Van verantwoordelijkheid naar schuld
Geschiedenis heeft geen doel en geen plan.
De wereld van een groep jager-verzamelaars was overzichtelijk. Plannen waren simpel en uitvoerbaar. Die werden regelmatig doorbroken door rampen en ziektes, maar dat waren de hogere machten van de natuur waar het menselijk handelen toen geen enkele greep op had. Pas toen men met andere groepen bekend raakte en men steeds meer technieken ontwikkelde om die andere groepen en de natuur de baas te worden werd er geschiedenis gemaakt.
Geschiedenis heeft, ondanks wat wel beweerd wordt, geen doel en geen plan. De meeste maatschappelijke ontwikkelingen “gebeuren” zonder dat iemand daar veel aan kan doen. Er zijn allerlei actoren bezig met elkaar maar het eindresultaat is grillig; voor zover het plannen zijn die worden uitgevoerd zijn er altijd zaken waar men geen rekening mee heeft gehouden, die uitvoering bemoeilijken of onmogelijk maken. En verder blijft men afhankelijk van natuurkrachten. Er is sprake van een ontwikkeling waar achteraf enige logica in te ontdekken valt. Daarmee zou de mensheid haar voordeel kunnen doen.
Naar mate de werelden groter werden: intern gedisciplineerd, geleid en georganiseerd, werd dit effect steeds zichtbaarder en sinds de ontdekkingsreizen in de 16e en 17e eeuw is er sprake van een geschiedenis die de hele aarde omvat: er zijn krachten die de hele wereld proberen te onderwerpen. Vorsten, dictators of profeten die meenden dat hun belang of ideaal aan de hele wereld moest worden opgelegd speelden daar zeker een rol in, maar de wereld onderwerpen aan een totaalplan is tot nu toe niemand gelukt. “Het Kapitaal” beheerst de wereld, maar als een anonieme kracht, een systeem. Geen plan met een duidelijke leiding; wel met doelen, namelijk groei en winst. De wereld spartelt echter tegen.
Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de mensheid haar verdere ontwikkeling als geheel beter moet beheersen. Vanwege de permanente groeidwang van het kapitaal ontstaan er milieuproblemen — waaronder een dreigende temperatuurstijging — , sociale ontwrichting en overbevolking. Om de supermammoettanker van de wereld-“gemeenschap” bij te sturen is een ongekende greep van de politiek op de ontwikkelingen nodig met name op de ontwikkeling van het kapitaal. Dat moet niet ontaarden in een planeconomie. Greep op iets hebben is niet het zelfde als planeconomie: de toekomst blijft open; ondernemingsgewijze productie de kern; markten blijven bestaan maar moeten beter functioneren.
Het gebrek aan een dader, een aanwijsbare schuldige maakt het moeilijk krachten te ontwikkelen om die greep te realiseren. Regelmatig worden dan ook pogingen gedaan een dader of groep aan te wijzen door middel van een complottheorie die dan de joden, de witte man of de CIA als schuldig aanwijzen. Het denken in daders en schuld helpt niet, omdat de elites — bijvoorbeeld de deelnemers aan het World Economic Forum in Davos of aan de Bilderbergconferentie — opgesloten zitten in dezelfde systemen als de rest van de mensheid waarbinnen anders handelen als individuele leider of functionaris niet mogelijk is. Voor veruit de meesten geldt het beroemde adagium “ze weten het niet maar ze doen het”.
Pas als ze zich van hun situatie bewust worden zijn ze verantwoordelijk en pas als zij daar niets aan doen zijn ze schuldig. Dat bewustzijn tot stand brengen is de taak van werkelijke oppositie. In Sociaal Humanisme is de nodige analyse van systemen, de instituties, te vinden, evenals aanzetten voor verbetering. In dit stuk wordt verder ingegaan op de vraag hoe een beter bewustzijn van de toestand van de mensheid, en van het Vrije Westen in het bijzonder, bij de elite geïntroduceerd kan worden. Daarvoor is kritiek op de huidige waarden waarmee naar de wereld gekeken wordt fundamenteel.
