Gramsci, een anti-revolutionaire marxist
Antonio Gramsci is misschien wel de interessantste en meest moderne Marxist. Hij heeft met nagenoeg alle belangrijke marxisten uit de periode 1915-1925 contact gehad, gecorrespondeerd of anderszins gepolemiseerd. Hij was de leider van de Italiaanse communisten voor WOII en werd door Mussolini eind jaren 20 gevangen gezet. In 1937 overleed hij in een gevangenisziekenhuis. In de gevangenis schreef hij de “Gevangenis Notitieboeken”. Hij is van belang voor de uitdieping en precisering van de Marxistische theorie en filosofie en heeft richting gegeven aan de te volgen politiek door communistische partijen. Hij is een belangrijke bron voor het z.g. Eurocommunisme dat de Italiaanse en later de Franse communistische partijen in de jaren 70 en 80 hebben gepraktiseerd. De kern daarvan was het loslaten van de idee van de (wereld)revolutie. In plaats daarvan moest gestreefd worden naar (lokale) ideologische hegemonie. Zijn theoretische bijdragen worden vooral gevormd door polemieken met andere theoretici die fouten maakten bij de interpretaties van het gedachtengoed van Marx. Daarbij baseert Gramsci zich op de 11 stellingen over Feuerbach, waarvan de 11e de beroemdste is: “Filosofen hebben tot nu slechts geprobeerd de wereld te begrijpen. Het komt er op aan die te veranderen.”
Historisch Materialisme
Deze stellingen beschrijven de Marxistische filosofie: het historisch materialisme. De kern van deze filosofie is dat de wereld het resultaat is van de historie; aan alles wat daaraan vooraf ging. Dat levert vooral een probleem op als men niet in de gaten heeft dat dit ook geldt voor de beschrijving van of de ideeën over de wereld. Ook die zijn het resultaat van de geschiedenis. Dat geldt voor de meer algemene ideeën (ideologieën) over de wereld, waaronder godsdienst, wetenschap en de filosofie zelf. Het geldt ook voor het individuele subject, de persoonlijkheid. Die kan niet gezien worden als een geest of ziel die als onafhankelijk gegeven een lichaam bewoont, maar is eveneens het resultaat van een concrete geschiedenis, opvoeding en disciplinering. Het lastige aan deze dialectische of reflexieve opvatting is dat zij ook geldt voor de Marxistische, historisch materialistische filosofie en daarop gebaseerde kennis en inzichten zelf. Deze opvatting laat ook expliciet ruimte voor verschillen in ontwikkeling. De wereld, culturen en mensen verkeren op het zelfde moment niet in dezelfde toestand. De een kan nog in een middeleeuws stelsel leven terwijl elders een geavanceerd kapitalisme heerst.
Onder kapitalistische marktverhouding doet de wereld zich voor als “objectief” gegeven. Op de markt verschijnen de waren als objecten met eigenschappen. Van hun ontstaansgeschiedenis weet de koper niets. Er schijnen zelfs mensen te zijn die niet meer weten dat melk van een koe komt. Dit geldt ook voor de blik waarmee de kapitalist, de “werkgever”, naar de arbeider of “werknemer” kijkt: als een wezen dat, voorzien van bepaalde eigenschappen en kundigheden min of meer uit de lucht komt vallen. En liefst ook als een object dat men kan afdanken en verruilen voor een ander als het niet bevalt. Terzijde: deze blik maakt ook het vervangen van een werker door een automaat mogelijk. Deze objectivering van de wereld breidt zich als vanzelf uit naar andere gebieden, en staat aan de basis van de moderne wetenschap. Uiteindelijk denkt de mens over zichzelf als “objectief gegeven”, alsof hij over onverklaarbare geestelijke en andere gegevenheden beschikt die zijn persoonlijk eigendom (en dus verdienste) zijn. Dat zijn persoonlijkheid een onder alle omstandigheden consistente vorm van zelfbewustzijn met een van niets en niemand afhankelijke vrije wil is.
