Moeten wij een nutteloos ornament worden?
“De voortschrijdende automatisering van arbeid is de vervulling van een droom van de mensheid.” Schrijft P. van Lenth in Wie werkt voor twee, maakt een ander werkloos. Hij probeert een oplossing te vinden voor het probleem dat velen die droom niet zo zien zitten vanwege de praktische uitwerking daarvan: Enkelen die daar heel veel voordeel van hebben en velen die hun werk kwijt raken. Maar klopt dat van die droom wel? Natuurlijk gevaarlijk, eentonig werk daar zit niemand op te wachten, al moet men ook dat niet al te makkelijk aannemen. Boeren die biologische landbouw bedrijven doen vaak zwaar tamelijk eentonig werk en velen willen niet anders.
Ik denk dat veel mensen ergens wel voelen dat “werk” uiteindelijk staat voor de mens die zich handhaaft in de natuur. Vanaf het begin deed de mens dat niet alleen, maar als groep, in een maatschappelijk verband. En vrijwel vanaf het begin was er sprake van taakverdeling, van arbeidsdeling en specialisatie. Maar heel lang betekende werk het direct bewerken van de natuur, ook al deed niet iedereen precies het zelfde. Een van de eerste breuken daarmee was het ontstaan van een krijgsheer, iemand die als vrijwel enige taak had de verdediging van de groep tegen andere groepen te leiden en te organiseren. Maar dit was nog steeds in de eerste plaats een fysieke bezigheid, weliswaar niet gericht op de overige natuur, maar op andere mensen. Het leveren van een fysieke inspanning voor het voortbestaan is misschien wel een deel van de menselijke natuur. In de ver voortgeschreden arbeidsdeling en automatisering binnen het hedendaags kapitalisme wordt dit aandeel kleiner en wordt “werk” ook steeds meer een intellectuele inspanning. Soms slechts een zeer geringe inspanning. Het gevoel dat men door werk bijdraagt aan het voortbestaan van het geheel heeft zo steeds minder te maken met fysieke inspanning. Dat is enigszins vervangen door maatschappelijke waardering. En die waardering wordt in onze maatschappij uitgedrukt in geld. Het gemis aan lichamelijke arbeid trachten velen dan te compenseren door een of andere vorm van sport of een andere wat meer inspannende vrijetijdsbesteding.
Niet alleen aan de kant van betaald werk wordt er steeds meer geautomatiseerd. Het voeren van een huishouding, onbetaald werk, kost ook steeds minder tijd.
De vraag is of er niet een grens is aan de hoeveelheid “vrije” (nutteloze) tijd in een mensenleven. Je hoeft niet in het zweet des aanschijns de kost te verdienen, maar je volledig als een nutteloos ornament door het leven slaan leidt vermoedelijk tot grote psychische problemen. Dit betekent niet dat we computers en robots stuk moeten slaan maar wel dat we niet ongeremd door kunnen gaan met automatisering, robotisering en kunstmatige intelligentie. Zelfs als we de door van Lenth aangedragen oplossing realiseren.
Zie verder het hoodstuk “Moet wat Kan” in “Sociaal Humanisme“
Dag V.
Een van de meest intrigerende vragen. De niet-arbeider.
Maar wel erg eurocentrisch, dit ‘probleem’.
De ontwrichting in de Chinese maatschappij om maar het plastic speeltje te mogen leveren voor de Action, geeft wel de grenzen aan waar ongelijke welvaarts-toedeling toe leidt.
Als we er niet in slagen ‘common wealth’ te herformuleren op wereldschaal, dan is ons zelfbeklag over dreigende nutteloosheid, of bullshit-banen wel erg triviaal. Er valt heel wat te delen en we kunnen wat we dan ‘missen’ weer aanvullen.
Ik heb geprobeerd deze ‘dubbelslag’ te propageren bij de immigratie-discussie. 1 woning voor de vluchteling, 1 woning voor de ontvangende gemeenschap. Allebei ‘gratis’ uit ECB QE gelden en het handelsoverschot van de centrale eu-staten.
