alle personen die zich op enig moment binnen de staatsgrenzen bevinden. Aanwezigen die niet onder de eerder genoemde categorieën vallen zijn illegaal, indringer.
Aanvulleningen voor een democratische rechtsstaat
Om te kunnen spreken van een democratische rechtsstaat zoals Nederland zou moeten zijn maar steeds minder is, dient een aantal instituties onderdeel uit te maken van de staat die aan minimale voorwaarden voldoen en dienen een aantal andere rechten en plichten in de grondwet opgenomen. Dit wordt in Grondslagen voor een democratische rechtsstaat apart onderzocht.
Voor het ontstaan en voortbestaan van de democratische rechtsstaat is de dominantie van een passende levensovertuigingen noodzakelijk met morele waarden die ten grondslag kunnen liggen aan een democratische rechtsstaat. Een kritische beschouwing hierover is te lezen in Over vrijheid, gelijkheid en broederschap