De waarde van een leven
En het kuiken zei, het kuiken zei:
haha het was geen jongetje dat je had willen bakken.
Haha het was je broertje niet dat in de pan was gegaan.
En ik had me weer voor de zoveelste keer door een kuiken laten verlakken,
maar de volgende dag at ik rijst
met hele jonge kip of haan.
“Het ei” 1961 Jaap Fischer/Joop Visser https://www.songteksten.nl/songteksten/356039/jaap-fischer/het-ei.htm
Voorafgaand aan vragen over euthanasie, abortus, militaire missies naar Afghanistan, maar ook vragen over medisch (niet) handelen en de rechten van dieren, kortom al die vragen die gaan over het beëindigen van leven, moet de discussie over de waarde van een leven gevoerd worden. Die discussie gaat verder dan de beslissing over leven en dood: bij de verdeling van schaarse middelen die de kwaliteit van leven verbeteren zal ook vaak een afweging gemaakt moeten worden wie daar het meest bij gebaat is.
Dergelijke beslissingen waarderen de kwaliteit (waarde) van levens ten opzichte van elkaar. Als ik meer moet betalen voor een op verantwoorde wijze geproduceerd stuk vlees dan wordt daarmee een stukje van mijn leven genomen, of op zijn minst op een andere wijze vastgelegd doordat ik langer moet werken ten bate van dat dier. Op dit moment kan ik daar nog zelf voor kiezen. Maar het moment is nabij waarop dat niet meer kan omdat bepaalde zaken verboden worden. Zelfs bij zoiets eenvoudigs als gebruik van stoplichten in het verkeer kun je een rekensom maken: hoeveel levensminuten van degenen die nodeloos wachten wegen op tegen het voorkomen van één ongeluk?
Ik meende dat er in “verlichte” kringen enige consensus over deze zaak bestond maar moet daar op terugkomen. Voor velen blijkt een discussie over de waarde van een leven nog beladen met emotie en daardoor moeilijk te voeren. Het uitgangspunt lijkt te zijn: de waarde van het eigen leven kan en mag alleen door de individu zelf bepaald worden. Voeg daarbij de toenemende neiging om al het dierlijk leven, al of niet inclusief insecten en al of niet nog in staat van wording dezelfde “individu”-status toe te kennen en er over spreken wordt onmogelijk: Alle leven is heilig en mag hoogstens door een eigen besluit kunstmatig beëindigd worden. Is de wilsbekwaamheid daartoe afwezig dan kan het leven niet beëindigd worden. Wijk je van die stelling af dan is de wereld al gauw te klein en wordt je er van beschuldigd kil, amoreel of erger te zijn.
Een dergelijk moralisme levert onoverkomelijke problemen op. Dat wordt goed zichtbaar als we gaan nadenken over de waarde van het leven van de mensheid als totaal in relatie tot de waarde van een individueel leven. Het blijkt dan dat de overbevolking de kwaliteit, en dus de waarde, van vele levens negatief beïnvloed. Gemiddeld wordt een leven minder waard. Maar ook iedere afweging of een groep of staat bepaalde leden in serieus gevaar op levensverlies mag brengen teneinde gevaar voor die groep te bestrijden wordt zeer moeilijk. Een derde manier waarop de krampachtigheid van deze houding aan het licht komt is als er met beperkte middelen keuzes gemaakt moeten worden welk leven gered of verbeterd wordt en welk niet. Dit zijn allemaal geen keuzes die je aan die individuen zelf over kunt laten. In principe is het leven voor eenieder even heilig en daarmee oneindig veel waard. Regelmatig kan het zijn dat de ene mens voor de ander iets over heeft. Soms zelfs zijn leven. Maar vooral als het gaat om zaken die door de gemeenschap bekostigt en dus beslist worden voldoet dit niet als uitgangspunt.
Daarbij wordt uit het oog verloren dat de natuur zo niet werkt, ook niet de menselijke natuur. Naast coöperatie en zorg is er ook strijd. Weliswaar betekent “survival of the fittest” inderdaad dat de meest passende overleeft, dat wil niet zeggen dat het strijd-element in de overlevingsstrategie geheel verdwenen is. Het feit dat het mensdom er tot op zekere hoogte in geslaagd is om die strijd gedeeltelijk van een fysieke strijd in een ideeën-strijd om te zetten en zo als soort een voorlopig ongebreidelde zij het kwalitatief niet altijd verheffende groei te kunnen doormaken wil nog niet zeggen dat daarmee het fysieke aspect geheel verdwenen is. En voor de deelname aan die strijd om het bestaan, of dat nu tussen mensen onderling, tegenover het natuurgeweld of om bestrijding van ongewenste effecten van de economie gaat wordt voortdurend genormeerd, gemeten en gewogen. De één vindt dat de kans op een overstroming met 10 000 slachtoffers eens in de vijfhonderd jaar acceptabel is de ander is voor 1:5000 en waardeert, door de daarmee gepaard gaande hogere kosten het leven op een andere wijze.
Dit wil niet zeggen dat we ons zonder meer overgeven aan wat er voor en over ons beslist wordt. In een democratisch bestel zijn we niet overgeleverd aan de willekeur van een vorst maar kunnen we de plannen, wetten en daarachter liggende opvattingen bediscussiëren en daar op een zeer indirecte manier gezamenlijk over besluiten.
Discussie over de waarde van een leven kan niet zonder kwantitatieve en normerende uitspraken. Die hebben twee kanten: De kwaliteit: hoe goed is de kwaliteit van leven X? En de kosten om het in stand te houden. Hoeveel kost het om leven X op dit niveau in stand te houden gedurende een bepaalde tijd in relatie tot de bijdrage van leven X over die periode aan die instandhouding. Het is onmogelijk, niet de bedoeling en ook niet nodig om over ieder individueel leven een boekhouding bij te gaan houden. Maar voor het op cruciale momenten nemen van besluiten is het van groot belang om goede en duidelijke afgegrensde normen te hebben waar we het samen over eens zijn.
In de industrie zijn daar strenge wetten over. Vroeger (vanaf 1970 of zo) was bij het ontwerp van een industriële installatie de kans op een fataliteit (10 doden of meer) acceptabel bij een kans van 1 : 100.000 manuren – grofweg een mensenleven aan arbeid. Dat is later o.a. door de Piper Alpha ramp opgetrokken tot 1 : 10.000.000 manuren. In de jaren ’90 heb ik me als expert op veiligheidsgebied teruggetrokken vanwege aanvaringen met CEO’s (heel vroeger waren dat hoofden van ‘uitvoerend personeel’ – ik heb nog een Amerikaan meegemaakt waarbij een complexe plant multidisciplinair geheel in zijn hoofd zat) omdat deze zich uit markt-strategische overwegingen steeds verder verwijderden van de werkvloer. Die ingekankerde houding is anno nu overal zichtbaar en om de 21e eeuw echt te laten beginnen moeten we eerst twee stappen terugdoen en vervolgens drie stappen vooruit om het zeer moeilijke probleem dat je entameert adequaat te benaderen.
Bij mijn weten is in de gezondheidszorg momenteel consensus over 20.000 euro per QUALY (Quality Adjusted Life Year). Oftewel, een levensjaar van ‘goede’ kwalteit dat door een bepaalde behandeling wordt gewonnen mag 20.000 euro kosten. Anders wordt deze niet ingevoerd.
Ik heb wel wat over die discussie gelezen maar dacht dat consensus nog ver weg was. En dan is het nog maar consensus binnen de medische wereld. De “buitenwereld” kijkt er volgens mij anders tegen aan.