De objectieve werkelijkheid is onkenbaar
Gramsci gaat de strijd aan tegen dit idee dat er een van de kennis en waarneming onafhankelijke, objectieve werkelijkheid bestaat. Daarmee bedoelt hij niet dat er geen werkelijkheid buiten de mens is, maar dat wat daarover door die mens wordt benoemd, dat wil zeggen ter kennis komt, het enig kenbare is. Volgens Gramsci kan er tegenover de “subjectieve” kennis geen “objectieve werkelijkheid” geplaatst worden als uiteindelijk mogelijk te kennen absolute waarheid. De waarheid van kennis wordt slechts bepaald door de praxis: de effecten van handelingen die men op grond van de kennis verricht en waarvan de resultaten in meerdere of mindere mate overeenstemmen kunnen zijn met datgene wat men verwachtte te zullen waarnemen. Naarmate dat effect meer met de verwachting overeenstemt is het waarheidsgehalte groter. De absolute waarheid over de werkelijkheid is niet te vatten.
Dat deze epistemologie zijn eigen ontstaan, bestaan en ontwikkeling moet verklaren levert moeilijkheden op. Een dergelijke verklaring vergt in wezen weer zelf een verklaring en dat tot in het oneindige. Uiteraard is zo’n regressie in absolute zin onmogelijk en zal men in de praktijk slechts concrete stappen vanuit een wisselend perspectief kunnen zetten. Dit is de kern van het kritisch beschouwen en van de dialectiek. Waarbij men in een soort spiraalbeweging tot steeds juistere inzichten komt. Die, als gezegd slechts een hogere mate van juistheid en nooit een absolute, objectieve waarheid kunnen worden. Ook deze kennis wordt uiteindelijk, zoals hierboven gesteld, afgemeten aan de praxis. In dit geval het handelen van de “filosoof” die de wereld probeert te veranderen en daar al of niet in slaagt. Het betekent dat het historisch materialisme een fundamenteel open denksysteem is. Dat zich steeds zal moeten afstemmen op en toetsen aan de veranderende (sociale) werkelijkheid.
Volgens Gramsci leidt iedere beschouwingswijze die daarvan afwijkt, bijvoorbeeld door een objectieve werkelijkheid los van het kennend subject voor te stellen tot vormen van idealisme of dualisme, waarbij het kennend subject vrij zwevend boven “de werkelijkheid” blijft hangen. Een werkelijkheid die als het ware zijn eigen gang gaat en wel gekend maar niet bewogen kan worden.
Op deze wijze beschouwd is het onderscheid tussen sociale en natuurwetenschappen minder groot dan men wel eens denkt. Alleen is het waarnemen van voortdurend wijzigende en onder invloed van die kennis onmiddellijk veranderende sociale systemen veel lastiger. Maar het is wel die kennis die Gramsci in de eerste plaats bezig houdt.
Hij verzet zich daarbij aan de ene kant tegen het economisme van Bucharin (een van de leiders van de Communistische Partij Rusland, later vermoord door Stalin) waarbij de economische basis zijn eigen objectief gegeven wetmatigheden volgt en de bovenbouw daar slechts een “afspiegeling” van is en aan de andere kant tegen het idealisme van Croce (Italiaanse socioloog en tijdgenoot van Gramsci, voormalig Marxist en van betekenis voor het aan de macht komen en blijven van Mussolini) waarin de werkelijkheid wordt voorgesteld als voortkomend uit een objectieve “eeuwige” logica, als beantwoordend aan een essentie, die door het kennend subject ontdekt moet worden.
Hegemonie
Gramsci wees revolutie en gewapende strijd af als methode om in de ontwikkelde kapitalistische landen de macht van de bourgeoisie te breken en de lagere klassen aan de macht te brengen. Dit omdat de moderne staten meer rusten op het tot stand brengen van consensus, tot een vrijwillige medewerking van de ondergeschikten aan het geheel. Daarbij is het gebruik van geweld slechts het uiterste middel. Dit in tegenstelling tot de situatie in Rusland, waar een totalitair tsaristisch regime heerste. In plaats daarvan moest gewerkt worden vanuit het model van een symbolische loopgravenoorlog waarbij het er om ging de eigen ideeën over de inrichting van de maatschappij en de daarbij behorende waarden en cultuur tot de algemeen heersende ideeën te maken. Deze oude en nieuwe consensus, het overheersen van een bepaalde ideologie, is wat hij verstond onder hegemonie. Dat de op Marxistische filosofie en kennis gebaseerde opvatting over de inrichting van de sociale werkelijkheid de belangrijkste, de heersende opvatting wordt. Dit in plaats van het liberalisme, de vrijemarkt-ideologie. Daarbij spelen niet alleen ideeën over de inrichting van de economie een belangrijke rol, zoals bij vrijwel alle communistische en socialistische stromingen maar ook het rechtssysteem, het geloof en de cultuur.
