“Ik ben ook maar een dier”
Dierenliefde is het vervolg op allochtonen-knuffelen en grijpt steeds verder om zich heen. Begrijpelijkerwijs is het vooral een vrouwendingetje maar de gefeminiseerde man loopt daar loops achteraan. Uiteindelijk leidend tot veganisme of zelfs jaïnisme. Misschien ook wel vaginisme. Vanzelfsprekend heeft men naast een radicale tak, het Dierenbevrijdingsleger, een politieke tak, de Partij voor de Dieren, ook huisideologen zoals Roos Vonk en Floris van den Berg, die het gebruikelijke demoniseringsliedje blazen naar de vleesetende (boze) witte man.
Hoewel geen huisideologen leveren “gerespecteerde” filosofen en geleerden daarvoor de nodige grondstof. In de eerste plaats Singer met zijn speciesisme. En recentelijk ook weer Frans de Waal die meent dat Darwin “het verschil tussen mens en dier is gradueel” zou hebben gevonden. Die quote is nergens te vinden, wel “There is no fundamental difference between man and animals in their ability to feel pleasure and pain, happiness, and misery.”, maar dat is toch echt iets anders, hoewel ook dat de kritiek van de hedendaagse wetenschap niet kan doorstaan.
Een kenmerk van dierenliefde is dat men niet alleen aandringt op een fatsoenlijke omgang met dieren maar het welzijn van dieren belangrijker vindt dan het welzijn van de mens. Een ander kenmerk is dat men de voorkeur gaat geven aan de “liefde” van een dier, meestal een hond, boven die van een mens. Evenals homoseksualiteit, vooral het vieren daarvan als levenswijze, is dat een soort zelfmoordneiging van onze christelijk-humanistische cultuur. De betrokkenheid, solidariteit met de naaste mens uit de eigen cultuur heeft hier zwaar onder te lijden.
Dus, nee, er is een fundamenteel verschil tussen mensen en dieren en als je dieren boven of gelijk aan mensen stelt pleeg je verraad aan je eigen soort en vooral aan je eigen cultuur. Een dier zal een andere soort niet niet gauw als bijna gelijke behandelen, zelfs niet ten opzichte van andere dieren die slechts gradueel van hem verschillen, zoals het geitje van de wolf. Wat zou er bedoeld kunnen worden met dat gradueel? Natuurlijk, de mens is ook een dier, een warmbloedig zoogwezen dat zich geslachtelijk voortplant, over de nodige zintuigen en organen beschikt. En het DNA zal vast wel veel delen met dat van andere dieren.
Als we afstanden meten zeggen we dan ook dat de bakker om de hoek slechts gradueel dichterbij ligt dan een supermarkt in Tokyo? Ik zou zeggen van niet, maar het blijft een kromme vergelijking want, inderdaad, het gaat in beide gevallen om afstand. Verschilt een smartphone gradueel van een fiets dan? Nog steeds een beetje krom want het zijn beide industriële producten, handelswaren en gebruiksvoorwerpen ook al lijkt het verschil niet erg gradueel.
Verschilt de roman “De man zonder eigenschappen” (Musil, 1300 bladzijden) gradueel van het gebrul van een baviaan? Er zullen ongetwijfeld ethologen zoals Frans de Waal zijn die het beide als “symbolische uitingen” wensen te zien maar hier is wel sprake van een fundamenteel verschil, dat model kan staan voor het fundamentele verschil tussen mens en de overige (zoog)dieren. Als we een dergelijk verschil gradueel gaan noemen dan vegen we duizenden jaren menselijke geschiedenis en daarmee onze cultuur, ons bestaan onder tafel. Het is een andere vorm van cultuurrelativisme.
Over dierenliefde is hier al het nodige te vinden; vooral Dierenliefde (hh). Ook over het waarom. Over Frans de Waal nog een stukje uit een interview hier.