Mussolini was geen fascist
Mussolini heeft het fascisme bedacht.
Waarom was hij geen fascist?
Wie nu zegt dat iemand een fascist is,
bedoelt het tegendeel van wat
Mussolini daarmee bedoelde.
Als je voorzichtig zegt dat niet alle mensen gelijk zijn, dan discrimineer je. Je bent een structurele racist, vervolgens ultrarechts, dan fascist en tenslotte Nazi.
Dit gebruik van “fascisme” is niet toevallig, maar het gevolg van de enorme schuld die sociaal-, christen- en liberaal-democraten hebben aan het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog en daarmee aan Hitlers genocide. Die schuld moest worden weggepoetst. Alle leiders van de tegenstander waren fout. En zeker Mussolini, die Hitler in 1935 had willen uitschakelen maar daar geen gehoor voor vond.
Wie Mussolini (Nicholas Farrell, 2003) heeft gelezen moet wel tot de conclusie komen dat Mussolini tot de allergrootste staatslieden en politici van de Moderne tijd behoort. Inderdaad, hoewel niet de uitvinder, is hij de naamgever van fascisme dat hij als politieke ideologie verder ontwikkeld heeft.
De fascistische variant van nationaalsocialisme was vele malen beter, succesvoller dan die van de Duitse Nazi’s. De geschiedschrijving heeft het tragische en onnodige karakter van de verbinding tussen Italië en Duitsland stelselmatig verzwegen. Die verbinding was zeer tegen de zin van Mussolini die Hitler een gevaarlijke gek vond. Dat die verbinding er uiteindelijk kwam werd rond 1936 veroorzaakt door de Engelsen.
Farrell maakt duidelijk dat Mussolini’s fascisme totaal verschilde van de Nazi-ideologie en op belangrijke punten daar tegenover stond. Dit is alleen goed te begrijpen als men niet iedere daad onmiddellijk langs de morele meetlat van de “mensenrechten” legt en eerst eens kritisch kijkt naar de kernwaarden van onze westerse democratieën. Mocht de lezer een ware gelovige zijn dan raad ik sterk aan om dat stuk eerst te lezen.
Het gaat er om (historische) omstandigheden die een gevolgde politiek noodzakelijk maakt tot uitgangspunt te nemen. In Nederland heerst al vrij lang het idee dat internationale politiek het realiseren van mensenrechten betreft. Bij ieder bezoek van ons staatshoofd aan een buitenland krijgt die de opdracht mee om vooral aandacht te geven aan schending van de mensenrechten. Nederlandse belangen behartigen is vies. Omstandigheden, mogelijkheden, belangen – kortom, de harde realiteit – blijven buiten beschouwing. Deze weinig realistische wereldpolitiek geldt voor de hele NATO, al is dat bij de meeste landen minder uitgesproken. De VS – de dominante wereldmacht – bedrijft haar politiek onder de vlag van de verbreiding van vrijheid en democratie. De eigen belangen daaronder zijn behoorlijk goed zichtbaar. Die zijn heel anders dan de politieke vlag die er op geplant is, en dat is een belangrijke oorzaak dat de buitenlandse politiek van de VS vanaf 1960 meer mislukkingen dan successen kent. Zeker, leiders kunnen een verschil maken. Iedereen zou het verschil tussen Trump en Biden kunnen zien. Maar leiders kunnen de realiteit niet negeren. Mussolini was in alle opzichten een realist.
Een ultrakorte schets van de historische omstandigheden
De Eerste Wereldoorlog is een breekpunt in de wereldgeschiedenis en in het bijzonder in die van de Westerse democratieën. Door die oorlog waren de Europese staten uitgeput. De enige echte overwinnaar was de Verenigde Staten. Die speelden in de persoon van president Wilson een zeer belangrijke rol in de vrede van Versailles. Het was het begin van de ontwikkeling van de VS tot de dominante wereldmacht die het nu nog net is. De huidige kernwaarden “vrijheid, gelijkheid en broederschap” – geërfd van de Franse Revolutie, speelden in het publieke debat van toen geen rol van betekenis. Nationalisme, klassenstrijd en solidariteit waren veel belangrijker. Mensenrechten, eveneens een product van de Franse Revolutie werden feitelijk pas na de Tweede Wereldoorlog het dominante verhaal dat het nu is.
