Ratio is een mannending (4)
Is de ontsporing van de rede nog een mannending?
Het antwoord is nee, deze rede is onmenselijk. De mannelijke rede is samen met man en vrouw ten onder gegaan.
De moderne ratio is ontstaan tijdens de verlichting. Het was een reactie op het christendom. In plaats van de oorzaak van alles in één object – god – te zoeken worden allerlei objecten of processen als oorzaak van andere objecten of processen gezien. De oorzaak-gevolg relatie zelf blijft een-op-een. Kennis wordt verkregen door het uiteenrafelen van waarnemingen in ketens van monocausale oorzaak-gevolg relaties. Die ketens kunnen niet te lang zijn. Ketens die elkaar kruisen leveren een groot probleem op. Kansberekening speelt een rol, maar dient overwegend om drempels vast te stellen voor de aanwezigheid van een oorzaak-gevolg relatie. In de natuurwetenschappen is door evolutieleer en kwantummechanica dat denken enigszins doorbroken. In de gangbare menswetenschappen (gammawetenschappen) is dat nog lang niet het geval.
Het is niet mogelijk om ketens onderling in één totaal oorzaak-gevolg geheel te verbinden, waardoor het kennisveld voortdurend verder verbrokkelt in specialismen. Aan de andere kant blijft er een drang, ook in de natuurkunde, om alles in één theorie te vangen, liefst een verzameling eenduidige oorzaak-gevolgrelaties. “God dobbelt niet” blijft misschien toch op een of andere manier het uitgangspunt, ondanks de kwantummechanica. Wat dit betreft is polytheïsme zo gek nog niet. De verschillende goden hebben strijd en eigen belangen en de uitkomst is niet zeker.
Het monocausale denken wordt in de filosofie verwoord door Descartes’ ik denk dus ik besta. Dat leidt tot een beeld van het bewustzijn als een permanent lineair en eenduidig verlopend belevings– en beslissingsproces. Dennett kritiseert dit beeld van het cartesian theater en stelt daar de joycean machine tegenover waar langs evolutionaire weg de beste beslissingen boven komen. Succesvolle gedachten, besluiten, handelingen hebben een grote kans herhaald te worden. De continuïteit van succesvolle handelingen die het bewustzijn suggereert is een illusie; een noodzakelijke illusie. “Succesvol” is persoonsgebonden; wat succesvol is voor de een is dat niet voor de ander.
De theorie van Dennett is in overeenstemming met de werking van de hersenen, waarbij tussen neuronen meer verbinding ontstaat naarmate die elkaar vaker “aanspreken.” Dat is ook het fundament van artificiële intelligentie, die eigenlijk niet zo artificieel is. Filosofisch wordt het cartesische model al bestreden door Spinoza. Hoewel Dennett’s theorie niet onbekend is, blijkt het buitengewoon moeilijk om die te accepteren, omdat die het almachtige ik van zijn voetstuk stoot. Velen blijven er bij dat hij het bewustzijn zoek heeft gemaakt in plaats van verklaard.
Monocausaal denken is behoorlijk effectief als het gaat om de dode natuur, een beperkte schaal en een overzichtelijke termijn. Allerlei natuurwetten die tijdens de verlichting werden ontdekt, zoals de zwaartekracht volgens Newton zijn goed bruikbaar. Er werd ware informatie mee gegenereerd in praktische, niet-absolute zin. Naarmate het object van onderzoek onoverzichtelijker wordt zouden verklaringen complexer en minder monocausaal moeten worden. Het biljartbalmodel waarbij de uitkomst van een botsing precies berekend kon worden blijkt dan niet toepasbaar. De levende natuur is met deze monocausale benadering niet te begrijpen. De ontdekking van evolutie als een open proces met vooraf onbepaalde uitkomst is daarvoor van fundamenteel belang. Het gaat om contingentie: “het had ook anders kunnen aflopen”. Als we iets over de toekomst willen zeggen – en dat is het doel van kennis – moet die kennis meerdere opties open laten en kan hoogstens iets over de waarschijnlijkheid van die opties verklaren. Voorspellingen worden, naarmate het object van kennis complexer is, onzekerder.
Deze onzekerheid ik het grootst bij kennis van de mensenmaatschappij. De maatschappij – de verzameling maatschappijen, culturen, organisaties, mensen – heeft zich in de loop van duizenden jaren ontwikkeld van een stamverband van op zijn hoogst enkele honderden mensen tot het de gehele mensheid omspannende kapitalisme.
Een stamverband is nog wel als een verzameling monocausale relaties te begrijpen. De kapitalistische wereld kan alleen met evolutionaire systeemtheorie enigszins begrepen worden. Omdat de verkregen kennis de ontwikkeling zelf direct kan beïnvloeden en dat ook de bedoeling – het nut– is van het vergaren van die kennis levert dat grote problemen op. Dat geldt in mindere mate al voor kennis van biologische systemen als die gebruikt wordt om door menselijke manipulatie nieuwe varianten te vervaardigen. Denk aan rasveredeling en het mRNA “vaccin”.
Evolutionaire systeemtheorie
De basis van evolutieleer is het maken van een onderscheid tussen het levende, evoluerende object en de wereld daarbuiten die op dat object inwerkt. In plaats van object wordt systeem gebruikt, omdat het object niet statisch is maar interne processen kent die op de omgeving reageren. Levende systemen kunnen samenklonteren tot complexere levende systemen, met als bekend voorbeeld de cel als onderdeel van planten en dieren. Dit geordende collectief, waarbij de inwerkingen van het totaal op de individuele cel functioneel gesystematiseerd is en de cellen functioneel gedifferentieerd zijn maakt de overlevingskansen van het geheel groter. Op hun beurt kunnen die samenklonteringen weer collectief gaan functioneren zoals bijvoorbeeld mieren. Elk levend systeem kan zich reproduceren, al of niet in een gewijzigde variant.
