Still uit “The Ballad of Narayama”
De individualist kan zich niet anders voorstellen dan dat hij de enige is die over de waarde van zijn leven beslist. En dat hij daar ook recht op heeft. Ook op de meest dure en kansloze behandeling meent hij recht te hebben om zijn nutteloze en pijnlijke leven nog enkele maanden te rekken. Het gevolg is dat op die manier maatschappelijk gezien alle levens evenveel waard moeten zijn. Namelijk oneindig veel, want iedereen heeft tot op het laatst alle rechten. Zolang de individualist ook zelf de financiële en andere consequenties van zijn eigen besluiten moet dragen is er niet zo veel aan de hand. Behalve voor de zeer rijken, die ook liefde kunnen kopen, is dat voor de meesten geen optie. Dus moet de gemeenschap opdraaien voor de gevolgen van die geperverteerde levens-“lust”. En niet alleen de medeverzekerde en belastingbetaler, maar ook de naaste. Die wordt geacht op zijn minst af en toe naar deze lijdende mens om te kijken en hem troostrijk toe te spreken.
Dit is niet altijd zo geweest. In zogenaamd primitieve gemeenschappen die onder minimale omstandigheden moesten overleven was het gebruikelijk dat men, zodra men tot ballast van die gemeenschap werd, afscheid nam. Dat was de uitgesproken en onuitgesproken norm, die soms zelfs zo ver ging dat een bepaalde leeftijdsgrens gold, waaraan ook gezonde werkzame ouderen zich moreel verplicht voelden. Een prachtige film hierover is The Ballad of Narayama (1983, gouden palm 1984). We moeten een dergelijke houding positief beoordelen: als een uitdrukking van lotsverbondenheid. Van de wil tot voortleven en bloei van de hele gemeenschap. Je leeft niet als individu, maar als deel van een gemeenschap. Door voort te leven zit je de toekomst van de gemeenschap in de weg.
Dit is waar onze ontwikkelde maatschappij mee worstelt. Het probleem dat nu eufemistisch met vergrijzing wordt aangeduid. Het voortbrengen en opvoeden van kinderen wordt als last ervaren. Want onvoldoende door de maatschappij en de direct betrokkenen gewaardeerd en vanuit de individualistische levenshouding als minder aantrekkelijke “tijdsbesteding” beoordeeld. Tel daar de zware last van de verzorging van ouderen bij op, die zelfs in een dierlijke eind-stadium nog recht schijnen te hebben op een menselijke behandeling in plaats van een zachte dood, en je hebt een groot probleem.
Er is een goede kans dat de westerse beschaving hieraan ten onder gaat. De om zich heen grijpende onwil tot voortplanting en de onwil tot de daarvoor gewenste paarvorming, vooral bij de elite van de hoger opgeleiden, kan als een collectieve zelfmoord van onze beschaving worden gezien, zoals door David Goldman aka Spengler, in zijn “How Civilizations Die” (2011) beschreven. Zijn wij inderdaad ten dode opgeschreven? Als we ons eigen leven alleen maar in termen van onze eigen ontwikkeling, genot en succes blijven zien wel.