Reacties

Doen wij er toe? (over ideologie) — 2 reacties

  1. Weinig tijd hebbende, breng ik een stuk in van Jan Vis, een hedendaags filosoof bij wie ik mijn denken herken.

    Onder een ideologie versta ik: een overheersend cultuurdenkbeeld dat gebaseerd is op de voorstelling hoe de werkelijkheid zou moeten zijn. Je kunt beter niet zeggen zou kunnen zijn, want er kan in het gangbare denken van de mensen zoveel, zonder dat dit noodzakelijk als een zaak gezien wordt, die afgedwongen zou moeten worden. Het moeten drukt uit dat men het cultuurdenkbeeld dwingend als de maat stelt. Uiteraard is dat een cultuurdenkbeeld van mensen die macht zoeken. Het kan dan ook niet uitblijven dat andersdenkenden veroordeeld worden als domkoppen, onwilligen en misdadigers – in die volgorde. Een ideologie betrekt zich op heel de werkelijkheid. Alles is er in betrokken en wordt gedwongen zich ernaar te voegen. Maar bovendien richt zich de ideologie op de werkelijkheid als geheel, dat als de hoogste, boven alles en iedereen uitstijgende, realiteit wordt gesteld. Die hoogste realiteit is de absolute waarde van waaruit het uitoefenen van macht wordt gelegitimeerd en die macht drukt op de gehele mens omdat er niets is dat er buiten kan vallen. Aan de voet van elke ideologie ligt een ideaal en zo’n ideaal is op zijn beurt weer gegrond op een gedachte, een theorie. Het ideaal en zijn grondslag, de theorie, zijn persoonlijk: een bepaald iemand heeft een ideaal en er zijn nog meer bepaalde personen die ook dat ideaal hebben. Maar het ideaal wordt tot een ideologie als men de conclusie getrokken heeft dat alle mensen er aan moeten voldoen omdat het ideaal zou samenvallen met de werkelijkheid als geheel. Bij de ideologie gaat het dus om de massa, bij idealen om personen. Het Marxisme bijvoorbeeld was bij Marx geen ideologie, maar een theorie met het daaruit voortkomende ideaal. Pas zijn volgelingen waren het die met dat ideaal gingen werken.

    De mensen die in Rusland in 1917 de revolutie doorgezet hebben waren de ideologische richting van het socialisme toegedaan. Dat gold natuurlijk in de eerste plaats voor Lenin, maar ook voor de andere Russen. Zij zouden echter nooit een kans gekregen hebben als er in de Slavische mensen niet een intuïtief besef van een absolute werkelijkheid aanwezig was geweest. Dat besef berust, in tegenstelling tot West-Europa, niet op een herinnering, maar op een vermoeden. Het vermoeden namelijk dat de werkelijkheid inderdaad één geheel is. Je kunt dus zeggen dat het een vermoeden van de toekomst is. Op grond van dit vermoeden fungeert dat geheel als een absolute hogere waarde en dus is het argument genoeg voor het legitimeren van macht. Het behoeft dan ook niet te verwonderen dat de Russische mensen aanvankelijk de partij en zijn leiders als een heilige zaak beschouwden. Dat was vooral ten aanzien van Stalin het geval. Deze werd, ondanks zijn gruwelijke tirannie, net zo vereerd als voordien de Tsaar. Dat men de tirannie accepteerde is te begrijpen als je bedenkt dat dit onvermijdelijk meekomt aan de ideologie: de gehele mens moet er voor buigen omdat het zowel over de totale werkelijkheid gaat als over de werkelijkheid als het geheel. Gevoeligheid voor een ideologie houdt automatisch tolerantie ten aanzien van tirannie in, zowel bij de machthebbers als bij de onderdrukten.

  2. Ik laat dit even staan als voorbeeld hoe het niet moet. De bedoeling is te reageren op wat er in het blog staat, niet een eigen tekst, bovendien nog van een ander als reactie te publiceren zonder enige verbinding met wat in het blog staat. Zo komen we niet verder.