Mussolini was aan het begin van WO I hoofdredacteur van de krant van de machtige Socialistische Partij in Italië. Italië nam aanvankelijk niet aan de oorlog deel. Dat wilden de socialisten zo houden terwijl de socialisten in Frankrijk en Duitsland hun goedkeuring aan de oorlog hadden gegeven. Mussolini wilde dat Italië aan de zijde van de geallieerden mee ging strijden tegen Duitsland en Oostenrijk(-Hongarije). Hij werd uit de partij gezet en ging zelf meevechten.
Italië nam deel aan de kant van de geallieerden, maar kwam er bij de vrede van Versailles bekaaid af, vooral door de president van de VS, Woodrow Wilson, en zwakke Italiaanse politici. Het land verkeerde in een zware economische crisis. De soldaten die aan het front gevochten hadden – waaronder Mussolini – kregen weinig of niets terug voor hun inspanningen. Zoals ook in Duitsland ontstond er een revolutionaire situatie die leidde tot een vorm van burgeroorlog. Socialisten van allerlei pluimage – waaronder de zich communisten noemende socialisten van de derde internationale – meenden dat de tijd rijp was voor revolutie. Die socialisten baseerden zich nog steeds op de fictie van de internationale solidariteit en het belang van klassenstrijd: het proletariaat tegen de bourgeoisie. Het aantoonbaar ontbreken van die internationale solidariteit aan het begin van de Eerste Wereldoorlog bracht de enorme slachting van vooral proletarische jonge en later ook oudere mannen. Geen wonder dat socialisten die in de oorlog gevochten hadden daar niets meer voor voelden en nationalisme boven socialisme stelden: nationaal-socialisme.
Het ontstaan van fascisme
Een aantal jaren blijven de ontwikkelingen in Duitsland en Italië enigszins vergelijkbaar. In beide landen gaan ontevreden veteranen in tegen socialisten die in wezen nog “de proletariër heeft geen vaderland” voorstonden. Die houding van de socialisten maakte de andere klassen, met name de middenklassen, tot vijand. Zij moesten voor hun werk en inkomen, maar ook voor hun leven vrezen. Nationaal-socialisme stelde de eenheid van het volk boven de klassenstrijd en was daarmee realistischer. De kans op succes was groter.
In 1919 richtte Mussolini de fascistische beweging op. Die beweging was nationaal-socialistisch en is dat tot het eind toe gebleven. Tot hij vanwege zijn nationalistische ideeën uit de Socialistische Partij werd gezet, behoorde Mussolini tot de revolutionaire factie van die partij. Dat betekende dat hij geen vertrouwen had in de mogelijkheid om langs parlementaire weg het programma te verwezenlijken. Deelname aan verkiezingen en aan eventueel aan een regering was geen doel maar een middel. In 1909 schreef Mussolini als socialist het volgende over democratie:
Wie democratie zegt, zegt graaiers-gespuis uit het politieke riool, zegt advocaten op zoek naar clientèle, leraren op zoek naar onderwijsopdrachten, journalisten die aan de balie kloppen voor geheime fondsen, speculanten die de stilte van rechters kopen, bezorgde gewetens die doen alsof ze doen alsof ze antiklerikaal zijn, maar die in bed liggen met de vrijmetselarij die een universele associatie van Mafiosi is geworden.’
In feite nog steeds een heel behoorlijke beschrijving van democratie in Italië. Inmiddels stelt ook in Nederland en elders in Europa parlementaire democratie weinig meer voor. In ieder geval is duidelijk dat noodzakelijke serieuze hervormingen niet langs parlementaire weg gerealiseerd kunnen worden.