Uiteraard gaat ook dit niet zonder strijd, maar het is in de eerste plaats een strijd van ideeën en die zou, mits daar in de democratie en de media voldoende ruimte voor is, zonder al te veel geweld gestreden moeten kunnen worden. Aan deze voorwaarden blijkt helaas in steeds mindere mate te worden voldaan. Je zou ook kunnen zeggen dat de heersende neoliberale denkbeelden hun greep op het denken verder versterkt hebben.
Absoluut humanisme
De mensopvatting van Gramsci staat haaks op die van het moderne humanisme, waarbij de mens een atomair subject is dat zich vrij door de maatschappelijke ruimte beweegt die ontstaat doordat al die individuen een “maatschappelijk contract” (Rousseau, Locke: “contract social”) hebben gesloten met als hoofdwet de gouden regel. Voor Gramsci is het individu het unieke product van de opvoeding en daarna van de ontwikkeling in een samenstel van maatschappelijke rollen die dat individu vervult. Aangezien dat proces niet opeens ophoudt en die rollen in de loop van het leven veranderen is het individu als constant hetzelfde subject een illusie. Hierin volgt hij Marx’ zesde stelling over Feuerbach: “Het menselijke wezen is niet een de mens bewonende geest, maar het in hem samenkomende stel maatschappelijke verhoudingen” (weergave VO). De vrijheid van het individu is niet absoluut maar gebonden aan zijn omstandigheden en met name ook de (zelf)kennis daarvan. De wil tot het verbeteren van die kennis zou de belangrijkste motor kunnen en moeten zijn om tot betere maatschappelijke verhoudingen te komen. Het is deze opvatting die Gramsci “absoluut humanisme” noemt.
Intellectuelen, de moderne prins
De belangrijkste vraag die overblijft is hoe die nieuwe hegemonie georganiseerd raakt, ontstaan kan. De rol van intellectuelen is daarbij van groot belang. Gramsci verwerpt het voorhoedemodel waarbij de partij uiteindelijk de macht grijpt als voorhoede van het proletariaat en, maar daar is hij minder expliciet in, die partij gezien wordt als een hoofd, als een subject, waarin op zich ook weer een hoofd aanwezig moet zijn in de vorm van een leider. Veeleer ziet hij een collectief, dat het over de algemene richting eens is zonder daarbij meningsverschillen uit de weg te gaan of te onderdrukken en dat als taak heeft zich op organische wijze uit te breiden door de onderliggende groepen (als eerste het proletariaat) op te voeden en te onderwijzen. Dat collectief opereren betekent dat de individu zich expliciet opstelt als deelnemer en niet het individuele auteurschap en daarmee aandacht en macht voor zijn individuele persoon opeist. Dit beeld ontleent hij aan Machiavelli’s “prins” als ideale, wijze machthebber. Dit betekent dat in ieder geval binnen deze prins democratie heerst. Over waar en hoe dit collectief zou moeten ontstaan is hij minder uitgesproken. Het lijkt dat die in de eerste plaats gerekruteerd zouden moeten worden uit intellectuelen die voor het kapitalisme en haar hegemonie zijn opgeleid maar daarbinnen al of niet vanwege een kritische houding niet goed kunnen functioneren.
