We kunnen wachten op de volgende Breivik
Wie zich wel eens in het geval Breivik verdiept heeft, weet dat hij niet zomaar tot zijn daden is gekomen. Zijn pogingen om politiek gehoord te worden over zijn ervaringen met de “omvolking” werden genegeerd. Citaat:
Stap 1: Breivik zag in de jaren 1990 hoe moslim-immigratie misdaad en agressie in de Noorse straten had gebracht. Stap 2: Breivik ging de islam bestuderen en realiseerde zich rond het jaar 2000 dat het een misdadige en agressieve ideologie was. Stap 3: Breivik realiseerde zich rond dat jaar 2000 dat iedereen die kritiek had op de islam en immigratie door de politiek-correcte quasi-elite en de mainstream-media blijvend als een racist zou worden weggezet, dat een vreedzame en verbale strijd onmogelijk was en dat alleen een uiterst gewelddadige actie, een grote aanslag naar het voorbeeld van de islam, zou kunnen zorgen voor een bres in de politiek-correcte muur. |
Uit de datering blijkt dat hij al voor Wilders en anderen tot zijn conclusies gekomen was. Analyse van het manifest van Breivik leverde over het algemeen onterecht de kwalificatie ultra rechts, nazi, racist op. Zoals gebruikelijk bij afwijkende ongewenste meningen. De meesten schreven zijn opvattingen ten onrechte aan Wilders en anderen toe; hoewel er een uitzondering was die hem als nationalistische conservatief kwalificeerde.
Breivik concludeerde, niet geheel ten onrechte, dat de leidende – regerings- – partij de bron was van de uitsluiting. Daarnaast waren er een paar ongewone factoren die hem tot zijn daden brachten en die ook mogelijk maakten.
- Hij legde de schuld niet bij de leider, maar bij de (sociaal democratische) partij als geheel.
- Hij besefte dat hij individueel en zo onopvallend mogelijk moest handelen teneinde niet door de geheime dienst te worden opgemerkt.
- Het feit dat zijn moeder hem al voor de geboorte haatte en zijn vader al spoedig vertrokken was zal zeker niet bijgedragen heeft tot een evenwichtige psychische ontwikkeling.
Vanwege (a) en (b) kon hij niet al te kieskeurig zijn in de keuze van zijn slachtoffers zo hij dat al wenste. Het ging hem om de partij, niet om het individu. Over de daden is het nodige gezegd. Daarbij heeft analyse van de opkomst van autoritaire tendenzen en a-democratische praktijken duidelijk gemaakt dat de jeugd daarin een belangrijke factor is.
Geweld – en zeker dit geweld – hoort in een democratie niet thuis. Als die democratie steeds meer wordt uitgehold en slechter functioneert, wordt de kans steeds groter dat mensen of groepen zich genoodzaakt en gerechtvaardigd voelen tot geweld over te gaan. Kritiek op de parlementaire democratie zoals die in de loop van de 19e eeuw in het Westen ontstond is bepaald niet nieuw. Revolutionaire socialisten hadden hun terechte kritiek op het functioneren van de democratie. In het begin omdat met censuskiesrecht grote delen van de bevolking werden uitgesloten. Toen daar een eind aan kwam ontstonden er andere mechanismen om de heersende groepen tegen ongewenst grauw te beschermen. Op dit blog staan 40 bijdragen met het trefwoord democratie waarin onder andere daarover het nodige gezegd wordt.
In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog kwamen Lenin, Mussolini en Hitler aan de macht. In tegenstelling tot de gangbare mening was er bij Mussolini en Hitler geen sprake van eenzijdig geweld, maar ging het om een verdekte burgeroorlog waarbij socialisten, communisten en fascisten elkaar te lijf gingen, en waar ook de staat zich niet onbetuigd liet. Zij kwamen beiden uiteindelijk via een parlementaire procedure aan de macht, waarbij de elite moest kiezen met welk van de strijdende partijen zij de macht konden en wilden delen. Dat delen bleek al snel een illusie. Via democratische procedures konden de ontstane problemen tussen grote bevolkingsgroepen niet worden opgelost. Deze analyse is in belangrijke mate ontleend aan Liberal Fascism (Jonah Goldberg, 2008) .
Nazisme en fascisme zijn radicale vormen van socialisme. Het belangrijkste verschil met het klassieke socialisme was dat het gecombineerd werd met nationalisme in plaats van het internationalisme van Marx’ “een proletariër heeft geen vaderland”. Door dit nationalisme kon men makkelijk ook andere groepen die door de oorlog in de problemen waren gekomen aanspreken: men was gericht op het hele volk en niet uitsluitend op de arbeidersklasse. Ook bij Lenin waren er democratische momenten. Dat het daar anders liep is voor een deel verklaarbaar, omdat uit de oorlogssituatie vanwege slecht autocratisch leiderschap door de Tsaar al een eerste revolutie had plaatsgevonden.
De oriëntatie van de regeringen in Europa op de EU, het WEF en het wereldwijde kapitalisme is anti-nationalistisch en offert belangrijke delen van de bevolking op aan dat internationale krachtenspel. Als de partijen die aan de macht zijn doorgaan met het uitsluiten van de oppositie en het wettig of onwettig censureren of onzichtbaar maken van kritiek in de democratische meningsvorming is het slechts wachten op de volgende Breivik of erger.
Lees ook:
Help! Ik ben paranoïde!,
De Kaapverdiaan,
Waarom ABB geen psychopaat hoeft te zijn
Een stukje de Kadt (3): “Wat er juist is aan het fascisme”