Na het lezen van Martin Bosma’s “De schijn–élite van de valse munters” wilde ik de Kadt zelf lezen, ook omdat hij volgens sommige criticasters selectief door Bosma geciteerd en zo misbruikt werd. Zo ben ik nu bezig met
Jacques de Kadt, “Het fascisme en de nieuwe vrijheid” (1939).
Als vervolg op Een stukje de Kadt en Nog een stukje de Kadt hier nog een stuk, onder de door mij bedachte subtitel: “Wat er juist is aan het fascisme”
Als het fascisme streeft naar het doen domineren van het gemeenschapsbelang boven het particulier winstbejag, is het dan iets ergs of iets onbegrijpelijks, dat deze ‘anti-kapitalistische Sehnsucht’ weerklank vindt? Erg is dan alleen, dat de socialisten, waar zij regeerden of invloed op de regeringen hadden, niet zó zijn opgetreden, dat zij de indruk maakten, gemeenschapsbelang boven particulier winstbejag te stellen en de winstschrapers te durven aanpakken. Zo is het ook normaal, als het fascisme zich verzet tegen een dictatuur van de hand-arbeiders, van het industrie-proletariaat, van het minst gecultiveerde deel der bevolking over de rest der bevolking. Voor zover de socialisten dit nog niet inzien, moeten ze het leren, eer het te laat is. Maar het fascisme als middenstandsbeweging is evenmin een pathologische beweging, als het fascisme als beweging gericht tegen de productie om de winst. En evenmin pathologisch is het fascisme als verzet tegen de overheersing van het comfortabele levensideaal, als beweging, die tegenover het comfortabel leven het heroïsch leven stelt. Lees verder →