Liberaal humanisme
Het liberale humanisme met haar gerichtheid op het vrij zwevende, uitwisselbare individu en het daarbij behorende uitgangspunt van de persoonlijke verdienste met een daarbij passende beloning of straf is de dominante ideologie op het wereldtoneel, die perfect aansluit op de dominantie van het kapitaal. Haar waarden zijn wet. Groei en winst zijn de belangrijkste doelen om na te streven, maatschappelijk, maar vooral ook persoonlijk in de vorm van carrière en verdienste. Het individu is belangrijker dan de groep. Die waarden zijn aantrekkelijk voor het leidinggevende individu en de elite. Het is de morele rechtvaardiging van dat voorop stellen van de eigen verdienste en status. Om die persoonlijke groei te bereiken is alles wat niet bij wet verboden is toegestaan. Wetten die belangen van de gemeenschap vormgeven zijn hindernissen en moeten zo veel mogelijk bestreden of omzeild worden. Daarmee wordt de leiding, de elite gevrijwaard van schuld voor handelen dat ten koste gaat van anderen of het milieu. Maatregelen die de problemen aanpakken zoals vermindering, krimp mogen niet ten koste gaan van de winst en de daarvoor noodzakelijke groei. En zo wordt de aanpak van die problemen afhankelijk van de “goede wil” van het individu. De meeste individuen hebben daarvoor niet de middelen, zelfs als ze de goede wil zouden opbrengen.
De vraag is wanneer menselijke actoren verantwoordelijk of schuldig zijn en zich niet meer kunnen verschuilen achter de anonimiteit en de wetten van “het systeem”. Een vraag die Hannah Arendt probeert te behandelen als ze het heeft over “the banality of evil”. Om die vraag te beantwoorden zullen we eerst de waarden waarop de wetten gebaseerd zijn aan een nader onderzoek moeten onderwerpen.
Het trolley dilemma
Een in de hedendaagse ethiek regelmatig opduikende figuur is het trolleydilemma. In zijn meest simpele vorm: er is een op hol geslagen locomotief in een mijngang. Jij staat bij een wissel. Die staat zo dat er vijf mensen zullen omkomen. Als jij de wissel omzet zal er in de andere gang één persoon omkomen. De gangbare ethiek beweert dat als je niets doet je niet schuldig bent aan de dood van vijf en als je ingrijpt je wel schuldig bent aan de dood van die ene. Een typische uitwas van het individualisme, waarbij het individu voorrang krijgt boven de groep.
Dat wordt nog duidelijker in de volgende aangepaste vorm. Je bevindt je als soldaat samen met je broer in een door terroristen gegraven tunnelcomplex dat zij gebruiken om de stad te ondermijnen. De tunnels zijn inderdaad voorzien van rails en er worden locomotieven gebruikt. Er komt een op hol geslagen locomotief aan. Jij staat bij een wissel. In de ene tunnel zit je broer. In de andere twee, nee, zelfs drie terroristen. Het is duidelijk dat de eigen groep hier voor gaat en je je broer — of gewoon je medesoldaat —moet redden. Dit maakt nog duidelijker dat het abstract denken in aantallen individuele, onbekende levens geen goede morele maatstaf is, maar om de zaak compleet te maken een echt lastige. Je bezoekt samen met Einstein en je broer het tunnelcomplex van een fort in de Maginotlinie. Op enig moment loopt Einstein de ene tunnel in en je broer de andere. Jij bent nog blijven staan om de uitleg op een bord te lezen. Opeens duikt uit het niets een dolgedraaide trolley op. Je dient in een fractie van een seconde te kiezen voor Einstein of je broer…
Merk op dat de stand waarin de wissel staat geen enkele rol zou moeten spelen.
