Ons recht is onmenselijk
Na lezing van “De liegende rechter” zou je kunnen denken dat de liegende rechter als rotte appel in de mand van de rechtspraak, die slechts na jarenlange inspanning uit die mand verwijderd werd door zijn slachtoffer, een incident was. Een uit de hand gelopen zaak doordat die rechter over vrienden beschikte die hem tot het uiterste bleven beschermen en verdedigen tegen een kundig en notabel slachtoffer. Maar er zijn te veel processen met een uitkomst die niet met een normaal rechtsgevoel in overeenstemming te brengen is. En dat ligt dan niet aan rotte rechters maar aan het systeem als geheel. Terecht merkt de auteur op dat het geen complot is. Maar het is ook geen ongeluk.
“De liegende rechter” gaat over de processen die gevoerd zijn vanaf 2004, inmiddels meer dan 12 jaar geleden, naar aanleiding van een publieke uitlating van advocaat Hugo Smit over een gedraging van rechter Westenberg ten tijde van het Chipsol-proces in 1994: “Hij heeft uitvoerig met advocaten gebeld”. Het boek van bijna 400 pagina’s is een beschrijving van de gang van zaken tot eind 2016. Het is geschreven door het slachtoffer en — naar het zich laat aanzien — uiteindelijke winnaar zelf: mr Hugo Smit. Op zich goed geschreven, zoals je van een topadvocaat mag verwachten, is het door de gedetailleerde beschrijving van de procesgang en veel citaten uit de daarbij behorende stukken en betogen zware, ja zelfs te zware kost. De geoefende lezer met enige achtergrond en ervaring in het juridisch gebeuren kan er doorheen komen als hij een flink deel van de tekst diagonaal leest. Voor anderen zal het een opgave zijn die ze vermoedelijk niet kunnen volbrengen. Dat is jammer.
Smit ziet de processen als een aanval op zijn vrijheid van meningsuiting. Een onbegrijpelijke zaak. Smit wordt aangeklaagd voor smaad: met een leugen iemands goede naam aantasten; en smaad valt niet onder de vrijheid van meningsuiting. Hij werd wel ernstig aangetast in zijn goede naam en daarmee in de uitoefening van zijn beroep. De aanklacht was zelf een vorm van smaad, maar ik heb niet gelezen dat Smit geremd is in het geven van zijn mening.
Ook Smit ziet falen in het systeem. Daarbij beperkt hij zich tot de rechtelijke macht zelf en daarbinnen vooral tot de in 2002 ingestelde Raad voor de rechtspraak. Die raad is ingesteld om het bestuur van de rechterlijke macht op afstand te zetten van de minister van justitie. De onafhankelijkheid als derde macht zou zo beter gewaarborgd zijn. Een deel van het boek is gewijd aan kritiek op bestaan, inrichting en werkwijze van de raad, vaak weergegeven door citaten of stukken van anderen. Veel van die kritiek is terecht. Toch blijft Smit met de vraag zitten waarom de raad er mee heeft ingestemd om als staat de procedure tegen Smit te voeren en daarmee door te gaan, ook na verlies. Dit onder het mom dat de rechtspraak als geheel geschaad zou zijn door de uitlating jegens Westenberg. Het is vreemd dat hij Van Delden, de voorzitter van de raad bij de oprichting niet meer naar de voorgrond haalt. Als buitenstaander dringt de conclusie zich op dat als er een andere voorzitter was geweest het proces niet had plaatsgevonden. De lezer krijgt daarbij het onbehagelijke gevoel dat Westenberg van Delden op een of andere manier in de tang heeft. Daarover zwijgt het boek. Het lijkt me een interessante uitdaging voor de onderzoeksjournalistiek.
Dat laat onverlet dat het systeem als geheel de mogelijkheden biedt. De raad kan (ten onrechte) gaan procederen. Rechters kunnen behoorlijk ver gaan in sturend optreden of het de mond snoeren van procesdeelnemers, zelfs topadvocaten, zelfs als dat duidelijk tegen de reglementen ingaat, zonder bevreesd te hoeven zijn voor repercussies. Integendeel, als dit in het belang is van “hogere machten” kan dit zelfs beloond worden. Dat wordt allemaal goed beschreven. Dat was al zo voordat de Raad aantrad en die heeft daar niets aan verbeterd. De raad heeft vooral met de managementcultuur zoals die inmiddels overal bij al of niet op afstand gezette overheidsdiensten woedt de kwaliteit (verder) aangetast. De evaluatie en benoeming van rechters rammelt aan alle kanten. Pogingen vanuit de politiek, de Tweede Kamer tot enige correctie lopen op niets uit.
Terzijde: Door Polen is er discussie over de politieke benoeming van rechters. Polen wordt verweten dat de politiek rechters gaat benoemen. Er wordt dan gesteld dat dat in Nederland (en andere landen) niet gebeurt. Dat mag dan formeel niet zo zijn, informeel zal de politieke kleur wel degelijk belangrijk zijn. Dat begint al bij degenen die rechten gaan studeren en vervolgens richting rechtspraak gaan. Het is bijna natuurlijk dat er een overmaat aan rechters uit het politieke midden aantreedt. De uitlating van een rechter dat een PVVer wat hem betreft geen rechter kan worden spreekt wat dat betreft boekdelen. En wat te denken van een groepje rechtsgeleerden die bij de verkiezingen van maart 2017 meende aandacht te moeten vragen voor voornemens uit verkiezingsprogramma’s die in strijd zijn met de grondwet? Is dat niet een poging om vanuit “het recht” de kiezer te intimideren? Politiek bedrijven vanuit het recht? Om nog maar te zwijgen over de processen tegen Wilders. Dat is nu precies de reden waarom in Polen een poging gedaan wordt de politieke kleur van de rechtspraak aan te passen aan die van de politieke meerderheid. Het is in Nederland niet wettelijk vastgelegd, het gaat allemaal wat “subtieler”, maar de politiek heeft ontegenzeggelijk invloed op de rechtspraak en omgekeerd bemoeit de rechtspraak zich met de politiek.
“Ons recht is onmenselijk” is de titel van dit stuk. Daarmee wordt bedoelt dat de uitkomst van veel rechtspraak, ook waar geen sprake is van foute rechters of politieke motieven, in strijd is met het rechtsgevoel van, en soms compleet onbegrijpelijk is voor de “man in de straat” en zelfs voor menig advocaat. Als ervaringsdeskundige kan ik daar veel voorbeelden van geven en ik ben bepaald geen uitzondering. Het recht is een burcht geworden die ver boven de mensen verheven is. “Het proces” en “Het slot” van Kafka beginnen meer en meer werkelijkheid te worden.
Om die afstand tussen ons rechtsgevoel en de praktijk te kunnen begrijpen en daar iets aan te doen moeten we het hele rechtssysteem analyseren en daaruit oplossingen destilleren. Niet alleen de rechterlijke macht maar ook de wetgevende en uitvoerende macht en advocaten, aanklagers en opleiding: de zogenaamde rechtsgeleerdheid. Enkele eerste aanzetten daartoe zijn te vinden in Orde en Straf en De loden regel