Kritische verwerking
Het is noodzakelijk, juist ook volgens de leer van Gramsci zelf, om zijn beschouwing kritisch door te werken. Met de veranderde maatschappelijke omstandigheden als belangrijkste factor. Voor Gramsci was het bestaan van het proletariaat min of meer een dogma. Hij heeft het ook vaak over de onderliggende groepen of klassen maar bedoelt daarmee in feite hetzelfde: de groep op wie de activiteiten van de socialistische intellectuelen zich moeten richten en waarbinnen uiteindelijk de hegemonie tot stand moet komen. Vanuit zijn ervaring en positie lijkt dit inderdaad vanzelfsprekend. Of klassen behalve als strikt economische categorie in het hedendaagse kapitalisme nog bestaan is zeer de vraag. Dit is onderwerp van een aparte beschouwing. Vooruitlopend daarop kom ik met de suggestie om als doel van kritische activiteit niet de onderliggende groepen te kiezen maar de heersende elite. De kans de heersende ideologie van die elite te transformeren lijkt mij op zijn minst gelijk, zoniet groter dan de kans dat er onder de huidige omstandigheden nog een tegenbeweging vanuit de onderliggende groepen kan worden georganiseerd die in staat is het kapitalisme op een constructieve wijze te transformeren.
Bron: The Gramscian Moment, Peter D Thomas, (Brill) Leiden 2009
Gaat mijn pet te boven. Vind je Gramsci niet een beetje te lang geleden, evenals Marxisme? Het hele frame van het marxisme – met al zijn eigen termen – heeft uiteindelijk niet tot echt goede analyses geleid, vind ik. Ikzelf ben blij met mijn destijdse besluit om Marx volkomen te gaan negeren.
Een nogal dubbele boodschap. Aan de ene kant gaat het je pet te boven, aan de andere kant wil je het negeren want oud en der dagen zat. Ik heb overigens geprobeerd het in zo eenvoudig mogelijke woorden uiteen te zetten maar ben daar kennelijk voor jou niet in geslaagd.
Een analyse is nooit “absoluut goed” precies daar begint het al. Er bestaat geen objectief ware wetenschap (of kennis). Er bestaat kennis die beter of slechter werkt. Marxistische analyses zijn zeker voor sterke verbetering vatbaar, maar de vraag is of het op dit moment niet (nog steeds) de beste zijn. Zoals ik schrijf is de belangrijkste kritiek te leveren op de hoedanigheid van het proletariaat. Bestaat het wel (of nog) als “klasse” of is het slechts een economische categorie. En zo het bestaat heeft het dan de potenties en kwaliteiten die er aan worden toegeschreven? Of kan het die ooit krijgen? Marxisme zonder proletariaat kan dat? Volgens mij wel.
Hoi V.,
Het is je gelukt ! Het blijft moeilijk te lezen /begrijpen omdat je enige voorkennis vooronderstelt, maar het betoog als zodanig, je doorlees-ervaring, is goed te volgen. Het opvoeren van de namen Bucharin en Croce ligt niet [meer ?] voor de hand en leidt terecht tot kritiek van @pvanlenth. Het gaat om de theoretische posities die zij innamen [ d.w.z. in welke tradities zij zich plaatsten; wat zij ánders dachten] en dat kun je dan beter uitschrijven, plus de verwerping van Gramsci scherper formuleren. Of dit weglaten, als zijnde niet essentieel.
Wat je straal negeert is dat Gramsci onder censuur heeft moeten schrijven en beperkte empirische bronnen tot zijn beschikking had. Hij zat in de bajes van Mussolini. In die situatie heeft hij meer metaforen moeten gebruiken dan hem lief was, dan mij ook lief is. Verwijzingen naar klassen moesten vermeden worden, dat werden ‘sociale groepen’. Zo wordt ook de positie van de intellectuelen en de partij [ van intellectuelen ?] in haar praxis goed beschreven, maar de ‘geconstrueerde’ verwijzing naar Machiavelli met “Il Principe” is [wat mij betreft] vooral ook om redenen van acceptatie door de censuur ontstaan. Ik zie veel quotes bij Gramsci die juist wel op een “vigilance” wijzen. En defacto is de Communistische Partij van Italië zo goed als geëelimineerd op het moment van schrijven – en bevinden zich de massa’s onder de hegemonie van het fascisme en haar massabewegingen op alle sectoren van de maatschappij [ jeugd, kerk, welfare-staat, leger]. Dat maakt je opmerking over [on]geweldadigheid van sociale strijd als centraal thema in Gramsci’s denken een onbewezen stelling. Hoewel ik niet ergens gelezen heb dat Gramsci een blauwdruk had voor de omverwerping van de Mussolini-administratie, zinspeelde hij er wel op dat de repressie niet zomaar van binnen uit te ‘contra-hegemoniseren’ zou zijn. Hij stierf en hield op met schrijven voordat de WW II uitbrak, voordat zelfs de FIAT-tanks en vliegtuigen van de lopende band afrolden voor de Abbesijnse koloniale oorlog [1936-1939] en interventies in de Burgeroorlog in Spanje tussen de linkse Republiek en Franco c.s..
