Orde en Straf
Naar een fundamenteel ander rechtssysteem?
Er is een vervolg op dit blog: De Loden Regel
(1) Verlangen wij niet allemaal naar “Law and Order”? Dat misdaad bestreden en bestraft wordt? Laat het rechtssysteem ons niet al jaren in de steek? Met een laag oplossingspercentage en een nog lager veroordelingspercentage? Waarbij de straffen vaak aan de lage kant zijn en de recidive hoog? Kan dit systeem beter gaan functioneren of moet het vervangen worden?
(2) Neemt de sociale samenhang af? Gaat het aantal scheidingen omhoog? Duren relaties korter? Vermindert de betrokkenheid bij het werk? Zijn bestuursfuncties in politiek en vereniging moeilijker te vervullen met een steeds grotere omloopsnelheid? Bestaat solidariteit alleen nog via geld storten en kortstondige acties en initiatieven? Wordt de publieke ruimte steeds anoniemer en wordt er weggekeken bij problemen? Meer zwevende kiezers? Waar komt al dat individualisme vandaan?
Voor een antwoord op deze ogenschijnlijk heel verschillende vragen is het lezen van Surveiller et punir: Naissance de la Prison (1975) van Michel Foucault aan te bevelen. Ik gebruik hier How to Read Foucault’s Discipline and Punish als bron, omdat daarin niet alleen het boek duidelijk en systematisch wordt besproken maar ook de context: het Franse intellectuele en politieke debat rond 1970. Zeer kort samengevat, en daarmee doe ik hem groot onrecht, komt Foucaults inzicht op het volgende neer:
Het huidige rechtssysteem is ontstaan in de periode 1770-1870. Het voorafgaande systeem van geheime procesvoering en openbare lijfstraffen, waaronder allerlei vormen van marteling gevolgd door de dood, werd geleidelijk vervangen door openbare procesvoering en besloten gevangenisstraf. Gelijktijdig vond er een verschuiving plaats van het doel van het rechtssysteem van bestraffing naar heropvoeding en genezing. De “straf” zou de bestrafte weer tot een bruikbaar lid van de maatschappij moeten maken. De rechtspraak ontwikkelde zich van een geheime procedure, waarin het vaststellen van de daad het belangrijkste was, naar een openbare waarbij de persoon van de dader en zijn motieven steeds belangrijker werden. Aan het bewijs werden hogere eisen gesteld. Het recht waarop een uitspraak gedaan werd verschoof van door de rechter zelf te interpreteren regels naar een uitgewerkt wetboek waarin alle overtredingen en de bijbehorende straffen nauwkeurig beschreven werden. De rol van de rechter verschoof van zelfstandig oordeel naar het trekken van conclusies. De strafbaarstelling verschoof van het schenden van rechten van de koning of de lokale adel naar het schenden van een algemeen geldend eigendomsrecht. Dit alles tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de democratische rechtsstaat, met “scheiding der machten” en de ontwikkeling van het kapitalisme als dominante productieverhouding.
Het ontstaan van dit nieuwe rechtssysteem was in het belang van de opkomende hogere middenklasse. Dit is onder andere af te lezen uit het feit dat eigendomsrechten belangrijker werden en de lagere klasse (proletariaat) geen eigendom had. Hoewel het recht voor iedereen gelijk is, werkt het zo in de praktijk in het voordeel van de bezitters. Foucault verwerpt het idee dat deze veranderingen vooral werden gedreven door een wens tot humanisering. De betogen die daarover werden gehouden kwamen echter goed van pas om de serieuzere motieven te verhullen.
Het karakter van de gevangenisstraf veranderde. Eerder had opsluiting als doel het uit de maatschappij verwijderen, of van gijzeling. In de nieuwe gevangenis, met als meest ultiem model de panoptische koepelgevangenis zoals uitgevonden door Bentham, gaat het om eenzame opsluiting en het verrichten van nuttige arbeid, gekoppeld aan schijnbaar permanente observatie en begeleiding naar gewenst gedrag: heropvoeding. De strafmaat werd hieraan ook aangepast, dat wil zeggen er werd meer gekeken naar het effect op de dader dan naar de zwaarte van het delict. Dit systeem heeft voorlopers in meer republikeinse en democratische staten, met name Engeland en Nederland.
Vanaf het begin heeft dit rechtssysteem gefaald in haar opdracht: het weer op het rechte pad brengen van de gestrafte. Integendeel, de misdadigers werden gevormd tot beroepsmisdadigers, delinquenten. Dit ondanks hervormingen die dit moesten tegengaan. Foucault verdedigt de stelling dat dit ook het eigenlijke doel is van dit systeem. De delinquenten komen op alle mogelijke manieren van pas bij het verdeel-en-heers van de burgerij, in de eerste plaats als excuus om het surveillance en straf systeem in stand te houden en uit te breiden. En ook als hulp om de organisatie van de onderliggende groepen tegen te gaan of te saboteren.
