De hybride moslim(a)
Bij de ‘Tafel van Thijs’, een programma van de EO, troffen op 30 januari twee uitersten elkaar. Kees van de Staaij van de SGP was daar om met Tunahan Kuzu, voorman van DENK, in discussie te gaan over het door de SGP uitgebrachte ‘Manifest – Islam in Nederland’. De SGP wil, kort samengevat duidelijkere grenzen stellen aan de aanwezigheid en verdere groei van de islam in Nederland. Haar belangrijkste argument daarvoor is: “…..dat is geen reden om krampachtig vast te houden aan de gelijkheid van alle godsdiensten. Het is hoogst onverstandig om alle godsdiensten over één kam te scheren. Daarvoor zijn redenen te over”.
Kuzu vol op het orgel
De DENK-voorman gaat in de discussie niet op het manifest in. Hij veroordeelt het en schuwt geen enkel argument. ‘Dit is een knieval voor de xenofobie en islamofobie. Het is het verlengde van het verkiezingsprogramma van de PVV. Het lijkt wel kruisvaardersretoriek. Ongelukkige timing net na de aanslag op de moskee in Quebec en het inreisverbod van Trump. De grondwet moet voor iedereen gelijk zijn. Moslims moeten ook trots kunnen zijn op hun geloof.’
Met een verwijzing naar het programma van DENK pleit Kuzu voor ‘wederzijdse acceptatie’. Mensen die al jaren in Nederland wonen moeten eindelijk eens geaccepteerd worden en niet meer als groep worden weggezet. In dit verband doet hij ook een beroep op de artikelen 1 (gelijkheid) en 9 (recht op vergadering en betoging) van de grondwet.
Wederzijdse acceptatie
Uit de mond van Kuzu is dat een vreemd pleidooi. Acceptatie verloopt volgens een vast proces. Wie als nieuwkomer zijn omgeving accepteert, zal als regel kunnen rekenen op acceptatie. Dan is er sprake van wederzijdse acceptatie.
De gemiddelde moslim(a) accepteert de nieuwe omgeving echter niet en wijst deze af. De gemiddelde moslim(a) doet wel beroep op de acceptatie van het ‘anders zijn’. Het anders zijn vertaalt zich in tal van eisen die aan de nieuwe omgeving worden gesteld. De juridische islam stelt dat moslims de wetgeving van hun land van vestiging dienen te accepteren, tenzij hun geweten zich daar tegen verzet. De dagelijkse praktijk levert een ander beeld op. Veelal wordt de nationale wetgeving alleen geaccepteerd als men zich daartoe gedwongen voelt of wanneer dat voordelen oplevert.
Kuzu’s partij DENK wil de acceptatie afdwingen met wetgeving en extra politie en pleit voor voorrang voor moslims bij vacatures.
De ‘wederzijdse acceptatie’ die DENK bepleit berust op retoriek. De islam houdt zijn aanhangers voor om alleen economisch te participeren en de eigen kring als leefwereld te verkiezen boven de nationale samenleving. Geheel volgens de islamitische leer moedigt DENK integratie niet aan.
De hybride moslim(a)
De hybride auto rijdt zowel op fossiele brandstof als elektriciteit die door accu’s wordt geleverd. Voor de chauffeur is er een keuze. De subsidie op hybride auto’s werd een mislukking. Ze werden gekocht vanwege de hoge subsidie, maar veel kopers bleven gewoon op fossiele brandstof rijden.
Naast alle verschillen zijn er ook overeenkomsten te vinden met de situatie van moslims. Het (overigens mislukte) integratiebeleid faciliteert ze om een keuze te maken voor integratie in de Nederlandse samenleving. Het is slechts een beperkte groep die voor volledige integratie kiest. De groep bestaat uit mensen die kiezen voor een verlichte islam, voor een seculier bestaan en zich zelfs ontwikkelen als islamcritici. Zij kiezen voor de normen en waarden die de grondslag vormen voor de Nederlandse grondwet en overige wetten. Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft vastgesteld dat integreerders gelukkiger zijn en meer maatschappelijk succes hebben.
De grootste groep integreert echter niet en leidt een hybride bestaan. Ze kiezen voor een hybride ‘auto’ omdat het voordelen oplevert, maar blijven op fossiele brandstof rijden. Ze schaffen zich om opportunistische redenen een permanente verblijfsvergunning of Nederlanderschap aan en verkiezen zich tegelijkertijd op te sluiten in hun oorspronkelijke nationale cultuur, taal en islam. Ze eten als het ware van twee walletjes.
De gelijkheid in artikel 1 van de grondwet en artikel 6 over godsdienstvrijheid
De letterlijke tekst van artikel 1 luidt:
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Artikel 6 van de grondwet regelt de godsdienstvrijheid:
“Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”
Het lijkt er op dat de SGP bij zijn voornemen om de islam aan banden te leggen, niet kan kiezen voor artikel 6 en daarom impliciet verwijst naar artikel 1. Dan zou het met name moeten gaan om het deel ‘in gelijke gevallen’. De SGP betoogt immers dat er geen sprake is van gelijkheid van godsdienst en godsdiensten niet over één kam kunnen worden geschoren.
Het is onzeker of dat juridisch een houdbare stelling is. Inhoudelijk kan daar echter geen twijfel over bestaan. De islam is in alle opzichten ongelijk aan andere godsdiensten. Er is geen enkele godsdienst bijvoorbeeld die haar gelovigen oplegt te strijden tot er geen andere godsdienst meer is dan de islam.
En dat is ook de reden waarom we zoveel hybride moslims hebben. Je kunt niet én volwaardig Nederlander zijn en tegelijkertijd streven naar de overheersing van slechts één godsdienst. Moslims doen beroep op artikel 6 van de grondwet om opportunistische redenen. Principieel eist de islam immers het alleenrecht van haar godsdienst op. De SGP zou daar wat meer aandacht aan kunnen besteden.
Het Nederlanderschap is niet verenigbaar met het aanhanger zijn van de orthodoxe islam. Het is een tweeslachtigheid die ten onrechte nog steeds wordt geaccepteerd.