Socialisten hadden hun basis in Noord-Italië. Daar was serieuze industrie met een bijbehorend proletariaat. Daar hadden ook de gevechten in de Eerste Wereldoorlog plaats gevonden. Hier begon het fascisme. Vooral intellectuelen en veteranen – vaak ex-socialisten – werden lid. Kernpunten van het fascisme waren:
- Het socialistische beginsel dat het kapitaal onteigend moest worden en door arbeidersraden bestuurd maakte plaats voor syndicalisme. Er moesten grenzen worden gesteld aan de vrijheden van het kapitaal en per sector van de economie zou een raad worden ingesteld waaraan zowel regering, kapitaal, middenstand en arbeid deelnemen, die die sector als geheel zou besturen.
- Anders dan Nazisme stond fascisme open voor moderne cultuur, had geen racistische vooroordelen en deed niet natuurknuffelen en vegetarisme. Gezondheid, beweging en sport waren wel van belang.
- Fascisme was pragmatisch en realistisch. Er was geen onbereikbaar ideaal van de wereldrevolutie of de afschaffing van de staat. Liefde voor het vaderland was de kern van de fascistische ideologie. Daarbinnen was ruimte voor godsdienst. Andere natiestaten en volkeren waren niet per definitie inferieur.
- Ook de staatsvorm was pragmatisch en enigszins onbepaald. Een natiestaat heeft een leider nodig die de eenheid kan symboliseren. Dat betekende niet dat er geen democratische mechanismen konden zijn zoals het syndicalisme of een partijcongres.
Het verschil met de NSDAP van Hitler was enorm. Al bij de voorlopers van de NSDAP vanaf 1920 was antisemitisme en rassenleer – de superioriteit van het Germaanse ras – een dominant leerstuk van de partij. Cultureel was de NSDAP aan die rassenleer gebonden en conservatief. Er was een belangrijk ideaal: het duizendjarig rijk. Na verloop tijd werd Hitler vergoddelijkt en daar had Hitler geen moeite mee. Ook “de natuur”, vegetarisme en een gezondheidscultus speelden een belangrijke rol. Tenslotte was de NSDAP veel meer op geweld gericht dan het fascisme. Mussolini deed veel moeite om geweld tot het strikt noodzakelijke te beperken. Een moordpartij als die op de SA juni 1934 was onder Mussolini ondenkbaar.
In de burgeroorlog die na het einde van de Eerste Wereldoorlog begon ging de strijd tussen socialisten en fascisten. De regering die permanent door tegenstellingen verdeeld was en alleen al daardoor vrij machteloos koos heel begrijpelijk voor de fascisten. Door successen kregen de fascisten serieuze vertegenwoordiging in het parlement, maar het bleef onmogelijk om een coalitie te vormen die de rust kon herstellen en noodzakelijke hervormingen kon doorvoeren. Door de “Mars op Rome” in oktober 1922 zette de fascisten de zaak onder druk. De koning (Vittorio Emanuele III) ging uiteindelijk akkoord en gaf Mussolini de nodige volmachten om een kabinet te vormen. Het feit dat veel hoge legerofficieren op de hand van Mussolini waren was hierbij een belangrijke factor.
Wat kunnen we leren?
- Dat parlementaire democratie niet zaligmakend is.
- Dat staatsmacht gebaseerd is op het in evenwicht houden van belangen en voldoende onafhankelijkheid van buitenlandse krachten. Dat er een leider is – of zou moeten zijn – die op zijn beurt afhankelijk is van zijn stuurmanskunst in de diverse krachtenvelden en geen absolute heerser. Afhankelijk van (oorlogs-)omstandigheden kan een absolutistische politiek noodzakelijk zijn. Dat is niet het uitgangspunt.
- Een staat wordt bevolkt door burgers die rechten en plichten hebben en beseffen dat het voortbestaan van hun staat belangrijk is voor hun eigen welzijn. Ook wel vaderlandsliefde genoemd. Samenleven – “deel uit maken van” – is belangrijker dan het individu.
