Nogmaals: Geitenneuker!
Met een geluidswagen op zondag tijdens kerkgang door Staphorst rijden en daar “godverdomme”, “jezus was een eikel” en andere soortgelijke verwensingen uiten. Mag dat?
De nequatie
Over beledigen en kwetsen woedt al een tijdje een veenbrand in opinievormend Nederland en daar buiten. Af en toe slaan de vlammen wat meer naar buiten, recent bij de Zwarte Piet discussie en het afschaffen van het artikel op de godslastering. Zowel uit de linker als uit de rechterhoek wordt regelmatig de mening verkondigd dat:
- Alles altijd gezegd moet kunnen worden, zelfs als het (duidelijk) onwaar en daardoor feitelijk lasterlijk is (denk: holocaustontkenning).
- Het beledigd worden een probleem is van de beledigde.
- Er een absoluut recht zou moeten zijn op de vrijheid van meningsuiting. En zonder het recht op, volgens een enkeling zelfs de plicht tot, beledigen is daar geen sprake van.
Daartegenover staan, vooral uit de linkerhoek, verwijten over “de toon van het debat”, wordt Wilders aangeklaagd voor “haatzaaien” en “discriminatie”, en is er de oproep om Zwarte Piet te verbieden.
Deze discussies worden gevoerd zonder dat voldoende wordt ingegaan op wat we onder “beledigen”, “vrijheid van meningsuiting”, “laster”, “haatzaaien” of zelfs “kritiek” precies verstaan of zouden moeten verstaan. Waardoor het debat nogal ontaard. Hier een poging tot enige klaarheid. Helaas wat lang maar dat is niet anders.
Ik heb om te beginnen een begrip nodig dat de zaak in zijn totaliteit omvat: De negatief bedoelde of negatief begrepen kwalificatie, samengesteld tot “nequatie”: Een communicatieve daad van zender naar ontvanger, waarbij het gaat om de negatieve intentie waarmee een daad wordt begaan en/of waarmee die daad wordt ontvangen. En om de vooronderstelde of waargenomen intentie bij de ander: de intentie waarvan de ontvanger veronderstelt dat die bij de zender aanwezig is en omgekeerd, de intentie waarvan de zender veronderstelt dat die bij de ontvangst van de boodschap aanwezig is. We kunnen dit samenvatten in het volgende schema:
Nequatie | ontvanger >> (alter) | niet ervaren + geen intentie ervaren | niet ervaren + wel intentie ervaren | ervaren + geen intentie ervaren | ervaren + intentie ervaren |
bron(ego) | |||||
geen intentie + geen vermoeden | 0 | -1 | -2 | -3 | |
geen intentie + wel vermoeden | 0 | 0 | 1 | 2 of -3 | |
intentie + vermoeden van niet | 1 | 1 | 3 | 4 | |
intentie + vermoeden van wel | 2 | 3 | 4 | 4 |
De ernst van de nequatie wordt weergegeven door een cijfer van -4 tot 4 (een voorlopige opstelling van de auteur). Het teken staat voor de partij waar de verantwoordelijkheid in de eerste plaats gelegd moet worden: +: ego, -: alter. “Ego” en “alter” zijn termen die vaak gebruikt worden in de theorie over de menselijke communicatie om “zender” en “ontvanger” aan te duiden. Er zit geen enkel waardeoordeel achter. De schaal zou met de “zwaarte” van de intentie kunnen worden uitgebreid: betreft het ongewenste kritiek, een simpele belediging, laster of een directe oproep tot geweld? Vooral bij laster moet men zich goed realiseren dat een en ander niet altijd een negatieve vorm hoeft te hebben. Zo zou men de vermeende aanwezigheid van de Prinsenvlag bij de demonstratie van de PVV op het Malieveld als laster op kunnen vatten.
Het communicatieve veld
Dit moet worden uitgebreid met het communicatieve veld waarbinnen een en ander zich afspeelt: de relatie tussen alter en ego en de aan- of afwezigheid en het karakter van “publiek”. Iets zal eerder als een nequatie bedoeld zijn of geïnterpreteerd worden als verondersteld wordt dat omstanders dat zo zullen uitleggen. Een eerste inventarisatie:
Solo (1:0): onhoorbaar of onzichtbaar voor anderen; feitelijk gericht aan zichzelf.
Duo (1:1): In een directe confrontatie met de aangesproken partij. Hierbij moet een onderverdeling gemaakt worden naar de reeds bestaande relatie tussen ego en alter. Wat ik tegen mijn levenspartner kan zeggen verschilt nogal van wat ik tegen een politieagent kan zeggen. Alter kan een geliefde, partner, (goede) vriend, persoonlijke kennis, collega, medelid van een groep, publiek persoon of onbekende zijn. De relatie hoeft op het moment van de nequatie niet wederkerig of “goed” te zijn.
