Maatschappelijk afval graag in het putje
Inmiddels is er een meer uitgewerkte en beter onderbouwde beschouwing: Orde en Straf
“Multiprobleemgezinnen kosten miljarden.”
“1/3e van de bedden in de GGZ zou weg kunnen door mensen met lichte problemen begeleid in de maatschappij te laten wonen.”
“Vanaf jongs aan intensieve begeleiding nodig voor top 600 criminele jongeren.”
“De politie durft niet naar Woonwagenkamp” blijkt in gesprek met burgemeester van Waalre.
Nieuwsberichten juli 2012. Maar zou ook vandaag kunnen zijn. Of twintig jaar geleden. Gemeenschappelijke noemer: Verregaand normoverschrijdend gedrag moet genezen, behandeld of gecorrigeerd worden. En voor zover dat niet lukt zoveel mogelijk getolereerd. In ieder mens schuilt een aanvaardbaar lid van de maatschappij is het uitgangspunt. Maar klopt dat wel? Al jaren blijkt van niet, maar men blijft volharden in de idee dat straffen, behandelen en hulpverlenen de norm is. Deze houding kan in kleinere gemeenschappen, waar zowel dader als helper bekend met de gemeenschap en elkaar zijn, waar veel gedeelde normen en waarden zijn en waar de sociale cohesie en controle groot is misschien worden volgehouden. Ook al is uitsluiting of een andere vorm van verwijdering niet uitgesloten. In de moderne anonieme individualistische samenleving lukt het niet. Daar zal uitsluiting sneller in beeld moeten komen en zullen correctie of behandeling pas een kans hebben als het individu daar zelf de noodzaak van inziet. En als de sociale omgeving van dat individu zelf belangrijke waarden onderschrijft. Evenals andere luxe professionele zorgarrangementen is de hulpvaardige houding niet alleen onbetaalbaar aan het worden, maar ook moreel verwerpelijk omdat het een niet te rechtvaardigen ongelijkheid schept tussen mensen die het ook moeilijk hebben maar toevallig niet in misdaad of gekte terecht komen. Langs die weg wekt die houding zelfs gekte en misdaad op, zoals zwervers die zich laten oppakken om een nachtje droog in de cel door te brengen.
We moeten aanvaarden dat de opvoeding van mensen mislukte exemplaren oplevert. En vanuit die houding ons eerst afvragen of zo’n mislukt exemplaar nog te repareren is en vervolgens hoe. Voor dat laatste lijkt mij een sterke wens van de betrokkene zelf om gerepareerd te worden van het allergrootste belang. Bij een flinke groep komt die wens niet tot stand zonder besef van de waarde van normen en orde. Die waardering kan het beste opgewekt worden door blootstelling aan meer of mindere graden van normloosheid, ofwel willekeur en het recht van de sterkste. Voor deze blootstelling geldt: “De hel, dat zijn de anderen”. Voor zover reparatie onmogelijk lijkt is straffen zinloos en dient te worden overgegaan tot uitsluiting; verwijdering uit de maatschappij. Daarnaast moeten ook maatregelen genomen kunnen worden tegen de producenten van de wanproducten (de ouders/opvoeders), voor zover die daarvoor verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Op zijn minst moet voorkomen worden dat zij bij gebleken wanprestatie door kunnen gaan met het produceren van nog meer menselijk afval.
De blootstelling aan normloosheid of aan rauwere normen is goed te combineren met uitsluiting. Resulterend in een keten van vrijplaatsen met een toenemende mate van barbarij en een afnemende mate van mogelijkheden om er uit terug te keren. Gemeenschappelijk kenmerk van al deze voorzieningen is het volkomen ontbreken van fysiek menselijk contact met buiten. Niet alleen bezoek is uitgesloten, ook fysiek contact met bewaking of hulp. Alle contact met buiten, professioneel, met familie of cultureel vindt gecontroleerd via elektronische middelen plaats. In bijzondere gevallen wordt hulp verleend in ruimtes die ingericht zijn zoals die voor het behandelen van radioactieve voorwerpen. De mogelijkheden om wat dan ook naar binnen te smokkelen of illegale hulp van buiten te krijgen moeten 0,0 zijn. De privacy, de mogelijkheid om contact met medebewoners van de vrijplaats te ontgaan, neemt af. In de lichte vorm wordt voedsel nog op een manier verstrekt zodat anderen daar niet bij kunnen. In zwaardere vormen wordt het collectief aangeboden en moet men maar zien hoe men aan zijn portie komt. Periodiek worden er tests aangeboden om te kijken of men in aanmerking komt voor een lichter regime of na behandeling en scholing terug kan keren in de maatschappij. De vrijplaatsen worden als collectief in de gelegenheid gesteld tot productieve activiteit waaraan een verruiming van de toegewezen middelen is gekoppeld. De andere uitgang van de vrijplaats is de dood. Men kan om het einde verzoeken en daar worden dan gecontroleerd middelen voor aangeboden.
Het is niet de bedoeling dat mensen bij iedere overtreding of probleem meteen naar deze vrijplaatsen worden afgevoerd. Er blijft ruimte voor directe hulp, correctie en behandeling. Niet in gesloten inrichtingen zoals gevangenissen, maar ook niet met eindeloos gepraat met achterover leunende “cliënten”.