De Vrouw
Meer over het omgaan met ongelijkheid
Dit hoofdstuk had “de Man” kunnen heten, of “de Homo”, “de Chinees”, “de Zwarte”, “de Mongool”, “de Moslim”, “de Hipster”, “de Tokkie” of een van de vele andere op genetische aanleg of cultuurbepaald gedrag te onderscheiden menstypen. Waartussen we eigenlijk geen onderscheid mogen maken volgens de gangbare norm. Om de lezer op het verkeerde en uiteindelijk juiste been te zetten is gekozen voor de meest provocerende titel. Onderscheid maken tussen de ene helft van de mensheid en de andere! Het summum van discriminatie.
Laten we voorop stellen dat veel verschillen cultureel bepaald zijn. Ook tussen mannen en vrouwen. Maar helpt deze constatering wel als we discriminatie zouden willen vermijden of op een of andere manier verminderen? Dat lijkt niet erg waarschijnlijk. In de eerste plaats omdat cultureel overgedragen bepalingen niet heel veel gemakkelijker te wijzigen zijn dan genetische, en in de tweede plaats omdat die culturele bepalingen aansluiten bij die genetische verschillen. Ook voor culturele bepalingen geldt dat zij meer succesvol zijn als zij passend zijn ten opzichte van genetische beperking of begaafdheid.
We moeten zeer voorzichtig zijn bij onze wensen verschillen op te heffen of te verminderen, ook als het om de kans gaat bepaalde maatschappelijke posities te vervullen. Moet die even groot gemaakt worden voor eenieder, ongeacht culturele of genetische achtergrond? En is de maatschappij verplicht om gelijke toegang tot zo veel mogelijk –liefst alle– plaatsen en organisaties voor iedereen te realiseren? Is “de maatschappij” verplicht ieder leven maximaal in stand te houden of te verlengen?
Dergelijke verplichtingen gaan ten koste van anderen. Men zal bijvoorbeeld langer moeten werken als er gelden moeten worden opgebracht voor de gewenste intensieve zorg voor dementen, waarvan er heel wat zijn die niet eens in een dergelijke toestand hebben willen voortleven.
Vergroten van de kansen van de een gaat ten koste van de kansen van de ander. Het “bij gelijke bekwaamheid kiezen wij voor een trifel” (voor trifel is van alles in te vullen) is een stoplap. Bekwaamheid is maar binnen beperkte grenzen bij een sollicitatie vast te stellen. Daarnaast is aangetoond dat non-verbale kwaliteiten, zoals houding of uiterlijk van groot, vaak doorslaggevend belang zijn bij sollicitaties. Waarschijnlijk meer dan de mate waarin kwaliteiten aan een bepaald profiel voldoen. Er wordt met de onderbuik gekozen en daar is niet zoveel mis mee, maar zaken als “gelijke bekwaamheid” spelen dan nauwelijks een rol. Die stoplap zal vermoedelijk bekwamere niet-trifels er van weerhouden om te solliciteren. En waarom zou het verboden moeten worden om personen die een bepaalde houding, uitmonstering en gedrag vertonen, aan de deur van een discotheek te weigeren of voor een baantje als vakkenvuller af te wijzen, als men daar slechte ervaringen mee heeft en ook weet dat dit andere klanten of medewerkers afschrikt?
Soms is er sprake van onterechte discriminatie. Bijvoorbeeld discriminatie op naam, leeftijd of geslacht bij schriftelijke sollicitaties. Gedeeltelijk even begrijpelijk door ervaringen en soms door opgelegde verplichtingen zoals het voor rekening van de werkgever komen van bepaalde uitkeringen, of de verplichting een bepaald loon uit te betalen. Maar in tegenstelling tot de eerder genoemde gevallen, waar men door aanpassing van gedrag en uiterlijk een mogelijkheid heeft zich van het oordeel over de groep te ontdoen is dat bij een schriftelijke sollicitatie nauwelijks mogelijk.