Aan de ene kant wordt de fascinatie voor de delinquent uitvergroot. Recente voorbeelden hiervan zijn Joram van der Sloot en Holleeder. Aan de andere kant wordt de oplosser van het misdrijf de nieuwe ridder in de strijd tegen het kwaad: de detective of rechercheur. De immense populariteit van politieseries, die begon met Conan Doyle’s Sherlock Holmes. Zij bevredigen een rechtvaardigheidsgevoel dat in de alledaagse werkelijkheid geweld wordt aangedaan en vervullen op die manier een religieuze functie: sprookjes over gerechtigheid.
Volgens Foucault stond deze vorm van straffen aan de basis van disciplineringstechnieken die zich daarna naar allerlei maatschappelijke instituten uitbreidden: scholen, ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, fabrieken. Het gaat steeds om het nauwkeurig observeren, trainen/disciplineren en classificeren van individuen. Dat laatste door het afnemen van toetsen, vragenlijsten, examens, beoordelingsgesprekken, prestatiebonussen. Mensen worden zo tot zelfstandige maar op zichzelf teruggeworpen individuen gemaakt. De disciplinering wordt geïnternaliseerd tot permanente zelfobservatie en zelfdisciplinering. (NB: Zie voor een zeer recente illustratie van de verdere (ver)wording van dit complex van verstrengeling van recht en opvoeding: Natte droom advocatuur: adolescentenstrafrecht)
De observatie- en registratietechniek staat ook aan de basis van de sociale wetenschappen. Deze technieken produceren “waarheid” over de geobserveerde en geclassificeerde subjecten. Marktonderzoek is daar een goed voorbeeld van. Er ontstaat zo een netwerk van machtsrelaties op basis van wat door Foucault kennis-macht genoemd wordt. Deze individualisering is een misschien onbedoeld maar wel effectief instrument in het in stand houden van de kapitalistische machtsrelaties, omdat zij het zich aaneensluiten van mensen bemoeilijkt of zelfs onmogelijk maakt.
Dit disciplineringssysteem moet, evenals het kapitalistische systeem, niet zonder meer negatief worden beoordeeld. Het is (zelf)onderdrukking, maar de aangeleerde zelfcontrole is ook positief. Men wordt vaardiger en kan zich flexibel productief en constructief in een geheel voegen. Door de aangeleerde interne bewaking is extern toezicht minder noodzakelijk. Men doet bruikbare kennis op.
Tot zover de samenvatting.
Ieder maatschappelijk systeem zal een of andere vorm van disciplinering gebruiken. Zonder discipline zijn waarschijnlijk alleen de meest primitieve vormen van samenleven mogelijk. Het is dan ook moeilijk denkbaar en misschien wel onwenselijk om over een maatschappij te dromen waarin deze technieken niet gebruikt hoeven te worden, of het zou een maatschappij moeten zijn die louter uit spelende mensen bestaat, waarbij het werk volledig is geautomatiseerd.
De ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen met CAO’s met uitgebreide loonschalen, beoordelings- en functioneringsgesprekken en daarnaast het ontstaan van geïsoleerde ZZP-ers, tijdelijke contractanten, 0-urenwerkers, payrollers, uitzendkrachten, “gastarbeiders”, zwartwerkers en illegalen maken duidelijk dat de disciplineringsmechanismen zich nog steeds verder verfijnen en zo steeds meer en effectiever individualisten produceren onder het motto van de “flexibilisering” en de individuele vrijheid en verantwoordelijkheid. Een verdeel en heers zonder weerga.
Ook de observatietechniek heeft zich de laatste tijd sterk ontwikkeld in het steeds nauwkeuriger en verfijnder volgen van mensen via internet en andere vormen van elektronische informatieverzameling en cameratoezicht. Om ze vervolgens preciezer te classificeren en zo te individualiseren. Hier zien we een duidelijke rol voor de delinquent weggelegd, nu uitgebreid met de terrorist, die de legitimatie verschaft voor deze voortschrijdende observatietechnieken. In principe is veiligheid een eerste levensbehoefte waar niet te lichtvaardig over gedacht mag worden, en ook deze ontwikkeling mag niet puur negatief beoordeeld worden. Directe, door de groep geproduceerde veiligheid -sociale controle- is minder anoniem en meer ingrijpend in de persoonlijke levenssfeer dan cameratoezicht.
Een belangrijk probleem met de op deze wijze geproduceerde zelfsturende individuen is dat zij hun eigen normen- en waardenstelsel als persoonlijk en relatief zien. Zij delen die waarden niet met hun omgeving. Ze voelen alleen verantwoording aan zichzelf en niet aan de sociale omgeving waarbinnen ze functioneren, zelfs al is dat in strijd met de werkelijke stand van zaken.
Dit afnemende verantwoordelijkheidsbesef geldt ook de functionarissen die de disciplinerende instituties bemensen en vooral zij die die instituties leiden. Het is een van de oorzaken dat die zelf gaan functioneren als een steeds anoniemer en ongrijpbaarder machtssysteem. Daardoor en door een verdere verzakelijking en automatisering van zowel de observatie als het daaruit volgende contact met de “cliënt” neemt de kwaliteit van de geproduceerde individualistische individuen zelf af, waardoor het systeem in een negatieve spiraal terecht komt. Een goed voorbeeld hiervan is het onderwijs.