Je zou kunnen zeggen dat zijn ‘Utopie’ van de verschuiving van de klassenstrijd ten voordele van ‘links’ juist bewaarheid is geworden door het ‘capitulatie’-dividend van het door de Amerikanen onderworpen Italië van 1944. Het geweldsmonopolie ging over naar de geallieeerde bezetters, die naarstig naar ‘goede’ kaders op zoek gingen voor een voorlopig bestuur. Ik weet te weinig van deze periode in Italië om te kunnen verklaren waarom de bordjes zo snel verhangen konden worden. Het is het land waarin de Communistische Partij in 1 keer kon doorstoten naar bijna 50%, op basis van bewezen [of vermeende] verdiensten in het Verzet en in regionale besturen.
Centraal punt in het Italië van Gramsci was het probleem van de de onheldere klassenverhoudingen op het agrarische platteland [ de meerderheid van de bevolking]. Kleine agrariërs die zich niet op ‘links’ orienteerden, maar politiek gesproken 1 front met de ‘bazen’ en -vooral- met de clerus maakten tegen ‘links’ [ dat immers hun landjes zou ‘onteigenen’]. Seizoenarbeiders die periodiek wel tegen de bazen te hoop liepen, maar geen verbinding konden leggen met bredere maatschappelijke ontwikkelingen en in hun ongerichte woede een prooi voor fascistische organisatievormen werden. De kleinburgerlijke ‘traditionele’ intellectuelen en renteniers in de provinciesteden waren evenmin als progressieve krachten te beschouwen. Het lijkt er op dat de ‘mobilisatie’ van deze facties onder het fascisme [ en hun inschakeling in de bijbehorende corporatistische oorlogsindustrialisatie en planmatige voedselproductie] de ‘objectieve’ voorwaarden heeft verschaft voor een herschikking van de klassenstructuur voor het Italië van na ’44. De maatschappelijke “Revolutie over Rechts” kon ‘overgenomen’ worden door ‘goede’ en ‘onbeschreven’ kaders uit het [ overwegend communistische] verzet en de locale, lagere, niet of nauwelijks gecorrumpeerde clerus.
Als je Gramsci als philosoof of marxistisch teoreticus voorop stelt, in plaats van de antropoloog van zijn tijd – die hij ook was – , in plaats van de onderzoeker van de concrete ‘transities’ die zich in zijn tijd aftekenden [ en inderdaad ‘voorspeld’ waren door Marx c.s. ], dan maak je hem kwetsbaar voor kritieken als die van @pvanlenth [“oud bier”]. Terwijl de kwaliteit van het ‘historisch bierbrouwen’ juist ‘bewezen’ kan worden in de Italiaanse praxis, die Gramsci meemaakte, waarop hij [gedwongen] reflecteerde en die hij ‘voorzag’.
Gramsci is nog steeds de inspiratiebron voor veel mensen, zelfs door Syriza-woordvoerders wordt hij ‘en public’ geciteerd. Gramsci gaf een konkreet, ‘menselijk’ gezicht aan een denkbare ‘omwenteling’ van een oud-rechts, enigszins verstard kapitalisme naar een sociaal democratische maatschappijformatie. Een ‘vertaling naar onze tijd’ vraagt behoedzaamheid en historisch bewustzijn. Neo-lib heeft in ruim 40 jaar haar eigen “lompenproletariaat” gecreëerd, heeft een nieuwe laag ‘intellectuele rekenmeesters’ geschapen, vele nieuwe prinsjes en prinsessen in het zadel van de ‘bekendheid’ en ‘uitstraling’ geholpen, alle dagelijkse consumpties van de westerse middenklasse ingevuld, de ‘hegemonie’ verworven in het denken van relatief veel meer ‘consumenten/vrijburgers’ dan in Mussolini’s tijd voor mogelijk werd gehouden. Maar Gramsci is wat mij betreft wel de ‘laatste’ gevestigde coryfee van links die er in geslaagd is de mechanismen van een “coup d’état” door ‘linksmenschen’ geloofwaardig te funderen – en te beschrijven. Hii voldoet tenvolle aan Marx adagium :
“Filosofen hebben tot nu slechts geprobeerd de wereld te begrijpen. Het komt er op aan die te veranderen.”