Oorzaak, verantwoordelijk of schuld
Uiteindelijk blijft ook de globale kapitalistische wereldorde een menselijke wereld. Mensen, samenwerkend in diverse rollen bepalen uiteindelijk de gang van zaken. Ook in onze diffuse wereld waar alles over vele functies verdeeld is zijn er uiteindelijk verantwoordelijken en soms ook schuldigen. Er zijn mensen met verantwoordelijkheden die bij een wissel staan. Gaat de op hol geslagen wereld de eigen klasse aantasten of juist de anderen?
Als een functionaris niet beter weet, alleen maar de kennis bezit die noodzakelijk is voor zijn handelen en omgeven en vooral bestuurd wordt door personen die hem direct of indirect vertellen hoe te handelen dan is die actor, ook al werkt hij mee, niet verantwoordelijk. Hij is slechts mede-oorzaak. Als de actor wel kennis heeft van mogelijke schadelijkheid van zijn handelen of nalaten, maar door de machtsstructuur waar hij in zit en waar hij voor zijn levensonderhoud van afhankelijk is wordt hij door die kennis medeverantwoordelijk. Als de actor niet alleen die kennis heeft maar ook mogelijkheden heeft om anders te handelen dan is hij schuldig of medeplichtig. Daarbij moet goed in het oog gehouden worden dat “schadelijkheid” geen objectief gegeven is maar een beoordeling volgens bepaalde normen. Voor de huidige elite zijn “winst” en “groei” de belangrijkste normen. Als men andere normen wil hanteren dan zal men die eerst aan de macht moeten brengen. In een democratische omgeving betekent dat, dat men probeert de dominante partijen er van te overtuigen dat er wetten, gebaseerd op andere waarden noodzakelijk zijn die de maatschappelijke totaliteit of een deel daarvan beter doen functioneren, en de individuen die er deel van uitmaken een beter leven en vooral een beter toekomstperspectief bieden. Het doel van een dergelijke oppositionele beweging is dat men door het bewust maken mensen medeverantwoordelijk en sommigen daarvan medeschuldig maakt. Als die nieuwe normen dominant worden en in wetten vastgelegd verschuift de vraag naar verantwoordelijkheid en schuld naar de vraag in hoeverre men de opkomst van die nieuwe normen actief of passief heeft tegengewerkt.
Zelfs als men het probleem van de “permanente groeidwang en de daarmee gepaard gaande milieueffecten — waaronder misschien een dreigende temperatuurstijging — , sociale ontwrichting en overbevolking.” erkent, kan men zich vanuit het morele kader van het individualisme onttrekken aan de eigen verantwoordelijkheid door zelf “het goede te doen”. Als iedereen dat deed was het probleem toch opgelost? Dat de meeste mensen dat goede niet kunnen doen, zelfs als zij dat zouden willen ontgaat de individualist die denkt dat alle mensen in wezen zijn zoals hij.
Geestelijke verwarring over schuld
Een voorbeeld van de geestelijke verwarring van sommige huisideologen van het liberale humanisme is de reactie van Roos Vonk op stalbranden: “Wie getuige is van onrecht en niets doet – de inactivist -, maakt zich medeplichtig aan dat onrecht.” Het gaat over stalbranden waarbij veel dieren omkomen. Maar…
- Is er sprake van onrecht? Onrecht kan alleen gelden voor rechtssubjecten: burgers die zelfstandig aanspraak kunnen maken op rechten die maatschappelijk, door de overheid in wetten zijn vastgelegd. Iets breder: voor mensen in een bepaald land waar de morele normen die aan het recht ten grondslag liggen geschonden worden. Wetten die voorzien in de bescherming van levensvoorwaarden voor dieren of mensendieren kunnen overtreden worden en daar zal straf op staan, maar het dier zelf wordt geen onrecht aangedaan. De waarden van dierenvrienden — die een belangrijke kracht achter steeds verder gaande wetgeving zijn — worden geraakt maar dat is geen onrecht dat dieren wordt aangedaan.