De Westerse democratieën ontwikkelden zich al sinds het begin van de 20e eeuw in een totalitaire en gelijktijdig individualistische richting. Individuen werd in toenemende mate voorgeschreven hoe te leven, De drooglegging in de VS was een eerste voorbeeld. De laatste vijf tot twintig jaar nemen gedragsvoorschriften in alle mogelijke vormen een grote vlucht: Covid, klimaat, alcohol, roken, taalgebruik, omgang tussen de seksen en dwangmatig vegetarisme. Eigen verantwoordelijkheid en handelingsvrijheid wordt bij autorijden, werkzaamheden in de bouw, zorg, onderwijs en in veel andere situaties steeds verder beperkt. Tevens wordt racisme tegen de blanke witte man van hogerhand gesteund. Dat lijkt verdacht veel op antisemitisme. Die ontwikkelingen doen sterk aan de NSDAP denken. Het fascisme van Mussolini lijkt daar een beter antwoord op dan het geleuter over vrijheid, democratie en broederschap. Europa kan een federale staat zijn. De wereldoorlogen laten zien wat er gebeurt als daar niet naar gestreefd wordt.
Aangezien “fascisme” inmiddels gekaapt is door linkse idioten mag u een nieuwe vlag verzinnen.
Voor mij een verhelderende analyse van het Fascisme en Mussolini. Veel gemelde feiten wist ik niet. Wat het mij leert dat inderdaad na de tweede wereldoorlog de politieke elite hun uiterste best hebben gedaan hun positieve rol bij het ontstaan van Nazi-Duitsland en dus blijkbaar ook het fascisme van Italië te herschrijven.We willen in de westerse wereld bijvoorbeeld niet meer weten dat in de dertiger jaren de ideeën van Hitler door de intellectuele elite zeer interessant gevonden werd. (lees eens de aanprijzende loftuitingen op het boekomslag van de Engelse editie van Mein Kampf). En bedenk ook dat Churchill de strijd tegen Hitler niet aanging vanwege zijn ideeën, maar vanwege de vrees dat Hitler zou machtig zou kunnen worden dat het het wereldheerschappij van het Brits Empire zou kunnen aantasten. Zowel het Nazisme als Mussolini (wist ik echt niet) hadden socialistische roots. Iets wat de communisten en de socialisten, die het leidende politieke gedachtegoed was NA de 2de wereldoorlog, maar niet willen horen. Inclusief het anti kapitalisme, en de opvatting dat de staat ‘eigenaar’ is van alle mensen en hun bezittingen, waarbij de Nazies van Duitsland de klasse strijd had ingeruild voor de strijd tussen het enerzijds het uitverkoren Arische ras en anderzijds de Untermenschen. Hoe socialistisch Nazi Duitsland was is uitstekend uitgelegd in: https://mises.org/library/why-nazism-was-socialism-and-why-socialism-totalitarian .Het grote probleem met het fascisme is dat het blijkbaar alleen kon gedijen op basis van een verheerlijkte autocratische leider, c.q. Mussolini die zich dat ook graag liet aanleunen. Socialisme, Nazisme en Fascisme zijn hiërarchisch opgebouwde totalitaire politieke systemen met ontastbare en verheerlijkte leiders aan de top en een ondergeschikte volgzame burgerij. Ik beschouw beide politieke systemen dan ook als duivels en slecht en dat geld ook voor het marxisme.De huidige politieke strijd gaat over iets anders. Hoe aantrekkelijk blijkbaar ook voor sommige politieke filosofen, deze politieke systemen passen niet in de toekomstige ordening van samenleving na de zeer ingrijpende technologische revolutie van de Cybernetica. Die creëert niet- hiërarchische samenlevingen waarbij de in groepen samenwerkende individuelen geen overheid nodig hebben. Ze kunnen het zelf beter. In vrijheid en autonomie.