Wordt het niet tijd dat alternatieve systemen tot ontwikkeling komen. Die minder individualistische en meer sociale individuen produceren? En die niet tot meer maar minder delinquentie leiden? Om te beginnen hier enkele gedachten over het rechtssysteem, het fundament van dit alles. Het gaat om een denkrichting en niet om een uitgewerkt systeem.
Naar een rechtssysteem gebaseerd op reputatie
Eerste uitgangspunt zou het opgeven van het dogma van de opvoedbaarheid van de wetsovertreder moeten zijn. Het beschermen van de maatschappij tegen delinquente of anderszins onaangepaste individuen dient voorop te staan. Correctie hoeft niet helemaal opgegeven te worden maar alleen als er een behoorlijke kans van slagen is, en in ieder geval met veel meer eigen inspanning en motivatie. Uitsluiting dient de norm te worden, straf en heropvoeding alleen als het kan. Uitsluiting betekent groepsgewijze isolatie in minimale omstandigheden met slechts bewaking van buitenaf en geen of weinig privacy. Het is onaanvaardbaar dat delinquenten beter af zijn dan, en voorrang krijgen bij integratie op mensen die zich netjes aan de regels houden. De uitsluiting zal slechts bij uitzondering definitief zijn, er moeten kansen zijn om zich te verbeteren.
Dit heeft tot gevolg dat de mate waarin iemand zijn daad toegerekend kan worden en wat zijn motieven zijn onbelangrijk wordt. Vrij vertaald: het maakt niet uit of iemand in een TBS-kliniek of gevangenis wordt uitgesloten. Het is voldoende als aannemelijk wordt gemaakt dat daden gepleegd zijn.
Minstens zo belangrijk is het verleggen van de aandacht van de daad naar de reputatie. Het tot in detail als losstaand feit met ingewikkelde en kostbare procedures bewijzen van een daad dient minder belangrijk te worden en het in kaart brengen van de reputatie van de verdachte belangrijker. Dat wil niet zeggen dat de sociale relaties waar die reputatie uit voortvloeit allemaal persoonlijk moeten worden. Ze kunnen voor een deel zakelijk of zelfs anoniem zijn. De rechtsgang kan zorgvuldiger en de sanctie zwaarder zijn, naarmate de reputatie van de aangeklaagde beter is.
Om dit te laten werken zullen wetboeken herschreven moeten worden en dient de ballast van veel jurisprudentie overboord gezet. Daarnaast zal de reputatie van justitie zelf, en met name de advocatuur, grondig moeten worden schoongemaakt. De rechtspositie en het beroepsmatige belang van rechters, advocaten en officieren van justitie dient gelijk getrokken: een poule van ambtenaren die deze functies wisselend bekleden. Bij opsporing moet minder toestemming vooraf nodig zijn maar zal bij onterecht handelen de sanctie zwaarder zijn. De reputatie van de functionarissen van het rechtssysteem zelf zal een rol spelen in het proces, om te beginnen doordat de selectie van die functionarissen voor een specifiek proces in een goede verhouding moet staan tot de reputatie van de verdachte en de zwaarte van het misdrijf.
Het zwaartepunt van de rechtsgang verschuift van het individu naar de samenhang in een sociale omgeving. En van bestraffing of verbetering naar uitsluiting. De andere hiervoor genoemde systemen dienen zich ook in deze meer sociale richting te ontwikkelen, zonder de nuttige eigenschappen van het zelfstandig functionerend individu op te geven. Hoe kunnen die zich zo transformeren dat meer sociale persoonlijkheden worden geproduceerd? Het systeem van reputatie krijgen en geven zou de kern kunnen vormen. Vanuit onderwijs en opvoeding gezien dient het geproduceerde individualisme en de daarbij behorende interne observatie en controle bijgebogen te worden. Leren dat men zelf verantwoordelijk is, maar ook dat de normen waar men aan gehoorzaamt niet naar eigen inzicht te wijzigen eigen vindingen zijn maar collectief gedeeld moeten worden.
Het is opmerkelijk dat Foucault geen aandacht besteedt aan de opvoedingsmethoden van de hogere klassen waar solidariteit meer gewenst is. Het tot stand brengen van onderlinge solidariteit door ontgroeningsrituelen en in “harde” kostscholen bijvoorbeeld. En, in contrast daarmee, het afschaffen van de dienstplicht.
Heb “How to Read Foucault’s Discipline and Punish” zelf gelezen en vind de samenvatting erg evenwichtig: complimenten!
En wat een uitdagende conclusies.
Inderdaad kunnen we niet zonder “opvoeding”. De voorgestelde verschuiving van objectief naar subjectief die klinkt aantrekkelijk. We zouden eens een goed gesprek moeten houden over de mogelijkheden en risico’s die daar dan weer aan zouden kleven.
Verder vraag ik me af of dit zou leiden tot andere machtsverhoudingen, en sluit ik niet uit dat het zelfs de mogelijkheid biedt dat de machtigen machtiger worden. Zij hebben in ieder geval de sterkste kaarten om reputatie te beïnvloeden (propaganda).