Tanz der Mussolini
Ultrarechts, fascist, nazi, het zijn bekende scheldwoorden van wat zich tegenwoordig links noemt tegen onwelgevallige meningen. Omgekeerd wordt links door “rechts” uitgescholden voor communist en marxist. Al deze naïevelingen weten niets van die zaken, anders zouden ze die niet als scheldwoord gebruiken.
In Liberal Fascism (2008, Jonah Goldberg) wordt duidelijk gemaakt wat de gemeenschappelijke wortels zijn van fascisme, nazisme en socialisme. Er wordt aangetoond dat fascisme en nazisme linkse ideologiën zijn met over het algemeen een socialistisch programma. Dat de Franse Revolutie de belangrijkste oorsprong is, zoals Goldberg stelt, lijkt wel aannemelijk maar is die in een aantal opzichten ook niet de oorsprong van het liberalisme?
Terzijde moet worden opgemerkt dat “communisme” als staatsvorm niet bestaan heeft en als ideologie geen politieke rol heeft gespeeld. Het was een ander label voor socialisme zoals te lezen is in Honderdvijftig jaar neergang van Links en Code rood voor marxisme! Of juist niet? Dat maakt het gebruik van communisten als scheldwoord nog dommer. Socialisten konden zowel parlementair (sociaaldemocraten) als revolutionair zijn. Om zich te onderscheiden noemden de laatsten zich communisten of fascisten.
Fascisme is de schepping van Mussolini, die zelf begon als vooraanstaand socialist en contact had met Lenin en uiteraard met Hitler. Het eerste hoofdstuk van Liberal Fascism gaat over Mussolini. Een greep uit het daarin gepresenteerde programma bij de oprichting in 1919:
- Lowering the minimum voting age to eighteen, the minimum age for representatives to twenty-five, and universal suffrage, including for women.
- The abolition of the Senate and the creation of a national technical council on intellectual and manual labor, industry, commerce and culture.
- End of the draft.
- Repeal of titles of nobility.
- A foreign policy aimed at expanding Italy’s will and power in opposition to all foreign imperialisms.
- The prompt enactment of a state law sanctioning a legal workday of eight actual hours of work for all workers.
- A minimum wage.
- The creation of various government bodies run by workers’ representatives.
- Reform of the old-age and pension system and the establishment of age limits for hazardous work.
- Forcing landowners to cultivate their lands or have them expropriated and given to veterans and farmers’ cooperatives.
- The obligation of the state to build “rigidly secular” schools for the raising of “the proletariat’s moral and cultural condition.”
- A large progressive tax on capital that would amount to a one-time partial expropriation of all riches.
- The seizure of all goods belonging to religious congregations and the abolition of episcopal revenues.
- The “review” of all military contracts and the “sequestration of 85% of all war profits.”
- The nationalization of all arms and explosives industries.
Een socialistisch en links programma.
Ontstaan van Fascisme
Het ontstaan van de fascistische partij was het gevolg van de Eerste Wereldoorlog. Italië had zich aangesloten bij de geallieerden en grote verliezen geleden, maar werd tekort gedaan in het verdrag van Versailles. De trots van de Italianen werd gekrenkt. De overlevende soldaten werden slecht behandeld. Evenals de VS en West Europa had men een grote koloniale of inlandse “achtertuin” met voldoende grondstoffen nodig om mee te kunnen komen in de voorste gelederen van de kapitalistische landen. De VS, Groot Brittannië, Frankrijk, Nederland en België voldeden aan die eis. Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije niet. De verwachting dat daar door de overwinning enige verbetering in zou komen werd beschaamd. Vooral door de houding van de belangrijkste overwinnaar, Woodrow Wilson, de president van de VS.
Bij de oprichting werden veel veteranen lid en het was meteen duidelijk dat via de parlementaire weg weinig te bereiken was. Een inzicht dat overigens de radicale vleugel van de Socialistische Partij – waar Mussolini een belangrijke rol had gehad – niet vreemd was. De veteranen kwamen met hun gevechtservaring goed van pas. Opstand, revolutie en geweld waren noodzakelijk. Evenals Lenin geloofde Mussolini niet meer in een internationale opstand: de Eerste Wereldoorlog had aangetoond dat een wereldwijde of in ieder geval Europese opstand van het proletariaat onmogelijk was. De natiestaat was belangrijker dan Marx dacht. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog waren er socialistische revoluties – over het algemeen weinig nationalistisch – die mislukten. Ook de Russische revolutie moet als mislukt beschouwd worden; in Italië waren er regionale revolutionaire socialistische oprispingen die enige tijd stand hielden.
Fascisme is een socialisme dat de nationale eenheid van het volk boven de rol van het proletariaat stelt: een nationaalsocialisme. Uiteraard was de Duitse NSDAP ook nationaalsocialistisch maar in tegenstelling tot de Italiaanse fascisten waren ze racisten die de superioriteit van het “Germaanse ras” voorop stelden. Dit leidde tot vervolging, internering en uiteindelijk moord op Joden, Roma, en andere groepen en afwijkingen die ongewenst waren en aandacht voor teelt van raszuivere Germanen. De fascisten ging het om de burgers van Italië, ongeacht ras. Daarnaast was de NSDAP veel militaristischer en gewelddadiger. Voor Mussolini was geweld een noodzakelijk kwaad.
