Er was eens een Kleine Koning van de Mening. De Kleine Koning van de Mening had een eerbiedwaardige leeftijd. En eens in de zoveel tijd vond hij het wel passend om zijn verjaardag te vieren. Zo ook zijn 130e verjaardag. Natuurlijk deed de Kleine Koning dat niet zelf. Hij was slechts het symbool zoals dat met koningen gaat. Het werk werd gedaan door zijn kanunnik . De toevallig dienstdoende kanunnik ten tijde van deze verjaardag heette Karel. Hij was zo een beetje de 10e kanunnik van de Kleine Koning van de Mening. En moest nu dus een feestje organiseren. Maar ja een gewoon feestje, dat was natuurlijk te min voor zo een eerbiedwaardige Kleine Koning. Er moest iets ongewoons maar toch passends bedacht worden.
Nu moet daarbij vermeld worden dat de Kleine Koning van de Mening vrij arm was. Eigenlijk kon hij maar net rondkomen. En dat alleen omdat hij elk jaar een bedelbrief aan zijn onderdanen schreef of die hem alsjeblieft wat extras konden geven. Zijn paleis zag er behoorlijk uitgewoond uit. Maar dat vond de Kleine Koning van de Mening niet erg. Het ging hem er om zijn onderdanen te voeden met goede meningen en hij hoefde zelf daarvoor geen grote staat te voeren. Zijn onderdanen wisten dat ook te waarderen en gaven altijd met gulle hand als de koning daarom vroeg. Maar veel geld voor een feestje was er niet.
Toevallig overleed rond deze tijd een rijke onderdaan van de koning. En die had in zijn testament een aardig bedrag aan de koning nagelaten. Dat kunnen we mooi gebruiken voor het feest dacht de kanunnik. Maar wat kunnen we daarvoor nu voor passend gebruik van maken. Kanunnik Karel kreeg een goed idee. Altijd geven wij onze onderdanen maar goede meningen. Als wij nu eens een wedstrijd onder onze onderdanen houden waarbij die hun goede mening aan ons geven. Als we daar een mooie prijs voor uitloven dan komt daar vast iets heel moois uit en dat kunnen we dan weer aan onze onderdanen teruggeven.
Kanunnik Karel had echter geen idee hoe je zoiets moest aanpakken. Maar gelukkig had hij een vriend. Die vriend had eigenlijk helemaal niets met de Kleine Koning van de Mening te maken. Hij was ook nooit betrapt op het hebben van een goede mening. Hij was meer in dienst van de Mammon van het Grote Geld. Maar af en toe deed die vriend ook wel eens wat voor de Kleine Koning van de Mening. En hij had heel veel verstand van hoe je meningen moet kneden en gebruiken. Wel tien kilo. Toen Kanunnik Karel aan zijn vriend vroeg of die hem met de wedstrijd wilde helpen zei die dat hij zich nergens zorgen over hoefde te maken en dat hij dat wel voor hem zou regelen. Alleen moest Kanunnik Karel wel voor een onderwerp zorgen. Want een mening zonder onderwerp dat wordt toch moeilijk. Dat was nog wel een probleem. Want de Kleine Koning van de Mening had eigenlijk zelf overal al een mening over. En zat niet op andere meningen te wachten. Kanunnik Karel kreeg nog een goed idee: We laten ze hun mening over de mening geven. Dat kan verder weinig kwaad.
Nog één ding, zei de Vriend in Dienst van de Mammon van het Grote Geld. De prijs moet ook een naam hebben. Zonder naam is het niks. Dat was voor Kanunnik Karel niet moeilijk. Hij had een alom geëerde voorganger, Jan van Zeist, die veel te vroeg was overleden en waar alle onderdanen van de kleine koning nog steeds om treurden. We noemen de prijs naar hem.
"Goed kerel, dan regel ik het verder wel voor je" zei de Vriend in Dienst van de Mammon van het Grote Geld. Hij krabbelde wat regels op papier en zei: "Geef deze opdracht maar aan je onderdanen, dan komt het allemaal dik voor mekaar." "Ik vind de regels van de wedstrijd niet zo erg duidelijk", zei Kanunnik Karel. "Maak je niet druk kerel. Je hebt toch wel vertrouwen in me ?" Eh… jaja, natuurlijk". En zo ging de wedstrijd om de mening over de mening van start.
Toen alle inzendingen binnen waren krabde Kanunnik Karel zich ernstig achter zijn oor. Eigenlijk zat er niks fatsoenlijks tussen. Het was of slecht geschreven of het ging nergens over. En de winnaar die zijn vriend in gedachten had kon hem al helemaal niet bekoren. Eigenlijk kon je dat kapitale bedrag niet met goed fatsoen aan een van de inzenders geven. Hij sprak daarover met zijn vriend maar die vond het allemaal prachtig en geweldig. En waar zeurde hij nu over. Hij vertrouwde hem toch wel? "Kunnen we niet gewoon zeggen dat we de prijs niet uitreiken ?" Maar dat vond de Vriend in Dienst van de Mammon van het Grote Geld maar niks.
Omdat de inzendingen ook aan de onderdanen bekend waren geraakt ontstond daar ook wat gemor. Wat zal dat nu: elk jaar bedelen om geld en dan opeens zo een bedrag aan een flutmening uitgeven! riepen sommige onderdanen dreigend. Wij zullen dáár eens onze mening over geven. Maar Kanunnik Karel had daar wel een antwoord op: "Wij hebben een prijsvraag uitgeschreven en dat doen Wij geheel op onze eigen manier. Het heeft geen zin om Ons aan te schrijven alsof Wij de Minister van Financiën zijn. De Kleine Koning van de Mening is een vrije geest en aan niemand verantwoording schuldig. Dat levert wel eens iets anders op. De plaatsvervanger van God van Zeist op Aarde is onfeilbaar."
En zo vierde de Kleine Koning van de Mening zijn verjaardag.
Dit sprookje wordt u aangeboden in het kader van: "konijnen schieten terug"