Maar met Dijsselbloem op 3 zullen ‘we’ er zeker niet komen.
Ha Fritz,
Jazeker eurocentrisch. Een van mijn uitgangspunten is “regionalisering” het meer ontvlechten van economieën en culturen. En zolang Europa geen serieuze kracht op het wereldtoneel is kan zij bijzonder weinig aan wat voor misstand dan ook doen. Daarvoor zal er eerst hier orde op zaken moeten komen. Er valt overigens helemaal niet zoveel te delen. Als we alles delen is iedereen arm.
Dat laatste is een platitude.
De productieve vermogens zijn sinds de vijftiger jaren van een omvang, dat er geen gebrek nodig is. Zoals Roosevelt ook profeteerde.
Het ‘systeem ‘ om dit doel te bereiken was een soort oorlogseconomie. Hoewel veel Trump-aanhangers nostalgisch zijn over deze periode , -de erkenning van het vakmanschap van proletariërs, zowel als de toename van materiële producten / gebruikswaarden en hun massa-verspreiding -, hebben hun kinderen en de financiële factie van de heersende klasse ‘besloten’ dat de New Deal “on-Amerikaans”, lees te socialistisch en te weinig ‘liberaal’ was.
Het fordisme werd zoveel mogelijk gedestabiliseerd, o.a. door globalisering van investeringskapitaal en ‘eenvoudig’ werk. De massa-maak-industrie verdween zo goed als uit Amerika.
Europa beleefde na ww2 een remake van de organisatie-principes van het fordisme, maar politiek gesproken kreeg ‘liberalisering’ eveneens de overhand op sociaal democratische bestuursmodellen (paars).
Maar zelfs een gecompartimenteerd Europa kan veel meer dan de eigen broek ophouden. Ook hier is een overcapaciteit om bijv. babymelk te ruilen tegen iets waar china echt goed in is (zonnepanelen ?) Of om derden landen de droogte door te helpen en zo migratiefactoren gunstig te beinvloeden.
Eens dat compartimentering van kapitaal een stap vooruit zou zijn om de negatieve effecten van kap. productievoorwaarden in de rechtvaardige hand te houden en perfide inkomensongelijkheid tegen te gaan.
Ik herhaal me, als ik zeg dat het doordenken van wat “arbeid” ( nog) betekent en wat circulaire productie en consumptie werkelijk zou betekenen als de verschillende regio’s elkaar bijstaan, maar niet onderdrukken. Heel idealistisch, maar opgesloten in de actuele stand van de technologische ontwikkeling vs de uitwassen in meerwaarde – roof. Eerste urgentie blijft de werkingssfeer van defacto monopolies aan te pakken. Waarom zouden we achter de Marsambities en Tesla’s van de narcist Musk aanhollen, of zuckerberg-achtigen of google onze communicatie laten kapen. Met door ‘ons’ betaalde advertentie-budgetten van de aloude ‘maak’-industrie nota bene. Compartimenteren en uitroken die handel.
Met dat laatste heb je gelijk. Maar mijn “platitude” vrees ik gaat toch ook op. Sinds de New Deal is het aantal mensen meer dan verdubbeld en zijn de standaarden voor “mimimum” nogal opgeschroefd. De categorie “meerwaarde” dient evenzeer opnieuw geproblematiseerd te worden als “waarde”. Zoals het nu in de theorie staat zou het organiseren van de productie door het kapitaal geen bijdrage aan die productie zijn (alles is uitbuiting). Ik denk dat het organiseren van de productie (en het efficienter maken er van)enige beloning rechtvaardigd. Nu kun je misschien zeggen dat die functie van het kapitaal inmiddels in loondienst wordt uitgeoefend. Ik zou deze functies toch aan de kant van het kapitaal (ten koste van een stuk van de meerwaarde) willen plaatsen.