De volgende basiskenmerken zijn voor nationaalsocialisme in al zijn vormen van belang:
- De staat beheerst het totale leven van de burgers. De natie gaat voor de individuele burger, en wie zich daartegen verzet is een vijand van de staat.
- Het nationaalsocialisme, fascisme belooft de burger een levensdoel: het deel uitmaken en dienen van de nationale gemeenschap, het volk. Het doel is de traditionele religie te vervangen door een seculiere. Noot: dit wil niet zeggen dat andere naties en volkeren per definitie vijanden zijn.
- Het volk is één, klassenstrijd en klassentegenstellingen mogen geen rol spelen. Zelfverrijking wordt bestreden. De arbeidsvoorwaarden worden centraal geleid.
- (Parlementaire) democratie wordt afgewezen: het leidt niet tot de gewenste eenheid maar houdt verdeeldheid in stand.
- Er is één leider en één partij. De leider wordt “aangewezen” door de partij.
- Het bedrijfsleven, groot en klein wordt onderworpen aan strenge regulering en corporatisme. De economie wordt mede planmatig aangestuurd.
Wat betreft leiderschap kan hier de kanttekening geplaatst worden dat er dan wel geen sprake is van parlementaire democratie, maar dat er wel degelijk enige vorm van procedurele selectie van bestuurders plaatsvindt in de organisatie van de eenheidspartij. Uiteraard kan dit zwaar gemanipuleerd en aangestuurd worden, maar is dat niet ook het geval bij onze politieke partijen? Ook is het zo dat iedere vorm van leiderschap met voldoende gezag de persoonlijkheid van de leider aan kan tasten; ook in onze parlementaire democratie. Dit heeft na enige tijd desastreuze gevolgen. Slechts de zeer sterken kunnen hier weerstand aan bieden.
Reeds vanaf de aanvang in 1919 kon de fascistische partij rekenen op een zekere sympathie van de heersende politieke kaste. Die zag er een soort bondgenoot in tegenover de steeds krachtiger ontwikkelende revolutionaire socialisten. Die rol hebben ze zeker in de periode rond 1921 gespeeld waarbij ze de (gewelddadige) strijd aangingen met de socialistische revolutionairen onder goedkeuring en soms met enige hulp van de politie. Er was feitelijk sprake van een burgeroorlog waarbij aan beide zijden slachtoffers vielen. Onder andere dankzij de gevechtservaring van de oudstrijders werd deze strijd door de fascisten gewonnen, waardoor ze bij de bevolking steun ontwikkelden. Dit leidde october 2022 tot de “mars op Rome” waarna de koning Mussolini een regering liet vormen. In de daarop volgende jaren wist Mussolini het parlement geleidelijk op te heffen en een totalitaire staat te vormen. Tot midden 30er jaren voerde hij een succesvolle politiek en was zeer populair. Tot zover uitleg over het facisme; zie voor het verdere verloop Wikipedia
Sociaaldemocratisch fascisme
In Liberal Fascism toont Goldberg aan dat ideeën – fascistische maar ook nazistische – in de VS al voor de Eerste Wereldoorlog tot ontwikkeling waren gekomen bij de Democraten in de VS, door hem liberals[1] genoemd. Dat leidde in de jaren daarna tot grote bewondering en populariteit van Mussolini, Hitler en zelfs Stalin. Omdat geweld en militairisme vanaf de Tweede Wereldoorlog geen grote rol meer spelen wordt het door hem “vriendelijk fascisme” genoemd. Na de publicatiedatum 2008 is dat vriendelijke gezicht behoorlijk veranderd en vertoont de staat meer en meer een totalitair karakter met een dun parlementair vernislaagje er overheen. De staat schrijft meer en meer voor hoe het dagelijks leven van haar burgers dient te worden geleefd.
Er is een zeer belangrijk verschil tussen het “vriendelijk fascisme” en het oorspronkelijke fascisme en nazisme en dat is dat de natie en het volk van geen enkel belang zijn en mogen worden verkocht aan de wereldwijde krachten. Daar gaat de suggestie van de oude socialistische gedachte van internationale solidariteit van uit. Het heeft echter weinig met solidariteit te maken. We worden uitverkocht aan het internationale grootbedrijf ofwel Kapitaal. Deze oude socialistische reflex werd al voor de oorlog bekritiseerd door de Kadt.
Aangezien het dunne laagje democratie niet meer van betekenis is, is het de vraag of we in een fase beland zijn waarin een vorm van fascisme noodzakelijk is om ons tegen ongewenste indringing van het wereldgebeuren van het lijf te houden. Dat lijkt echter al lang een gepasseerd station. Natiestaten zijn zo verzwakt dat zij die krachten niet buiten de deur kunnen houden. In Sociaal Humanisme wordt een mogelijke oplossingsrichting geschetst.
Tanz der Mussolini
In 1981 had de punkgroep Deutsch Amerikanische Freundschaft (DAF) een hit met Tanz der Mussolini. In dit lied (tekst onderaan) moet ook Hitler, Christus en communisme gedanst worden. De overeenkomst lijkt dat in alle gevallen nogal precies omschreven wordt hoe geleefd dient te worden. En dat blijkt een wezenskenmerk van fascisme.
[1] In naoorlogs Nederland gaat het om de sociaaldemocraten (PvdA, GL en SP) en christendemocraten; tegenwoordig inclusief de “liberalen” van de VVD en D66.