Vooral in deze situatie is onderverdeling van de omstandigheid van de confrontatie van belang: Strikt een op een (waarbij de plaats nog van belang is, bijvoorbeeld in huis of in een openbare gelegenheid), binnen een groep van bekenden of leden, in de openbare ruimte, met een fysiek publiek, of via de media.
Een op veel (1:n). Hierbij is de status van ego en die van de aangesproken groep van belang. In primitieve culturen is het tonen van (sexueel getinte) belangstelling door ego al een belediging voor een complete familie als alter, waarvan de eer wordt aangetast.
Veel op veel (n:n). Ego zal dan optreden als woordvoerder van een groep of partij, die zijn nequatie richt op een collectief alter. Het meest in de belangstelling staan (vermeende) nequaties door politici.
Wat is het communicatieve nut van nequaties?
Door een nequatie wordt in ieder geval tijdelijk een rationele, op overeenstemming gerichte modus van communicatie verlaten. We moeten de intenties van alter en ego daarom nog een niveau hoger beoordelen: niet op de intentie om te nequeren of om iets als zodanig te interpreteren, maar, gegeven die aanwezige intentie of interpretatie, het doel daarvan. Waarom beledigt iemand of ervaart iemand iets als een belediging?
De minst schadelijke en soms productieve intentie zou kunnen zijn om de ander bewust te maken van het feit dat die communicatie volgens ego niet meer goed verloopt. Het goedmoedige “sukkel” is hier het meest onschuldige voorbeeld van. Als nog minder confronterend zou men een kritiek kunnen zien als “dat was niet zo’n slimme opmerking”. Overigens zijn er genoeg mensen die reeds van een dergelijke opmerking op tilt slaan.
Een volgende veel voorkomende en tamelijk onschuldige intentie is het luchten van het gemoed in afwezigheid van de ander. Door binnensmonds of hardop maar ongericht te nequeren. Deze mentale modus heeft wel als nadeel dat deze gedachten misschien ook wel eens op een minder gepast moment naar buiten kunnen gaan komen. Daarom heeft het zogenaamde tot 10 tellen zo z’n voordelen.
Zwaardere intenties (“tot op het bot willen beledigen, tot de knieën toe afzagen”) kunnen worden opgevat als een begin van strijd met andere middelen, in het ergste geval als aankondiging van het overschakelen op fysiek geweld. In dat geval zal vaak het al of niet bedoelde effect zijn dat de rationele communicatie beëindigd wordt.
In “een op veel” en “veel op veel” situaties is het van groot belang precies aan te geven welk alter ego aanspreekt. Als voorbeeld: Ik ben van mening dat Theo van Gogh in zijn columns de blanke culturele elite aanspreekt. Het is het publiek waarvoor hij (in gedachten) schrijft. Als hij in dat kader schrijft: “X zijn geitenneukers” dan is dat slechts indirect een nequatie. Hij gaat niet voor de groep X staan en roept: “Jullie zijn geitenneukers”. Een groot verschil. Dergelijke indirecte nequaties zijn daarmee niet volkomen onschuldig. Oproepen tot geweld bijvoorbeeld blijft ook in deze vorm terecht strafbaar.
Wanneer is een nequatie strafbaar
Na deze voorlopige classificatie van diverse aspecten van de nequatie komen we toe aan de vraag wanneer de nequatie strafbaar zou moeten zijn. Het uitsluitend beschouwen van een 1 op 1 nequatie is zelden noodzakelijk. Er zal bijna altijd sprake moeten zijn van een zeker publiek of op zijn minst een groep. Als iemand achter het stuur een middelvinger opsteekt (1:1) is dat een uitzondering: hij kan daarmee acuut gevaar oproepen en benadert daarmee fysiek geweld. Sommige mensen zien hun auto nu eenmaal als een wapen. In Duitsland kun je voor zo’n “Stinkefinger” terecht een flinke boete krijgen.
Op welk moment wordt in communicatie tussen betrokkenen een grens overschreden en wat voor strafmaatregel zou daarop moeten staan? Samenleven gebeurt in diverse verbanden die behoorlijk verschillen. De vraag is of het enig nut heeft om direct met andersdenkenden de confrontatie aan te gaan door middel van nequaties. Aan de andere kant dient kritiek, zolang die binnen de orde blijft, niet te snel als nequatie te worden opgevat.
