Alle mensen zijn geen broeder
“Alle Menschen werden Brüder” luidt de beroemde regel van Schiller, door Beethoven als tekst gebruikt in zijn 9e symphonie. Sinds 1985 het Europese volkslied. Een mooi doel, geïnspireerd door de Franse Revolutie. Misschien wel verder weg dan ooit.
Maar niet voor de Westerse politieke elite. Die de mensenrechten eerst uitgevonden en daarna voorondersteld heeft. Door de broederschap als recht uit te delen hebben ze mij rechten ontnomen: het recht om zelf te bepalen wie mijn broeder is en wie niet. Daarmee hebben ze het fundament van de broederschap ondermijnd, namelijk dat broederschap wederzijds moet zijn. En dat het vrijwillig moet zijn. Mensen zijn pas elkaars broeder als ze zelf tegen elkaar gezegd hebben: “ik ben jouw broeder”. Het zou heel mooi zijn als we dat met z’n 7 miljarden ooit tegen elkaar zouden zeggen. En misschien gebeurt het ooit. Maar ik zal het in ieder geval niet meemaken.
Het is deze kardinale politieke fout, voortgekomen uit schuldgevoel over wereldoorlogen en kolonialisme, die ons in grote moeilijkheden heeft gebracht en die voortdurend het zicht op de werkelijkheid ontneemt. Het sterkst wordt deze misvatting vertegenwoordigd in de postmoderne multiculturele cosmopitische Gutmensch, waaruit het overgrote deel van onze politieke vertegenwoordigers gerekruteerd is in een proces van zichzelf versterkende politieke correctheid.
Moeten we dan terug naar de onbelemmerde strijd van allen tegen allen? Natuurlijk niet. We zijn dan wel niet allemans broeder, maar wel beschaafd en ontwikkeld. Het is heel goed mogelijk om te denken in allerlei gradaties van medemenselijkheid en daar politiek mee te bedrijven. Wel moeten we goed voor ogen houden dat vijandschap nog steeds bestaat. En dat het legitiem is om eigen belangen te hebben en na te streven. We hoeven niet het oog om oog, tand om tand in praktijk te brengen en kunnen waar mogelijk mededogen en andere mooie waarden best toepassen. Uiteindelijk kunnen we ons de mogelijkheid om hard op te treden niet ontzeggen en op het moment dat dat nodig is, moeten we niet zeuren en met een hand op de rug vechten omdat we zo nodig allerlei scrupules met de tegenstander, die tenslotte onze broeder schijnt te zijn, moeten hebben. Overijverige politici, advocaten en officieren van justitie die iedere afgevuurde kogel en iedere uitgedeelde klap willen onderzoeken moeten tot zwijgen worden gebracht.
Maar ook binnenlands levert de afgedwongen broederschap ons grote problemen op. De weinig verheffende neiging alles te willen nivelleren als methode om iedereen hoger opgeleid te laten zijn en vervolgens een daarbij passende functie te laten bekleden heeft enorme schade aangericht. De doorgeslagen neiging alles voor iedereen toegankelijk en mogelijk te maken is een zeer kostbare en zo langzamerhand niet meer te dragen last. Het verbieden van het eigen oordeel over medemensen en het handelen daarnaar onder het mom van discriminatie-bestrijding een niet te verteren inbreuk op de vrijheid.
Durch die im 18. Jahrhundert zunehmende Abkoppelung der Menschen von göttlichen Mächten und dem dann sich verstärkenden Bewußtsein aufeinander angewiesen zu sein, bekamen die Begriffe Brüderschaft und Freundschaft schon vor der Französischen Revolution eine große Bedeutung.
In dem Gedicht von Schiller An die Freude, das er 1786 verfaßte , also schon drei Jahre vor den ersten Anzeichen einer revolutionären Entwicklung in Frankreich meint er mit den Zeilen: Alle Menschen werden Brüder, wo dein sanfter Flügel weilt: daß unter dem sanften Flügel der Freude Menschen Brüder werden können.
In seinem Gedicht Zueignung (1784) stellt sich Goethe die Frage nach dem Sinn seines Dichtertums. Er erinnert sich, daß er schon als Kind ein großes Verlangen nach der Wahrheit verspürte. Seine Aufgabe sieht er darin, die Gaben der Wahrheit mit allen die auch, jeder auf seine Weise, nach Wahrheit suchen, zu teilen.
Für andre wächst in mir das edle Gut,
Ich kann und will das Pfund nicht mehr vergraben!
Warum sucht‘ ich den Weg so sehnsuchtsvoll,
Wenn ich ihn nicht den Brüdern zeigen soll?
….
….
So kommt denn, Freunde; wenn auf euren Wegen
Des Lebens Bürde schwer und schwerer drückt,
….
Wir gehn vereint dem nächsten Tag entgegen!
So leben wir , so wandeln wir beglückt.
An zwei Sätze aus Deinem Blog will etwas kurz anfügen: “‘ik ben jouw broeder‘. Het zou heel mooi zijn als we dat met z’n 7 miljarden ooit tegen elkaar zouden zeggen. En misschien gebeurt het ooit”
In seiner kleinen Schrift Zum ewigen Frieden sagt Kant: dieser Friede komme erst dann wenn wir alle im Grab liegen.
“Wel moeten we goed voor ogen houden dat vijandschap nog steeds bestaat.” Feindschaft besteht nicht “nog steeds” sondern ist ewige menschliche Realität, sonst bräuchten wir ja keine Bruderschaft.
Gefährlich wird es dann, wenn zu viele Menschen nicht mehr an die Notwendigkeit von Feindschaft glauben.