Inwerkingen van buitenaf worden door het systeem op een of andere manier waargenomen en het reageert daar op een bepaalde manier op. Die reactie kan al of niet succesvol zijn. Succes wil zeggen dat het systeem zich kan handhaven, kan blijven bestaan in al of niet gewijzigde vorm. Is er sprake van falen, dan gaat het ten onder. Hierover probeert de evolutieleer – evolutionaire systeemtheorie – een uitspraak te doen.
Bij biologische systemen zijn de mogelijkheden tot aanpassing van een systeem beperkt. Nieuwe varianten ontstaan in opvolgende generaties; aanpassing van een bestaand systeem zelf op veranderde omstandigheden zijn minimaal of afwezig. Dit betekent dat verandering relatief traag gaat.
Maatschappelijke systemen – ook dat zijn levende systemen – kunnen zich tot op grote hoogte zelf aanpassen. De buitenwereld bestaat voor een deel uit dode natuur, voor een ander deel uit biologische systemen en in belangrijke mate andere maatschappelijke systemen. Het menselijk bewustzijn is eveneens een maatschappelijk systeem. Ieder mens – deelnemer aan de maatschappij – is een groter of kleiner knooppunt waarin de verschillende collectieve maatschappelijke systemen communiceren. Als totaliteit bezien is het maatschappelijk systeem een kolossale samenklontering van acht miljard mensen, die gezamenlijk in hun levensbehoeften voorzien.
Communicatie bij mieren is genetisch voorgeprogrammeerd. Bij hogere diersoorten is er sprake van een zeer beperkt leervermogen. De communicatie van de mens verloopt via de taal, via symbolische interactie. Dat maakt een vrijwel oneindig grote variatie in communicaties mogelijk en daarmee een veel veranderlijker en omvangrijker samenwerking. Symbolische communicaties zijn niet afhankelijk van de genetische programmering van het individu, maar komen via media (spraak, schrift, etc) in tijd en ruimte tot stand. Daarbij wordt de omvang van samenwerking in tijd en ruimte door ontwikkeling van de communicatiemedia steeds groter.
De meeste mensen – vooral sociale wetenschappers – hanteren nog de monocausale ratio. Daarmee kan een enkel sociaal verschijnsel nog wel beschreven worden als door verschillende oorzaken (factoren) ontstaan of bevorderd, maar de verdere samenhang tussen die oorzaken en met andere verschijnselen blijft buiten beeld. Zo kan nog wel onderzocht worden waarom een product, bijvoorbeeld een auto, succesvol verkocht kan worden, maar om het gigantisch netwerk van interacties van de maatschappelijke totaliteit te doorgronden volstaat het ontbinden in causale oorzaken van een enkel verschijnsel niet. Eerst moet de structuur van het geheel van interacties in kaart gebracht worden. Welke maatschappelijke (autonome) systemen kunnen onderscheiden worden en hoe hangen die samen. Hoe interacteren zij. Het is duidelijk dat een te absoluut onderscheid tussen maatschappelijk systeem en buitenwereld niet gehandhaafd kan worden, aangezien de systemen hun buitenwereld ervaren door communicaties. Die communicaties onderscheiden zich van de systeem-interne communicaties maar het blijven communicaties tussen een zender-ontvanger en een ontvanger-zender: een “ego” dat de communicatie begint en een “alter” dat daarop reageert tot een succesvolle communicatie tot stand is gekomen.
Zonder een benadering vanuit evolutionaire systeemleer kan een verandering in de structuur van de maatschappij niet goed waargenomen worden. Zonder goede waarneming van het bestaande is een uitvoerbare andere ordening van de maatschappij niet denkbaar.
Evolutionaire systeemtheorie is moeilijk. Zowel het komen tot een analyse als het beschrijven van het resultaat. En vervolgens ook het lezen en begrijpen van die beschrijving. Er moet afscheid genomen worden van het heersende lineaire denken dat met de paplepel is ingegoten. Zoals hierboven beschreven over Dennett is dat voor velen een (te) grote opgave. Wat vooral in de weg zit is “lineair lezen”. Dat wil zeggen dat men iedere zin of alinea als in zichzelf besloten betekenis wil begrijpen; als een enkelvoudige oorzaak-en-gevolg zin. Er kan dan geen verbinding komen tussen uitspraken op een hoger niveau.
Dat de “heersende orde” haar wereld als natuurlijk en best mogelijke propageert is een belangrijke oorzaak van dit probleem: TINA – There Is No Alternative. De heersende monocausale kapitalistische ratio kan worden samengevat met “greed is good”.
Deze ontsporing van de mannelijke rede is terug te voeren op het dialectisch denken van Hegel: de opheffing van stelling en tegenstelling in een synthese. De meeste mensen die kritisch staan tegenover de ontwikkelingen in de wereld, blijven zo tot hun onvrede veroordeeld tot de bestaande orde.
Is deze ontsporing van de rede nog een mannending?
Het antwoord is nee, deze rede is onmenselijk. De mannelijke rede is samen met man en vrouw ten onder gegaan.
Alle afleveringen staan bij elkaar op Ratio is een mannending