Parlementaire democratie is onmogelijk geworden
Door liefhebbers van de zogenaamde directe democratie wordt vaak verwezen naar het antieke Athene. Ook daar klopte het “geregeerd worden door het volk” maar zeer matig. Om te beginnen waren alleen hoofden van huishoudens burgers, en daarmee deelnemers aan de volksvergadering. Dat waren meestal mannen. Huishoudens konden zeer omvangrijk zijn; er vond ook productie plaats: de scheiding tussen huishouden als consumptie-eenheid en bedrijfshuishouding bestond nog niet. Bovendien hadden die burgers een vorm van militaire dienstplicht.
Er was sprake van een machtige elite die uit hun midden de regering vormde. Het ging ook daar om controle en benoeming en niet om het regeren zelf. Directe democratie is een illusie.
Historisch gezien zijn er veel van dergelijke grotere of kleinere vertegenwoordigende lichamen geweest, in IJsland rond het jaar 1000, in Engeland bestaat het parlement ook al heel lang in een of andere vorm. De parlementaire democratie zoals wij die kennen ontstond in de loop van de 19e eeuw. In Nederland kregen toen belastingbetalers actief en passief kiesrecht. In de loop van tientallen jaren kregen steeds meer volwassenen volledige burgerrechten en daarmee kiesrecht. Door strijd afgedwongen.
Viel in 1848 het “algemeen belang” nog goeddeels samen met het belang van de kiesgerechtigden, naarmate het kiesrecht werd uitgebreid namen de belangentegenstellingen binnen het parlement toe. Op het moment dat sociale uitkeringen in allerlei vorm toenamen werd de belangentegenstelling tussen belastingbetalers en uitkeringsontvangers nog groter. Een proces dat vaart kreeg in de tweede helft van de 20e eeuw. Zolang de nationale identiteit en soevereiniteit voldoende bewaard bleef, kon dit nog redelijk opgelost worden. Door het opheffen van de eigen grenzen en het uitdelen van burgerschap aan personen die daar niet voor in aanmerking komen ontstaat de situatie waarin we nu verkeren en waarin nationale democratie onmogelijk is geworden doordat de natiestaat feitelijk is opgeheven.
Dat opheffen van de staat ging vrij geruisloos en geniepig in zijn werk. Als handelsnatie en haven van Duitsland – daarmee ook onderdeel van het verliezende blok van de Tweede Wereldoorlog – waren de belangen al heel lang onderworpen aan internationale politieke krachten. Het gaat om de dominantie van de Verenigde Staten en het daarmee vervlochten wereldwijd opererende kapitalisme. Overigens zien we in de Verenigde Staten dezelfde neergang van de democratie door te grote tegenstellingen tussen de burgers onderling en tegenstelling met de belangen van de heersende groepen.
Voor degenen die denken dat vooral andere krachten dan het mondiale kapitalisme een rol spelen:
Is het jullie opgevallen dat geen enkel grootbedrijf dat nog een serieuze band met Nederland of Europa heeft zich verzet tegen de koers van het establishment? Ze bewegen mee in de propaganda voor klimaat, “groen”, stikstof, veganisme, identiteitspolitiek, dierenliefde, covid, Ukraine. Heeft u Albert Heijn ook maar een woord horen spreken ten gunste van de boeren? Heeft Heineken zich tijdens corona achter de horeca geschaard? Een van de recentere interventies in de nationale politiek was de poging tot afschaffing van de dividendbelasting door Shell en Unilever; Volkswagen die de actie van “Scientist Rebellion” rechtmatig vindt…
Voor de parlementariër – en in het verlengde daarvan de minister – staat niet het algemeen belang voorop van een staat die niet meer bestaat, maar de belangen van de eigen persoon en van de achterban die hem moet herkiezen. Het wordt een cliëntelistische kleptocratie. Het parlement staat daarbij onder voortdurende druk van het internationale kapitalistische krachtenveld via instituties als de EU, de NATO, de VN en allerlei andere verdragen, verdragsorganisaties en NGO’s.
Ooit verkoos de achterban de parlementariër en controleerde die. Tegenwoordig zoekt de parlementariër zijn achterban uit. Een van de daarbij gebruikte methodes is het gratis uitdelen van burgerschap: omvolking.
Dit ligt ten grondslag aan het steeds eenvormiger worden van de deelnemende partijen; ook van partijen die schijnbaar in oppositie zijn. Partijen die de slachtoffers van deze ontwikkeling vertegenwoordigen en echt oppositie bedrijven worden door de “mainstream” voortdurend met alle mogelijke – ook onwettige – middelen bestreden. Ze worden onder dreiging met uitsluiting onder druk tot matiging: meemarcheren met de orde. Een niet toegeven wordt als radicalisering aangemerkt. Die radicalisering wordt daardoor bewust in de hand gewerkt en is in het voordeel van diezelfde mainstream.
Deze problemen zijn niet meer binnen de kaders van het huidige parlementaire systeem op te lossen.
Lees nog veel meer over democratie op dit blog.