De Vrouw (2)
Een onuitwisbaar en zeer bepalend genetisch verschil is de mogelijkheid tot het baren en zogen van kinderen en het lijkt geen overdreven speculatie te veronderstellen dat dit ten grondslag ligt aan de veelgeroemde empathische vermogens van vrouwen en aan haar neiging tot het zorgen voor anderen. En omgekeerd, is de meer strijdbare en agressieve houding van mannen terug te voeren is tot de drang om toegang tot nageslacht te verwerven. De vraag dient zich aan of emancipatie eigenlijk zou moeten betekenen dat zorgen en krijgen van kinderen maatschappelijk hoger gewaardeerd en beloond wordt in plaats van pogingen te doen om op alle maatschappelijke posities een minimum of even veel vrouwen te krijgen. Zeker, vrouwen die daar aanleg en ambitie voor hebben mag op grond van hun vrouw‑zijn niets in de weg gelegd worden. Ik denk niet dat dat nog veel voorkomt. De vrouw onderschat waarschijnlijk de minder fijne, mannelijke, karaktereigenschappen, bepaalde hardere en rationelere gedragstypen, die noodzakelijk zijn om gezag uit te kunnen oefenen over grote groepen mensen.
Huwelijk en trouw
En dan is er het uitdijend universum aan seksuele geaardheden; waarbij verschil enerzijds beleefd, uitgedragen en gefaciliteerd moet worden en dan uiteindelijk weer gelijke behandeling geëist wordt. Dit vooral als recht hebben op kinderen, op een gezinsleven, op het wettelijk geregelde huwelijk. Mogen we vaststellen dat als de maatschappij uit strikt homoseksuele of laten we zeggen niet-heteroseksuele personen bestaat, die maatschappij zonder kunstgrepen zoals draagmoederschap, inseminatie, of geheel kunstmatige voorplanting niet kan voortbestaan? En mag de aldus noodzakelijke natuurlijke heteroseksuele geaardheid van de mens niet enige rol spelen bij de inrichting van onze samenleving? Het huwelijk, en vooral de wettelijke status daarvan, was een instrument om mensen aan elkaar te binden met het oog op het voortbrengen, opvoeden van nageslacht en uiteindelijk de overdracht van bezit daaraan veilig te stellen. Het was van oudsher ook een middel waarmee de belangen van de dynastie geregeld werd doordat de ouder goedkeuring moest verlenen en er bezwaar tegen een huwelijk kon worden aangetekend.
We kunnen het er over eens zijn dat in deze tijd van veel kinderloze en kortdurende verbintenissen het die functie niet meer zo goed vervult. En dat anderen er niets meer over te zeggen hebben is misschien wel onvermijdelijk, maar het was toch niet zo’n heel dom idee. Is er een reden om iedereen het recht te geven om een dergelijke verbintenis met een willekeurige ander aan te gaan? Eigenlijk zouden alle verbintenissen zolang er geen kinderen of het voornemen daartoe in het spel zijn uitsluitend tussen partijen geregeld moeten worden, zonder tussenkomst van de overheid, anders dan algemene regels over wat voor contracten je wel en niet aan kunt gaan. Gaat het om nageslacht dan is er veel voor te zeggen om het verbond tussen partners niet gemakkelijk opzegbaar te maken. De huidige individualistische mentaliteit bij de paarvorming, waarbij voortdurend wordt gemeten of men wel genoeg terugkrijgt in ruil voor wat men meent gegeven te hebben, zal daarbij vervangen moeten worden door een meer solidaire instelling.
Dan blijft de vraag welke vormen van gezinsverband je wil faciliteren en bevorderen, welke ontmoedigen en welke misschien verbieden. Gezien de eerdere observaties over de verschillende geaardheid van man en vrouw, om de benodigde maatschappelijke rolpatronen aan te leren en om continuïteit tussen generaties –een natuurlijk en wenselijk gegeven– te bevorderen is er veel voor te zeggen om vanuit het Westen, vanuit onze cultuur, taal en waarden alleen gezinsvorming te faciliteren die het op natuurlijke wijze voortbrengen en voor een belangrijk deel zelf opvoeden van kinderen binnen die cultuur als doel en mogelijkheid heeft. Dat wil zeggen dat de ouders tot die taak in staat geacht mogen worden en de wil uitspreken om die te volbrengen. De meeste andere vormen zouden door het ontbreken van beloning of zelfs verzwaring van lasten ontmoedigd moeten worden. Samenlevingsvormen die niet aan dit uitgangspunt voldoen brengen vaak individuen voort die maatschappelijk hoge kosten met zich meebrengen en niet in staat blijken een nuttige bijdrage aan diezelfde maatschappij te leveren.