- Wil er sprake zijn van onrecht dan zal daar ook nog een verwijtbare daad of nalatigheid aan ten grondslag moeten liggen. Wat was de oorzaak van een stalbrand en is daar een verantwoordelijke voor aan te wijzen? Is de oorzaak een niet te voorzien ongeluk terwijl de voorzieningen in orde waren of is er sprake van verwijtbare onveiligheid? Dit nog afgezien van de mogelijkheid dat de brand is aangestoken door het dierenbevrijdingsfront, de eigenaar zelf, de buren (stankoverlast) of een willekeurige pyromaan.
- Voldeed de stal aan brandveiligheidseisen? Voorzien die eisen in het voorkomen van veel dode dieren en zo nee is daar iemand schuldig aan? Deze stallen zijn werkplaatsen, fabrieken, geen dierensnoezelplek. Het beschermen van menselijk leven bij calamiteiten is al behoorlijk ver doorgeslagen, dieren en zeker (pluim)vee zijn geen mensen en het is de vraag of het maatschappelijk op te brengen is om die een vergelijkbare bescherming voor hun over het algemeen korte leven te bieden. Dieren voelen pijn en reageren daarop. Dat kan vele oorzaken hebben maar zij kunnen niet lijden. Dat is een belangrijk gegeven bij de beantwoording van dit vraagstuk.
- Dan is er de vraag hoe je kunt vast stellen dat er een wet is geschonden of mogelijk zelfs onrecht is aangedaan. Als je over straat loopt en je ziet hoe iemand in elkaar geslagen wordt dan is het redelijk eenvoudig. Maar bij een stalbrand waar je zelf niet bij bent zul je de berichtgeving in de media moeten volgen. Die media zijn gekleurd, bijvoorbeeld door dierenactivisme.
Het lijkt me dat het moeilijk is vast te stellen of er sprake is van onrecht. Misschien van wetsovertreding. Je bent in ieder geval geen getuige als je naar het journaal kijkt. Er is zeker reden voor activisme. Het getuige zijn van onrecht is daarvoor slechts een ondergeschikte reden. Dat we, en vooral onze kinderen naar de kloten gaan, dat is een goede reden. De antropomorfisering van het dier is een verdere uitbreiding van de heersende postmodernistische identiteitspolitiek die de mensheid schaadt.
Van onwetendheid naar schuld
De eerste stap is mensen op hun verantwoordelijkheid wijzen, op het feit dat zij met hun handelen een falend systeem in stand houden. Door die kennis worden mensen zich bewust mede-oorzaak te zijn. Binnen de organisaties waarin iemand functioneert zal hij over het algemeen weinig mogelijkheden hebben om anders te handelen en in die zin kunnen zij niet medeverantwoordelijk zijn. Buiten die organisaties zijn er misschien mogelijkheden. Op het moment dat men daarvan kennis heeft kan men deelnemen. Het niet deelnemen maakt medeverantwoordelijk en uiteindelijk medeplichtig.
Om te beginnen dient het bewustzijn van falen een zoektocht naar de oorzaken op gang te brengen. Zolang die niet succesvol is, is er geen sprake van medeverantwoordelijk–heid. Bekendheid met het falen houdt slechts een verplichting tot die zoektocht in.
Omdat de problemen veroorzaakt worden door wereldwijd — of in ieder geval op grote schaal opererende maatschappelijke systemen — is het bepalen van de oorzaken moeilijk. Het bedenken van handelingsmogelijkheden die greep op die systemen — met name het kapitaal — kunnen krijgen nog veel moeilijker. Bovendien wordt de geringe aanwezige kennis en de benodigde intellectuele vaardigheden om daar kennis van te nemen door diezelfde systemen onderdrukt. Het is niet vreemd dat men zich niet richt op het functioneren van die systemen maar op het vermijden van de gevolgen of het dempen van de effecten. Dat heeft een averechts effect op het adresseren van de problemen.