Noot bij vorige bijdrage F. K.
The failure of the workers’ councils to develop into a national movement led Gramsci to believe that a Communist Party in the Leninist sense (= voorhoedepartij) was needed. The group around L’Ordine Nuovo declaimed incessantly against the Italian Socialist Party’s centrist leadership and ultimately allied with Bordiga’s far larger “abstentionist” faction. On 21 January 1921, in the town of Livorno (Leghorn), the Communist Party of Italy (Partito Comunista d’Italia – PCI) was founded. Gramsci supported against Bordiga the Arditi del Popolo, a militant anti-fascist group which struggled against the Blackshirts.
Ha F, je beschrijving van de concrete politieke ontwikkelingen in voor en na-oorlogs Italië zijn interessant maar raken niet de kern van mijn belangstelling voor Gramsci, en het was ook niet het project dat hem in de gevangenis bezig hield. Dat was de theoretische en filosofische onderbouwing van een andere vorm van “strijd” door hem in eerste instantie loopgravenoorlog genoemd en waarin het vraagstuk van (het “veroveren” van) de hegemonie de hoofdrol speelt. En dat is ook precies wat hem volgens mij nu nog actueel maakt. Het is dan ook goed mogelijk dat hij met de kennis van 1935 in 1921 een andere koers had gekozen dan die jij in je voetnoot beschrijft. Ik meende verder dat ik de historische namen slechts heb opgevoerd als vertegenwoordigers van stellingen die Gramsci bestreed en die ik wel omschrijf. Het lijkt me wel van belang omdat beide stromingen nog steeds een rol spelen. Het hedendaagse debat binnen Marxistisch links in de US en UK wordt nogal overheerst door de economisten.
Nog even @Peter: Kom maar op met je betere analyse zou ik zeggen. Misschien ook wel lastig want ik maak uit je woorden op dat je die van Marx niet erg goed tot je hebt genomen, dan wel hebt kunnen nemen.
@Victor., het gaat niet om mijn analyse als alternatief voor die van Marx. Het is ook al niet zo dat mijn woorden over Marx onjuist zijn als mijn analyse afwezig blijft of minder is. Het gaat mij erom dat ‘we’ verder komen als we net doen alsof Marx nooit heeft bestaan of nooit Das Kapital heeft geschreven. Door alle aandacht aan zijn theorie hebben we gewoon een hele hoop kostbare tijd verspild (en zijn bovendien een hele hoop mensen om het leven gekomen). De concepten die hij neerzette, met alle terminologie die erbij hoort, zijn sterk bepalend voor het denken. Ik durf te stellen dat men beter kan denken als men Marx nooit heeft gelezen. Dus eigenlijk is ‘ongeletterdheid’ dan een voordeel. In elk geval ga ik Marx ook nooit meer lezen. Het blijft bij wat ik ooit van hem gelezen heb. 🙂
@Peter Een dergelijke redenering is beneden je niveau. Je kunt op die manier zonder argument iedere jou niet welgevallige denker afserveren. Bijvoorbeeld Dennett, die ook al niet makkelijk te begrijpen lijkt. Dat wil overigens niet zeggen dat je verplicht zou zijn om iedere obscure denker aandacht te geven. Hoewel ik als ik iemand verder wel behoorlijk scherp vind geneigd ben om als hij een denker naar voren schuift daar enige kennis van te nemen. Zo heb ik mij op verzoek van @aanklacht wel eens bezig gehouden met de verwarde geest van wijlen Jan(?) Vis. Serieuze argumenten ingebracht. Tevergeefs. Wat mij betreft hoef je je trouwens niet met Marx bezig te gaan houden. Ik heb in bovenstaand geprobeerd om met zo min mogelijk jargon een aantal zaken uiteen te zetten. Misschien kun je aangeven wat er zo moeilijk aan is.
