Ontsporen uit de ratrace. Kan dat?
Wonderlijk, hoe mensen aan het eind van een goed begonnen verhaal kunnen ontsporen.
Marian Donner stelt in de Volkskrant van zaterdag 5 mei voor de loser te omarmen, omdat die uit de ratrace durft te stappen. Dat lijken de enigen die het rad van de wereld een andere kant op kunnen laten gaan. Het stuk begint goed, met een kritiek op de gedachte dat het allemaal aan jezelf ligt als je niet slaagt in deze maatschappij. Succes als keuze. Yoga en mindfulness als verdoving, het geestelijke equivalent van ritalin, bedoeld om mensen rustig te houden. “Om ervoor te zorgen dat ze al hun woede en angst op een lelieblad aan zich voorbij laten trekken. (…) En vergeten hoe onbegrijpelijk de wereld werkelijk is.”
Met instemming citeert Donner een artikel van Jason Tebbe in Jacobin, een Amerikaans marxistisch tijdschrift. Tebbe vergelijkt het hedendaagse consumentisme en de dwang tot zelfexpressie met de Victoriaanse cultuur van meer dan een eeuw geleden. De vormen zijn anders, maar dienen hetzelfde doel: klasse privileges voorstellen als persoonlijke deugd.
Dit begin lijkt erop te wijzen dat Donner de maatschappelijke ontwikkelingen ziet als een op elkaar inwerken van moeilijk te beïnvloeden systemen. Maar aan het eind van haar betoog is de wereld ineens niet meer zo onbegrijpelijk, maar vormgegeven door mensen, en vooral door (witte) mannen. Mannen met daadkracht, die beslissingen nemen, die technologie bedenken om ons af te leiden en verslaafd te maken, die de woonlasten de pan doen uitrijzen. Die mannen maken, nog steeds volgens Donner, dat we jong en vitaal moeten blijven en dat we denken dat alles goed is als je eigen navel en geest maar strak genoeg in je vel zit.
Donner vraagt zich af wat zij had moeten zeggen, die avond op dat feestje tegen die jonge auteur, die haar kritiek niet leek te delen.
Zij had moeten zeggen dat de wereld een samenstel is van op elkaar inwerkende systemen. En dat je een systeem niet verandert door daar kleine wijzigingen in aan te brengen. Zoals Victor Onrust schrijft op Harde woorden: “Om een systeem aan te pakken zul je het eerst als systeem moeten analyseren. En daarvoor is een zeer kritische blik van buitenaf nodig. Systemen hebben weinig zelfkennis en zitten in zichzelf opgesloten.” Het is veel te simpel om de witte man de schuld te geven van alle ellende. Natuurlijk, veel besluiten in grote bedrijven en in de politiek worden door mannen genomen. En die besluiten zijn lang niet altijd doortrokken van een positief moreel besef. Lees bijvoorbeeld Joris Luyendijks Dit kan niet waar zijn over de bankiers. En ja, aan je uiterlijk kun je veel doen en uit onderzoek blijkt nu eenmaal dat knappe mensen – knap volgens de gangbare normen – betere carrièrekansen hebben dan mensen die er minder goed uitzien. De vraag is of dat ooit kan veranderen.
Het klinkt misschien heel ’68, een tijd waarin ook voortdurend alles aan het systeem geweten werd zonder daar enige eigen verantwoordelijkheid in te onderkennen, maar toch voel ik wel voor de boodschap van Tebbe: steek je energie in het bereikbaar maken van onderwijs en goede producten voor iedereen; stel socialistische waarden boven de Victoriaanse. Al valt ook op dat standpunt het nodige af te dingen. Donner komt helaas niet verder dan: omarm de losers en de sukkels, want die hebben misschien wel betere ideeën dan degenen die de dienst uitmaken.
Dat laatste is natuurlijk zeer de vraag. Als de loser goede ideeën had gehad was hij wel activist geworden, en dat is toch iets anders dan een sukkel. Maar Donners conclusies zijn hoe dan ook weinig maatschappelijk. Voor dat feit zijn verschillende verklaringen te bedenken, die niet alleen haar betreffen. Allereerst blijkt het denken in systemen nu eenmaal lastig te zijn. We zijn zodanig doortrokken van het individualistische humanisme, dat we er, zelfs als we daar kritiek op hebben, moeilijk van los kunnen komen. Ten tweede mag Donner haar kritiek dan wel voor een deel ontlenen aan een artikel in Jacobin, met de conclusies van dat tijdschrift is ze het bij voorbaat al oneens. “Voor marxisten draait alles om de klassenstrijd,” schrijft ze, impliciet aannemend dat die achterhaald is en dat marxisme hetzelfde is als het slechtste uit de Sovjetunie. Dat Marx vooral een interessante en nog steeds zeer lezenswaardige analyse van het kapitalisme heeft gemaakt – ook al is die gedateerd – wordt gemakshalve even vergeten. Ten derde legt het hedendaags mainstream feminisme nu eenmaal graag de schuld bij de witte man. Dat die man zelf onderdeel van het systeem is, een radertje in de ratrace, dat hij meeholt om het hoofd boven water te houden, wordt niet gezien. Laat staan dat gezien wordt dat ook vrouwen daar belang bij hebben omdat zij er van profiteren of op zijn minst vallen voor succesvolle mannen. Lees in dit verband ook het stuk van Willem Dreetimpe over de rol van vrouwen bij het in stand houden van machismo. Bovendien: zijn die losers en sukkels ook niet in meerderheid man? Zegt het iets dat mannen twee maal vaker zelfmoord plegen dan vrouwen? Kortom. ook het feminisme grossiert in individualistische benaderingen van de wereldproblematiek. En zo is het kringetje weer rond.
Nog wat meer over het verderfelijke individualisme in Renks of lichts? en Last van een opgeblazen gevoel?