Er ontstaat een begin van medeverantwoordelijkheid en misschien zelfs medeschuld op het moment dat men expliciet weigert kennis te nemen van de weinige kennis over de systemische oorzaken op het moment dat die wordt aangeboden.
Geen tussenweg voor de elite
Voor de elite van World Economic Forum is er geen tussenweg tussen onwetendheid en schuld. Zij hebben handelingsmogelijkheden en zijn, als ze kennis dragen van de problemen medeplichtig aan het in stand houden ervan. Omdat zij de belangrijkste organisaties van de systemen besturen kan het niet anders dan dat zij er iets van weten. Ze proberen wel iets aan hun schuld te doen. Of eigenlijk iets met hun schuld te doen door filantropie of proberen “betere” kapitalisten te zijn. Lees daarover The New Prophets of Capital. Daarnaast is er George Soros met zijn “Open Society Foundation“, Richard Branson met “the Elders“, Lynn de Rothschild met een “Coalition for Inclusive Capitalism” en ongetwijfeld nog meer. Ze hebben het idee dat zij daarmee de wereld vooruit helpen, maar zo gemakkelijk komt men er niet vanaf: het er op na houden, in stand houden en propageren van een ideologie waarin het foute — steeds verder groeien — goed is, is de belangrijkste oorzaak dat problemen niet kunnen worden opgelost. Het is een poging tot aflaat die de wereld niet verder helpt. Integendeel. Dit tekort aan zelfinzicht van de elite is zeer schadelijk en verwijtbaar. De elite zal zich bewust moeten worden, bewust gemaakt moeten worden, van hun onjuiste instelling of vervangen moeten worden voor zover dat niet lukt. Dat is wat verstaan zou moeten worden onder “revolutie”.
Het aansprakelijk stellen, het tot verantwoordelijkheid brengen van de actoren komt uiteindelijk neer op een politieke strijd tussen degenen die menen dat het goed gaat zoals het gaat en zij die menen dat het anders moet. In een democratie zou dat als meningenstrijd met verkiezingen moeten worden uitgevochten. Een dergelijke democratie bestaat niet en heeft nooit bestaan. Van meet af aan is parlementaire democratie een middel om belangentegenstellingen weg te masseren en niet bedoeld voor serieuze kritiek op de elite. Vanaf de start na de Frans Revolutie is vrije meningsvorming de uitzondering en onderdrukking van ongewenste standpunten de regel. In de 19e eeuw was het lastiger vrije meningen te onderdrukken. Mensen van dezelfde klasse woonden en werkten dicht bij elkaar en kenden elkaar. Er was nog geen sprake van massamedia die eenvoudig beheerst konden worden. Maar men probeerde het wel. Marx moest een aantal keren uitwijken naar andere landen omdat zijn mening niet gewenst was[1]. Uiteindelijk kon hij dan in Engeland het Kapitaal schrijven. Aan het eind van de negentiende eeuw toonde de Dreyfus affaire het toegenomen belang van de massamedia en de beheersing daarvan door de elite.
De volledig van de heersende liberaal humanistische ideologie doortrokken parlementaire democratie, inclusief de oppositie en de onderhorige mainstream media, faalt als forum waar deze discussie gevoerd kan worden. Het lijkt alsof in de huidige tijd van internet een alternatief mogelijk is, maar de mate waarin de heersende elite ook daar de dienst uit maakt wordt zwaar onderschat. De wijze waarop Twitter en Facebook censureren is daar een duidelijke illustratie van, nog los van het feit dat voor discussie of meningsverandering communicatie tussen de tegengestelde meningen, discussie, nodig is en alleen op de juiste mening gemodereerde sociale media sluiten tegengestelde meningen van elkaar uit in plaats van ze te confronteren.
[1] Marx riep op tot omverwerping van de macht, maar niet tot fysiek geweld. Het omverwerpen van de macht was in de 19e eeuw niet heel bijzonder. Parlementaire democratie stond nog in de kinderschoenen en in veel landen hadden alleen de bezittende klassen kiesrecht.