@Victor, beneden mijn niveau? Ik ben bang dat het mijn niveau is. 🙂
Maar ik neem de uitdaging wel aan, hoor. Eerdaags op mijn eigen blog lijkt me wel een goede plaats, maar hier alvast een voorproefje.
Als ik bijv. kijk naar de ontwikkeling van de psychologie (http://nl.wikipedia.org/wiki/Tijdlijn_psychologie) dan zie ik nogal wat voor mij bekende namen voorbijkomen. Maar over die mensen leerden we slechts de kern van wat zij betekenden, bijv. dat Gall een van de grondleggers van de frenologie was. In de frenologie werd het de gewoonte om persoonlijkheidskenmerken te associëren met schedelkenmerken. Het is maar goed ook dat psychologiestudenten niet werden gedwongen het hele oeuvre van Gall te bestuderen. Het zou zonde van hun tijd en energie zijn geweest, maar voornamer, het zou hen misschien wel op het idee hebben gebracht dat Gall de juiste weg naar waarheidsvinding bewandelde.
Ik beschouw Marx’ ideeëngoed idem als een onjuiste weg voor wie de waarheid wil vinden. Zijn model is in de kern een foute gebleken. In de 19e eeuw leek het erop dat zijn model juist was, maar anno 2000 is in grote delen van de wereld geen sprake van klassen (zoals hij dat definieerde) terwijl er evengoed problemen spelen. Een model dat ervan uitgaat dat er klassen bestaan heeft onder omstandigheden een zekere voorspellende waarde, maar da’s slechts toeval, zo meen ik. Andere modellen zijn gewoon beter. En zo’n ander model bedenken gaat nu eenmaal moeilijker als je door professoren eerst volledig overtuigd/gedwongen bent dat het Marxiaans model superieur is.
Ik ben benieuwd. Maar… in de kern kijkt het M naar de sociale werkelijkheid als een zich ontwikkelend geheel, waarbij ook de kennis daarvan voortdurend moet worden aangepast. Dat is een essentie die nogal eens verloren gaat en juist door Gramsci boven water werd herhaald. Het klassenbegrip is verder allereerst een economisch van aard en als zodanig bestaat er ook nog steeds een proletariaat. Dat dat nu heel anders is samengesteld en niet meer de politieke potenties heeft die het in de tijd van M had (of leek te hebben) staat buiten kijf. Maar dat maakt zijn inzichten in de werking van het kapitalisme als economisch stelsel niet minder waardevol. Behoorlijk wat (politieke) economen grijpen terug op Adam Smith en soms Ricardo. M was toch echt een stap verder. Wat de waarde van een auteur uit het verleden is, is niet zo eenvoudig vast te stellen.
Het blijft een hele klus, deze Gramsci colomn en zo vraag ik mij af, waarom? Het marxisme is als politieke strijd volledig afgeschreven, al blijft materialisme hier en daar wel actueel en dat dan in een wetenschappelijke context.
Ik moest het verhaal een keer of drie nauwkeurig doorlezen en dan nog blijven er onduidelijkheden.
Is het verlaten van een wereldrevolutie als ideaal niet al onder Lenin geschied? Gramsci herhaalt wat eerder al was vastgesteld. Maar ook de historiche materialisme opvatting van de marxisten (Voor zover je daarover kan spreken.) was al bij de uitvinding door verschillende filosofen als onjuist gekarakteriseerd en speelt in de huidige geschiedenisbeoefeningen voor zover ik weet geen enkele rol meer.
Uiteraard is de ontwikkeling van de persoonlijkheid, de identiteit sinds jaren bekend terrein (Erik Erikson).
Waarom zou de kennende mens niet proberen een beetje boven de werkelijkheid te staan? Door de werkelijkheid objectief te beschouwen wordt ons inzicht stellig vergroot. Wel oppassen voor onjuiste inzichten en blijven oppassen voor vooroordelen, politieke valkuilen en dergelijke, maar dat hoef ik in deze kring niet te benadrukken.
Politieke partijen zijn de laatste honderd jaar geevolueerd tot echte instituten. Zij beheersen de politieke agenda. En daar is weinig tegen!
Zo´n concept als proletariaat is echt uit de tijd, was het ooit werkelijkheid? Je kunt er op de huidige agenda echt niets meer mee.