Communicatie met en tussen personen in functie moeten anders gewogen worden dan privécommunicatie. Als iemand in functie is, is de ander dat automatisch ook. Tegenover de politieagent staat de burger (eventueel: verdachte, illegaal) en niet een privépersoon. Communicatie tussen functionarissen dient in principe te verlopen volgens zakelijke normen waarbij iedere nequatie van beide kanten dient te worden vermeden. “Beledigen van een ambtenaar in functie” is strafbaar (NB: We zien hier de volstrekte overbodigheid van het apart strafbaar stellen van majesteitschennis). Over het algemeen geldt dit ook voor onbezoldigde functies zoals bestuurders van verenigingen en vaak ook voor de omgang van leden van een vereniging onderling. Het laten passeren van schending van deze regels kan leiden tot ernstige ondermijning van de communicatie op langere termijn en daarmee van het functioneren van functionarissen, verenigingen of andere instellingen. Dit afhankelijk van de ernst, de frequentie en het ontbreken van gemeende excuses. Als dramatisch voorbeeld: uitschelden van personeel van hulpdiensten, soms gevolgd door daadwerkelijk geweld.
Politieke communicatie
Als het doel van een vereniging, bijeenkomst of medium duidelijk politieke meningswisseling is gelden andere normen. In ieder geval zal er bijzonder weinig ruimte moeten zijn voor het opvatten van kritiek als belediging. Ook het in twijfel trekken en zelfs afkeuren van overtuigingen van alter door ego zal niet als vorm van belediging tot straf of verbod kunnen leiden. Er moet behoorlijk wat ruimte zijn voor ad hominems. Zeker als die door argumentatie ondersteund wordt, zoals “bedrijfspoedel” ondersteund wordt door het feit dat de PvdA op gezette tijden het kabinet Rutte I steunde. Bij laster en bedreiging dient er in ieder geval te worden ingegrepen. Zo is het mij een raadsel dat mensen in de US er mee weg komen de geboorteplaats van Obama in twijfel te trekken.
De vrijheid van meningsuiting gaat over politieke meningswisseling. Kritiek op ideologieën, waaronder godsdienst, maakt daar een integraal deel van uit en nequaties kunnen in dat debat (en dat kan een cabaretvoorstelling zijn) een belangrijke rol vervullen. Waar een dergelijke functie niet aannemelijk kan worden gemaakt kan het argument van de vrijheid van meningsuiting niet gebruikt worden.
Verbaal geweld
In bovenstaande is hopelijke duidelijk geworden dat nequaties moeten worden opgevat als symbolisch geweld en zo een vervanging kunnen zijn voor fysiek geweld. Dat kan een nuttige functie vervullen en geweld voorkomen. Maar het kan ook geweld aanmoedigen zelfs als het niet directe oproepen tot geweld zijn. Het bestraffen van nequaties moet gezien worden in het verlengde van het verbod op fysiek geweld tussen burgers en het monopolie van het gebruik daarvan bij de staat. Op deze wijze wordt volgens mij ook duidelijk hoe weinig “het recht op beledigen” te maken heeft met de vrijheid van meningsuiting. Een gemeende belediging (3 of 4 in de tabel) is geen meningsuiting maar een daad van verbaal geweld. Omgekeerd is het ten onrechte opvatten van een mening als belediging dat ook (-3 of -4 in de tabel). De conflictloze maatschappij is een illusie en verbaal geweld heeft zeker de voorkeur boven fysiek geweld, maar dat mag niet leiden tot een kritiekloze acceptatie van alle verbaal geweld als “vrijheid van meningsuiting”.
En het antwoord is…
Hopelijk kunnen we na deze beschouwing de vraag aan het begin met een hardgrondig “nee” beantwoorden. Een iets ingewikkelder kwestie is het hoofddoekje achter de kassa van de supermarkt. Een hoofddoek roept een flink deel van het publiek toe: Je hoort er niet bij. Je bent onrein. Ik ga niet met je om. Je bent geen medemens. Ik vind de intentie tot buitensluiting die er van uitgaat minachtend en beledigend. Het is volgens de normen van de multicul in ieder geval discriminatie. Misschien wel racisme of zelfs het racisme van de übermensch. Het normale racisme is een negatieve selectie: een bepaalde soort is minder dan “de rest”. Iemand die negers dom vindt hoeft daarom nog geen antisemiet te zijn.
