De illusie van eliteloosheid
Het bekritiseren van de baantjescarrousel, ook wel aangeduid als partijkartel is een geliefde bezigheid onder degenen die uitgesloten zijn van de macht. De aanvaring tussen Thierry Baudet en Klaas Dijkhof over dit onderwerp is aanleiding tot de nodige beschouwingen over dit onderwerp. Baudet heeft gelijk, de baantjescarrousel bestaat, zoals ook Dijkhof feitelijk toegeeft. Maar Baudet heeft geen gelijk als hij het bestaan op zich er van aan de kaak stelt. De aanduiding “carrousel” zou beter vervangen kunnen worden door elite en hoe graag velen dat ook zouden willen, zonder elite kan een maatschappij niet bestaan. In plaats van kritiek op het bestaan van die carrousel te hebben zou het er over moeten gaan dat er veel onbekwame of zelfs foute personen in die draaimolen zitten.
Het verdelen van topposities geschiedt noodzakelijkerwijs door degenen die topposities bezetten. Zij zijn degenen die een inschatting kunnen maken of iemand geschikt is voor een dergelijke positie en die de macht hebben om die persoon aan te stellen. Niet noodzakelijk vanuit een andere topfunctie, want uiteraard moet die groep steeds aangevuld uit wie zich in de laag daaronder kwalificeert. Van belang is dus of die elite overwegend uit de juiste mensen bestaat, mensen met verstand van zaken en met hart voor degenen waarover zij heersen. In een democratie ligt het daarbij voor de hand dat de elite bestaat uit een aantal facties met verschillende politieke achtergrond, en dat die facties op de politieke kleur letten van degenen die ze benoemen. Er bestaat een zeker machtsevenwicht tussen al die facties en die facties begrijpen dat dat evenwicht niet zomaar verstoord kan worden. Dit spel wordt nog complexer omdat de nationale elite en de facties daarbinnen ook rekening moeten houden met hun positie binnen de EU. Ook bij een “zakenkabinet” zal politieke kleur een rol spelen. Kandidaten zonder kleur bestaan niet; hoogstens kandidaten waarbij dat niet zo’n grote rol speelt.
Het is een illusie te denken dat een elite kan bestaan zonder dat zij kan bepalen wie op een bepaalde functie komt. Zou Baudet ooit tot de elite gaan behoren dan zal hij en kan hij niet anders handelen. Een kerntaak van de oppositie is het falen, de onbetrouwbaarheid of ondeskundigheid van bestuurders, leden van de elite, aan te tonen. En, dat is essentieel, die terug te voeren op het falen van de elite als geheel. Als een breed onvermogen om het land fatsoenlijk te besturen. Het wegsturen van een minister is best aardig maar men zou moeten duidelijk maken dat dit een falen van de hele regering is. Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de benoeming van al die knoeiers? Schoppen tegen de draaimolen is zinloos en leidt af van waar het uiteindelijk om gaat: om de operateur. En zolang de elite niet bij zinnen komt of vervangen wordt zodat de belangen over wie men heerst weer voorop komen te staan zal de draaimolen verder dol draaien en op den duur een maalwerk worden.
In Hoe draait de baantjescarroussel écht? meent @HenkStrating dat het feilen van de baantjescarroussel opgelost moet worden door professionalisering. Maar het gaat er juist om dat degenen die oordelen over de professionaliteit daarvoor andere maatstaven gebruiken dan degenen die onder die professionaliteit moeten functioneren.
In dit kader is het aardig om de moeder van alle adviseurs, C Northcote Parkinson er eens bij te halen. Naast zijn beroemde “Wet van Parkinson” heeft hij veel behartenswaardige en nog immer geldige inzichten over het functioneren, de opkomst en ondergang van organisaties geformuleerd. Een daarvan is het verschijnsel jalonbequitis (engels: injelitance), de ziekte der zelfopgelegde minderwaardigheid.
Het eerste kenteken van gevaar is dat in de hiërarchie een individu opduikt, dat een sterke concentratie van jaloersheid en onbekwaamheid in zich draagt. Geen van beide eigenschappen is op zichzelf van betekenis; de meeste mensen bezitten een zekere mate van beide. Maar als deze twee eigenschappen een bepaalde concentratie verhouding bereiken — thans voorgesteld door de formule O3J5 — ontstaat er een chemische reactie.
…
De volgende of secundaire fase in het ziekteverloop wordt bereikt als het besmette individu gehele of gedeeltelijke zeggenschap krijgt over de centrale organisatie. In veel gevallen wordt dit stadium bereikt zonder een incubatietijd, daar het individu dan tot de organisatie is toegetreden in een dergelijke functie. Het jalonbequante individu kan in dit stadium gemakkelijk herkend worden, zowel aan de volharding waarmee hij strijdt om al degenen die bekwamer zijn dan hij er uit te werken, als aan zijn weerstand tegen iedere aanstelling of promotie van hen, die wel eens bekwamer dan hij zouden kunnen zijn of worden. Hij durft niet te zeggen: ‘Mijnheer Asterisk is te bekwaam’, dus zegt hij ‘Asterisk? knap misschien — maar is hij verstandig? ik geloof dat mijnheer Cijfer beter is.’
(De Wet van Parkinson, Amsterdam 1958 (vertaling))
Afijn, u begrijpt na kortere of langere tijd gaat deze organisatie ten onder.
Die Baudet is een rare eikel, hij doet of hij het niet begrijpt. Voert ironie op tot het absurde. Natuurlijk worden functies verdeelt onder diegenen die daarvoor geschikt zijn. Vaak hebben ze dan eerder iets bijzonders gepresteerd.
‘ ..met hart voor degenen waarover zij heersen’ moet natuurlijk zijn : ‘ met hart voor degenen namens wie zij heersen.’ Daar zit het probleem namelijk, bij het afleggen van verantwoordelijkheid over hun daden.