Doen wij er toe? (over ideologie)
Rond het begrip ideologie en de vraag of een godsdienst een ideologie is bestaat de nodige verwarring. Hier een poging om de zaken op een rijtje te zetten.
Een ideologie is een verhaal over de wereld, waarin degene die het hoort een rol krijgt toegekend. Daarmee krijgt diens leven betekenis binnen dat verhaal. De persoon van de toehoorder wordt daardoor mede gevormd. Bij godsdiensten is de rol die van gelovige, die door gebed en een voorbeeldig leven zijn god dient en daarmee een mooie plek in een of ander hiernamaals krijgt. Bij het socialisme is dat de strijder voor een betere wereld die een plaats in de geschiedenis krijgt voor een harmonieuze toekomst voor de gehele mensheid. In het (libertaire) liberale stelsel is dat de plaats van de consument waar het bevredigen van zijn individuele behoeften in het hier en nu als levensdoel wordt voorgesteld.
Iedereen, althans ieder min of meer normaal ontwikkeld mens, leeft een dergelijk verhaal. Dat hoeft geen hoogdravend verhaal te zijn. Men kan ook leven als voetbalsupporter. Ik wil het hier verder alleen hebben over ideologieën die de pretentie hebben de wereld te omvatten en te beschrijven en daar een doel aan te geven. Dat doel kan best nihilistisch, individualistisch of anderszins weinig opwekkend zijn, zolang er maar een antwoord wordt gegeven op de belangrijke levensvragen, al is het maar “nee”.
Iedere ideologie is gefundeerd op een of meer waarheidsclaims. Zij pretendeert een correcte beschrijving van de werkelijkheid, haar geschiedenis en haar toekomst te zijn. Dit onder gelijktijdige toewijzing van je eigen plaats in die werkelijkheid en die toekomst. Deze waarheidsclaims zijn in absolute zin niet wetenschappelijk bewezen of te bewijzen. Zij kunnen door wetenschappelijke inzichten worden ondermijnd of juist ondersteund, maar uiteindelijk vraagt iedere ideologie aanvaarding als een daad van geloof. Door deze waarheidsclaims maken alle wereld-ideologieën aanspraak op de totaliteit van de wereld: Zo zit de wereld in elkaar en dat moet iedereen aanvaarden. De wereld-ideologieën zijn in (concurrentie-)strijd met elkaar, want de waarheid, daar kan er maar één van zijn. Dat geldt zelfs voor op materialistische leest geschoeide ideologieën zoals het socialisme of het liberalisme. Modernere ideologieën, waaronder ook modernere vormen van christelijk geloof, hebben meestal wel momenten van twijfel ingebouwd en zijn toleranter ten opzichte van anderen. De strijd neemt dan de vorm aan van democratische vrije meningswisseling.
Een ideologie is geen monolithisch blok. Vrijwel iedere ideologie kent varianten, voortkomend uit innerlijke tegenstrijdigheden en verschillende interpretaties. Vanwege bovengenoemde waarheids-claim streeft een ideologie wel naar eenheid. Zij is dan uiteraard krachtiger en beter werkzaam. Een ideologie is ook plastisch. Ze kan in de loop der tijd ideeën uit andere ideologieën absorberen. Een bekend voorbeeld is de acceptatie van heidense rituelen door het christendom, bijvoorbeeld kerstfeest, paasfeest enz. Je geloof dat een ideologie een ware voorstelling geeft krijgt een knauw als men zo’n waarheidsclaim of dogma laat vallen. Een ideologie verandert daardoor wezenlijk van karakter of gaat ten onder. Het “moderne” christendom is het onder druk van de wetenschap ontkennen van het bestaan van een hemel en een dag des oordeels nooit te boven gekomen. “Nieuwe” ideologieën ontstaan niet zomaar uit het niets maar zijn samenballingen van (kritiek op) ideeën uit andere oudere ideologieën.