Het racisme van de hoofddoek
Het racisme van de hoofddoek (en de bijbehorende haatbaard) is omgekeerd: wij zijn de goeden, de rest is slecht. Kun je bij een kek gekleurd hoofddoekje met daaronder een opgemaakt gezicht en modieuze kleding nog een zekere relativering of zelfs opstandigheid vermoeden bij de echte kopvodden, de zwarte lappen die om het hele hoofd gewonden worden en die wat mij betreft wel zo mogen heten, is daar geen sprake van. Misschien kunnen we daar nog eens aan denken als er iemand weer eens racisme roept. Het is volstrekt legitiem om als werkgever te eisen dat je personeel zich in alle opzichten zo neutraal mogelijk dient te gedragen en te tonen. Kan een klein kruisje, als symbool voor een eigen mening die verder niemand buitensluit nog getolereerd worden. Een hoofddoek of keppeltje kan dat zeker niet. En dat geldt niet alleen voor ambtenaren in functie, maar ook in het particuliere bedrijfsleven.
Actie!
Onderstaande volstrekt overbodige illustratie kwam ik tegen op www.rijksoverheid.nl
Ik roep mijn lezers bij deze op hier actie tegen te voeren en de heer Plasterk te verzoeken deze en soortgelijke afbeeldingen te verwijderen. Met wat publiek getwitter en geretweet en zo. Of door te proberen er een stukje op Geen Stijl te krijgen.
Eerdere blogs over dit onderwerp
Ingewikkelde of uitgewikkelde kleding heeft niets met al dan niet mensenrecht of mensenplicht te maken, maar alleen met verschil in cultuur, smaak en sowieso onderbuikgevoelens. En al helemaal niet met bovenstaand gruwelijk ingewikkeld verhaal. Slechts als het menselijk verkeer door kleding bemoeilijkt wordt, zijn er democratisch heel praktische besluiten over te maken. Over geitenneuken gesproken!?
Mooi artikel, Victor.
Het lijkt wel geschreven met als doel de hoofddoek een juiste plek te geven in het geheel van uitingen tussen groepen.
Misschien kan je er nog bij betrekken dat verschillende hoofddoekdraagsters zich deze associatie met onreinheid of uitsluiting totaal niet bewust zijn. Ze doen gewoon wat hen in de opvoeding is meegegeven. Mag je iemand aanrekenen dat hij gedrag vertoont dat niet de bedoeling heeft iemand uit te sluiten maar wel zo ervaren kan worden (-2)?
En wat doe je dan met schooluniformen, als die alleen bij de betere scholen voorkomen?
Daar kan iemand best prat op gaan, en een ander kan dat storend vinden.
Ik vrees dat een sluitende analyse veel te complex wordt om in de praktijk bruikbaar te zijn.
@Joost Het verhaal was je kennelijk te moeilijk want anders had je begrepen dat alle kleding en versierselen van de mens een symbolische, culturele waarde hebben. Als dat een cultuur van uitsluiting is (en vrijwel elke cultuur is dat) dan kan dat in een open maatschappij problemen opleveren als die intolerantie extreme vormen aanneemt.
@Theo. Dank voor het compliment (beveel je het nog eens aan hier of daar?). Dit stuk was niet speciaal rond de hoofddoek geschreven, maar tegen de verabsolutering van de VvMu. Iets storend vinden lijkt me niet voldoende. De intentie van het dragen van een schooluniform is functioneel , zoals een soldaat of een politieagent ook een uniform draagt. Ieder symbool van insluiting houdt automatisch uitsluiting (van de rest) in. Zolang dat functioneel is is dat goed en meestal zelfs noodzakelijk. Als dat niet zo is gaat het om de mate van uitsluiting in tijd en absoluutheid. En wat die hoofddoek betreft lijkt me dat volwassenen daar op aan te spreken moeten zijn. En bij minderjarigen de ouders/opvoeders. En uiteraard blijft er een belangrijk verschil of het in functie (achter kassa, balie als illustratie op een website) is of alleen maar in de openbare ruimte. Deze analyse is meer een methode dan sluitende wetgeving. Maar als je een hoop concrete gevallen hiermee analyseert dan moet het mogelijk zijn hiermee uit de voeten te kunnen.
En het leven moet per se uitsluitend ingewikkeld zijn? Is dat jouw “open maatschappij”? Dat is mij inderdaad te moeilijk en vooral te moeizaam!
Heb toch altijd gedacht dat “open maatschappij”, als het maar enigszins kan “in-sluitend” en niet “uit-sluitend” werkte? Is een open maatschappij inderdaad altijd zo moeilijk en moeizaam?
@joost Ik heb de mensen niet toegelaten die het zo ingewikkeld maken. Mensen moeten zich wel willen laten insluiten. Overigens belanden je reacties, ondanks dat je toegelaten bent regelmatig in de spambox waar ik ze dan weer uit vis. Moet nog eens uitzoeken hoe dat komt.