Waarom cultuurmarxisme-roepers zich in de voet schieten
‘Cultuur-bolsjewisme als voorbereiding van den Heilstaat!’, kopt het weekblad van de NSB op 8 mei 1935.
Zo begint een kritiek op “cultuurmarxisme” in de Groene Amsterdammer. De meeste aanhangers van de gedachte dat er zoiets als cultuurmarxisme bestaat vinden dit een onterechte associatie en ontslaan zichzelf van de verplichting om het artikel verder te lezen. Terwijl die vergelijking met historische feiten redelijk onderbouwd wordt. Uiteraard is het een Godwin, zoals de auteurs zelf toegeven: “Vaak is het een stoot onder de gordel om direct de nazi-kaart te trekken, een gemakzuchtige manier om ideeën die je niet bevallen zonder verdere onderbouwing af te serveren. Maar er zijn gevallen waarin de vergelijking zich zo sterk opdringt dat het gek zou zijn om er níet op te wijzen.”
“Cultuurmarxisme” is zelfs wel meer dan “een gemakzuchtige manier om ideeën die je niet bevallen zonder verdere onderbouwing af te serveren“. Want waarom is gekozen voor cultuurmarxisme en niet voor cultuurbolsjewisme, –communisme of –socialisme; waarom geen cultuurrelativisme of postmodernisme?
De term cultuurmarxisme is niet uit historische of wetenschappelijke studie van sociale bewegingen voortgekomen waarin enig verband met het denken van Marx of degenen die op zijn werk voortgingen wordt gelegd. Degenen die als zodanig worden bestempeld hebben het niet zelf als banier verkozen. Het is een bedenksel van William S. Lind, directeur van een ultraconservatieve denktank in de Verenigde Staten. Die heeft wel geprobeerd door via een interview met een kenner van de Frankfurter Schule, Martin Jay, daar een wetenschappelijk randje aan te geven, maar dat lukte alleen door veel knip en plakwerk, framing dus. Hoe dat precies is gegaan is goed na te lezen in het eerder genoemde stuk in de Groene. Daarbij moet vermeld worden dat de Frankfurter Schule rond 68 niet erg marxistisch meer was, dat de meesten die “de instituties ingingen” noch van Marx noch van Habermas veel begrepen hadden en voor zover wel, daar al afscheid van hadden genomen.
Dit alles wil niet zeggen dat er geen probleem is. Inderdaad zijn veel opstandigen uit ’68 de instituties — vooral sociale wetenschappen en media — binnengemarcheerd met een foute agenda. Maar die had niets met Marx, Gramsci of Habermas te maken. Inspiratiebronnen waren, met name aan de universiteiten, de late Foucault, Beaudrillard, Bourdieu, Deleuze, Lyotard (postmodernisme), Fanon. Verder is er de invloed van militante bewegingen zoals de Black Panthers en het op Amerikaanse leest geschoeide militante feminisme. Wat er eventueel aan socialisme of communisme overbleef waren wat leuzen over onderdrukking en internationale strijd die weinig met Marx te maken hadden.
In “De ondergang van het denken” (Alain Finkielkraut, 1987) wordt aangetoond dat het cultuurrelativisme — want daar gaat het eigenlijk over — zijn oorsprong vindt in de mensenrechtenbeweging van na de Tweede Wereldoorlog. Hij verwijst naar een tekst van Levi-Strauss “Ras en geschiedenis” die in 1951 in opdracht van de UNESCO werd samengesteld.
De vraag waarom gekozen werd voor cultuurmarxisme is daarmee nog niet beantwoord. De Groene:
“Het verdwijnen van de sovjetdreiging had ultrarechts Amerika een beetje ontheemd achtergelaten, ze hadden een nieuwe vijand nodig en William Lind voorzag perfect in die behoefte. Volgens hem was het ‘rode gevaar’ namelijk helemaal niet verslagen. Slinkse marxisten zouden er stilletjes in geslaagd zijn om het land naar hun hand te zetten.”
Omdat de Sovjetunie, aangeduid als communistisch, ten onder was gegaan kon dat label niet meer gebruikt worden; die waren immers “overwonnen” dus konden geen gevaar meer opleveren. Al zijn daar geen harde aanwijzingen voor, de keuze van Marx zal niet toevallig geweest zijn. Van alle socialistische denkers had Marx de meest doortimmerde en invloedrijke analyse van het kapitalisme gemaakt. In de vorm van economische theorie en als kritiek op “het leven” onder kapitalistische systeem. Met als kernstuk de vervreemding, de scheiding tussen consument en producent (arbeider). Het was wel duidelijk dat de infiltranten geen kritiek op het kapitalisme hadden, ze marxisten noemen zou niet geloofwaardig zijn. Ergo “cultuurmarxisme”. Maar feitelijk gaat het uiteindelijk om marxisme, zoals blijkt uit het gebruik van de variant “neo marxisme” of het in de loop van een betoog helemaal weg laten van voorvoegsels.
Het doel van de keuze wordt duidelijk: alles wat naar marxisme riekt in een kwaad daglicht stellen. Want tezamen met de eigenlijke “cultuurmarxisten”, de SJW ers, de cultuurrelativisten, de hedendaagse feministen wordt iedere referentie aan Marx verdacht gemaakt. En dat heeft een duidelijk doel: kritiek op het kapitalisme moet buiten beeld blijven. Marx heeft behalve politiek en polemiek bedrijven een begin gemaakt met de serieuze analyse van de kapitalistische maatschappij. Niet alleen als economisch systeem maar als maatschappijformatie, als de dominante kracht die ook nog onze huidige (wereld)maatschappij vorm geeft. Een begin dat door anderen is en wordt voortgezet. Hoewel verre van perfect is het de beste analyse en eigenlijk de enige die uitzicht biedt op verbetering. Op een verandering waardoor onevenwichtigheden worden verminderd en met name de permanente groeidwang kan worden beheerst. Dat onder de pet houden is een natuurlijke drang van degenen die aan dit systeem hun positie te danken hebben. Als we naar de gemiddelde “cultuurmarxist” kijken dan blijkt dat te werken. Geen woord over het kapitalisme als oorzaak van veel problemen, onrecht, kromheid en de EU. Nee, de boze witte man heeft het gedaan. Hiermee is ook de vraag opgelost waarom de heersende elite indertijd heeft toegestaan of zelfs bevorderd dat de “cultuurmarxisten” de instituties mochten binnenmarcheren. Niet alleen waren die onschadelijk zij dienden door hun verdeeldheid zaaiende invloed het kapitalisme buiten de aandacht te houden.
Door het cultuurmarxisme-frame te gebruiken om de heersende intellectuele elite aan te vallen beletten de aanvallers, nu vooral samengeklonterd in het Forum voor Democratie, zichzelf om kennis te nemen van inzichten die mogelijk de werkelijke problemen zouden kunnen adresseren. Het is een narrige vertoning geworden met Paul Cliteur als opperintellectueel met een vergiet op zijn hoofd. Men schiet zichzelf in de voet.
Meer hierover:
“Cultuurmarxisme”? Trap er niet in!
Lukkassen gedegradeerd tot nepintellectueel
Is Joshua Livestro de Nederlandse McCarthy ?
Postmodernisme: Lakei van het kapitaal
“Cultuurmarxisme” en cultuurrelativisme