Professorale Propaganda
(Diane Keaton heeft niets met Professorale Propaganda te maken. Foto AP)
Dat de wetenschap, met name de gammawetenschap, wordt uitgewoond: ach, dat weten we al een tijdje. Maar het is nuttig als je af en toe weer eens met je neus op de feiten wordt gedrukt. Bijvoorbeeld als je noodgedwongen zoiets als een inaugurele rede bijwoont. Ik zal tijd en plaats met de mantel der liefde (en een zeker opportunisme) bedekken. Per slot is het slechts een symptoom van wat in de sociologie algemeen gebruik is. Het was een slaapverwekkend mengsel van beleidsjargon, verhullend taalgebruik en humanistisch-christelijke waardenleer.
Het onderwerp was hongersnood. Oh nee, sorry, “ongelijkheid in voedingszekerheid”. En dat in het Engels natuurlijk, maar dat zal ik u besparen. En op wereldschaal, want het is verplicht dat wij hier wetenschap (en politiek) bedrijven voor de armen, onderdrukten en achtergestelden van de hele wereld. Er wordt al “sociologisch onderzoek” naar deze ongelijkheid gedaan maar duidelijk nog niet genoeg als we een dergelijke rede als agenda-bepalend mogen opvatten.
Maar waarom onderzoek? Hongersnood is een vrij simpel vast te stellen zaak. En op zichzelf genomen op een vrij simpele manier te bestrijden. Het is dan ook geen wonder dat deze rede een nog hoger percentage ingetrapte open deuren bevatte dan het gemiddelde sociologische werk.
Ik wil hier volstaan met het opwerpen van twee kritische vragen.
De eerste is het uitgangspunt dat wij kennelijk iedere hoeveelheid mensen op deze aardkloot als gegeven moeten accepteren. De doelstelling blijkt te zijn dat wij straks, in 2050, de geprognosticeerde wereldbevolking van 9G adequaat kunnen voeden. Is de mens niet het grootste plaagdier? Vormt het mensdom niet al in de huidige omvang een weinig duurzame bijdrage aan het leven op aarde? Zelfs bij een aanzienlijk lager consumptieniveau dan het huidige? En willen we wel een sober leven? Of moeten we dat maar willen? Kortom, mogen we alsjeblieft ook eens nadenken over minder mensen en daar onze energie op richten.
De tweede vraag is of ongelijkheid met sociologisch onderbouwd “beleid” bestreden kan en moet worden. De besproken ongelijkheid is slechts een van de ongelijkheden die uiteindelijk een politieke en culturele achtergrond hebben. De voorafgaande vraag moet zijn of een ongelijkheid, bijvoorbeeld deze ongelijkheid, wel opgeheven kan en moet worden. Hij kan misschien iets verminderd worden. We zouden hier en daar wat machthebbers kunnen vragen wat minder onverschillig met hun onderdanen om te gaan. Proberen toegang te krijgen tot de bevolking voor wat bekeringswerk naar onze cultuur. Maar pas na een serieuze verbetering van de bestuurlijke en politieke toestand heeft het zin kennis en andere middelen ter beschikking te stellen. Anders blijft het dweilen met de kraan open.
Het hele idee dat alles en iedereen maar gelijk moet zijn is de dood aan de diversiteit. Ongelijkheid is de grondslag van leven en vooruitgang. En bij ongelijkheid horen verliezers, ja zelfs de dood. Dat laatste wel graag op een humane manier, maar dat is iets anders dan ieder leven heilig verklaren. De vraag is niet of ongelijkheden moeten worden opgeheven, maar welk minimum we nog aanvaardbaar vinden. Waarbij we ons goed moeten realiseren dat wat “wij” een minimum vinden niet een cultureel universeel minimum is. Daar hoort bij dat we moeten aanvaarden dat sommigen minder gezond zijn en minder lang leven.
Over deze fundamentele vragen hoorde ik helemaal niets.