Uit bovenstaand zal duidelijk worden dat godsdiensten (of religies, als men dat onderscheid graag maakt) ideologieën zijn als ieder ander geloof. Misschien is het wel verrassend en voor die-hard atheïsten teleurstellend dat alle ideologieën uiteindelijk een daad van geloof vereisen om er aan deel te nemen. Misschien troost het besef dat deze daad bij de materialistische ideologieën meer door de wetenschap wordt gesteund en bij religies juist meer tegengesproken. Vanuit dit gezichtspunt gezien is er geen enkele reden om godsdiensten anders te behandelen dan alle andere ideologieën. Dat dit toch gebeurt heeft historische gronden, of komt voort uit de machtspositie van die godsdienst in de maatschappij. Het is een illusie om te menen dat de staat neutraal staat tegenover de ideologie. De staat is inzet en strijdtoneel van de ideologieën om de macht en de stand in dit schaakspel wordt weerspiegeld in de mate van vrijheid en bescherming van de verschillende ideologieën. Het feit dat in het historische centrum van Amsterdam metershoge reclamedoeken mogen worden opgehangen is daar een sprekend voorbeeld van. De seculiere staat kunnen we het beste opvatten als een soort remise of wapenstilstand.
Mensen kunnen van ideologie veranderen maar het zou misleidend zijn om dat een vrije keuze te noemen. Omdat een ideologie de mens zijn rol in de wereld geeft kan even goed gezegd worden dat de ideologie de mens kiest of verovert. In ieder geval: de mens die eerst een gelovig katholiek was wordt een ander mens op het moment dat hij humanistisch liberaal wordt. Zo’n overgangsproces zal meestal tot stand komen door het ervaren van spanningen tussen de ideologie en daarmee gepaard gaande zelfopvatting en de geleefde werkelijkheid. Een gelovig katholiek zal van zijn geloof kunnen vallen doordat god het heeft kunnen laten gebeuren dat zijn onschuldige kind door een dronken bestuurder is overreden. Zelfs in zo’n situatie wil dat nog niet zeggen dat het een eenvoudige zaak is om over te stappen. Een belangrijk deel van de ideologische bagage wordt bij het aanleren van de taal in de vroege jeugd overgedragen en het is vaak moeilijk die in te ruilen voor een ander.
De propaganda, het proberen te overtuigen van het eigen gelijk is onderdeel van de strijd tussen ideologieën om de hoofden en harten van de mensen. Een ideologie die beter is moet iets te bieden hebben dat problemen in het dagelijks leven zo niet oplost dan wel dragelijk maakt doordat het een perspectief biedt op een betere wereld. Of dat op zijn minst suggereert. Omdat de meeste ideologieën de persoonlijkheid en de sociale hoedanigheid die daarmee samenhangt vergaand bepalen is dat geen eenvoudige zaak. Het is duidelijk dat de liberale consumentistische individualistische levensopvatting de openbare ruimte zowel virtueel als feitelijk domineert met de permanente reclamestroom waarin “het goede leven” wordt uitgebeeld. We kunnen moeilijk volhouden dat die ruimte ideologisch neutraal is.
De aanhanger van het liberale humanisme ziet de individu als maat der dingen. Deze visie levert een fundamenteel probleem op, omdat verondersteld wordt dat een dergelijk zelfstandig individu door een vrije keuze bepaalt bij welke ideologie hij hoort. Maar het is niet zomaar mogelijk om van de ene ideologie naar de ander over te stappen, op dezelfde wijze waarop je van merk tandpasta kunt veranderen. Het lijkt of er sprake is van een tautologie: De liberale individu is vrij om een verhaal (geloof) te kiezen, maar het enige verhaal dat een dergelijke keuze mogelijk maakt is die van het liberalisme.
Aanbevolen litteratuur: “Woede en Tijd” van Peter Sloterdijk.
De titel “Doen wij er toe” is ontleend aan het toneelstuk “Wuivend Graan” van Wim T Schippers.
NB Voor degenen die hier voor het eerst reageren. Ik modereer (ruimhartig hoop ik) de eerste reactie. Eenmaal toegelaten kan men verder direct reageren. Lees anders even de regels
Weinig tijd hebbende, breng ik een stuk in van Jan Vis, een hedendaags filosoof bij wie ik mijn denken herken.
Onder een ideologie versta ik: een overheersend cultuurdenkbeeld dat gebaseerd is op de voorstelling hoe de werkelijkheid zou moeten zijn. Je kunt beter niet zeggen zou kunnen zijn, want er kan in het gangbare denken van de mensen zoveel, zonder dat dit noodzakelijk als een zaak gezien wordt, die afgedwongen zou moeten worden. Het moeten drukt uit dat men het cultuurdenkbeeld dwingend als de maat stelt. Uiteraard is dat een cultuurdenkbeeld van mensen die macht zoeken. Het kan dan ook niet uitblijven dat andersdenkenden veroordeeld worden als domkoppen, onwilligen en misdadigers – in die volgorde. Een ideologie betrekt zich op heel de werkelijkheid. Alles is er in betrokken en wordt gedwongen zich ernaar te voegen. Maar bovendien richt zich de ideologie op de werkelijkheid als geheel, dat als de hoogste, boven alles en iedereen uitstijgende, realiteit wordt gesteld. Die hoogste realiteit is de absolute waarde van waaruit het uitoefenen van macht wordt gelegitimeerd en die macht drukt op de gehele mens omdat er niets is dat er buiten kan vallen. Aan de voet van elke ideologie ligt een ideaal en zo’n ideaal is op zijn beurt weer gegrond op een gedachte, een theorie. Het ideaal en zijn grondslag, de theorie, zijn persoonlijk: een bepaald iemand heeft een ideaal en er zijn nog meer bepaalde personen die ook dat ideaal hebben. Maar het ideaal wordt tot een ideologie als men de conclusie getrokken heeft dat alle mensen er aan moeten voldoen omdat het ideaal zou samenvallen met de werkelijkheid als geheel. Bij de ideologie gaat het dus om de massa, bij idealen om personen. Het Marxisme bijvoorbeeld was bij Marx geen ideologie, maar een theorie met het daaruit voortkomende ideaal. Pas zijn volgelingen waren het die met dat ideaal gingen werken.
De mensen die in Rusland in 1917 de revolutie doorgezet hebben waren de ideologische richting van het socialisme toegedaan. Dat gold natuurlijk in de eerste plaats voor Lenin, maar ook voor de andere Russen. Zij zouden echter nooit een kans gekregen hebben als er in de Slavische mensen niet een intuïtief besef van een absolute werkelijkheid aanwezig was geweest. Dat besef berust, in tegenstelling tot West-Europa, niet op een herinnering, maar op een vermoeden. Het vermoeden namelijk dat de werkelijkheid inderdaad één geheel is. Je kunt dus zeggen dat het een vermoeden van de toekomst is. Op grond van dit vermoeden fungeert dat geheel als een absolute hogere waarde en dus is het argument genoeg voor het legitimeren van macht. Het behoeft dan ook niet te verwonderen dat de Russische mensen aanvankelijk de partij en zijn leiders als een heilige zaak beschouwden. Dat was vooral ten aanzien van Stalin het geval. Deze werd, ondanks zijn gruwelijke tirannie, net zo vereerd als voordien de Tsaar. Dat men de tirannie accepteerde is te begrijpen als je bedenkt dat dit onvermijdelijk meekomt aan de ideologie: de gehele mens moet er voor buigen omdat het zowel over de totale werkelijkheid gaat als over de werkelijkheid als het geheel. Gevoeligheid voor een ideologie houdt automatisch tolerantie ten aanzien van tirannie in, zowel bij de machthebbers als bij de onderdrukten.
Ik laat dit even staan als voorbeeld hoe het niet moet. De bedoeling is te reageren op wat er in het blog staat, niet een eigen tekst, bovendien nog van een ander als reactie te publiceren zonder enige verbinding met wat in het blog staat. Zo komen we niet verder.