Ewald en de Meritocratie
Ewald Engelen (@ewaldeng) schreef een voorwoord bij de vertaling van The Rise of the Meritocracy (1958, korte samenvatting) van Michael Young.
Volgens Wikipedia kritiseerde Young met zijn dystopie drie zaken: De geslotenheid van de meritocratie en de daarbij behorende grote verschillen in voorrechten voor de lagere klassen en als onderdeel daarvan het gesegregeerde middelbare schoolsysteem waarmee toegang tot de meritocracy werd verkregen. Op zichzelf had hij geen bezwaar tegen het beoordelen op verdienste:
Young expressed his disappointment in the embrace of this word and philosophy by the Labour Party under Tony Blair in The Guardian in an article in 2001, where he states:
It is good sense to appoint individual people to jobs on their merit. It is the opposite when those who are judged to have merit of a particular kind harden into a new social class without room in it for others.
Als we meritocratie opvatten als “geregeerd worden door een elite” in tegenstelling tot democratie “geregeerd worden door het volk” dan wordt de egalitaire tendens in de dystopie duidelijk en daarmee de tegenstrijdigheid in Youngs opvatting over verdienste. Overigens wordt het in de roman gepresenteerd als een reactie op nepotisme.
Om leiding te geven aan de maatschappij zijn bepaalde eigenschappen – verdiensten – noodzakelijk, zoals voor elke “job”. Of die verdiensten overeenkomen met wat er in een examen en het daarbij behorende diploma zit opgesloten kun je van mening verschillen, evenals over de vraag of verdiensten vooral door diploma’s en examens bepaald moeten worden, maar eenmaal voor bepaalde verdiensten gekozen kun je niet op andere dan die verdiensten worden toegelaten voor de “job” van regeren. Volgens Young bestaat die verdienste uit intelligentie + oefening. De verdienste goed te kunnen koken of schilderen zouden geen toegang moeten verlenen tot de elite. Met deze afwijzing (“room for others”) wijst Young meritocratie feitelijk af. Niet zo vreemd (Wikipedia):
According to his friend Eric Midwinter, “All his thought, all his incisive writing, all his brilliantly conceived schemes, all his astutely handled initiatives were guided by a salient method. He was a utopian socialist….”
Zijn kritiek op het schoolsysteem betrof de onderverdeling van het publieke middelbaar onderwijs (in Nederlandse termen) in Ambachtsscholen, Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO/MULO) en VWO en de selectie daarvoor met een toegangsexamen. Dit systeem is in grote delen van Groot-Brittannië ingeruild voor een middenschool, waar geen selectie meer voor plaatsvindt en in Nederland door de Mammoetwet, een meer halfslachtige vorm van middenschool, waarvoor middels de Cito-toets juist wel een soort van centrale selectie plaatsvindt. Overigens wordt die middenschool in zijn roman juist weer afgewezen. Eigenaardig genoeg lijkt het er op dat de particuliere scholen (Eton etc.), die de werkelijke toegangspoort tot de meritocratie vormen geen onderwerp schijnen te zijn in het boek.
In de latere hoofdstukken lijken de problemen die tot revolutie leiden te ontstaan doordat de meritocratische elite neerkijkt op het volk en hun belangen niet (meer) serieus neemt.
Engelen is veel onduidelijker over meritocratie en grijpt dit voorwoord vooral aan om kritiek te leveren op de ontwikkeling van het onderwijs in Nederland. Zijn invalshoek is daarbij egalitair, hij wijst selectie min of meer af. In het begin gaat het al fout:
Daarin biedt onderwijs iedereen de kans om zijn of haar talenten te ontplooien en heeft bijgevolg eenieder die de top bereikt dat eerst en vooral aan zichzelf te danken.
Dat “bijgevolg” klopt niet, want men heeft de ontwikkeling van de talenten aan het onderwijs (en daarmee aan de gemeenschap) te danken en de talenten zelf aan de ouders. Dat men meent het allemaal “aan zichzelf” te danken te hebben is geen noodzakelijk onderdeel van een meritocratisch ideaal, maar van het heersende neoliberalisme.
Vervolgens komt Engelen met de bekende boutade over de ongelijke kansen van kinderen uit de betere klassen (de meritocratische elite), die meer (privé) middelen tot hun beschikking krijgen om te slagen in de meritocratische race. Opmerkelijk dat hij het niet heeft over het ontbreken(?) van de private scholen in de beschouwing van Young. Hoe ver die kritiek in Young’s boek aanwezig is, is niet duidelijk, alhoewel hij zeker ook een egalitairist is. Ook opmerkelijk dat het streven naar egalitaire uitkomsten (iedereen een hoog diploma) die ten grondslag ligt aan het dramatisch verslechteren van het onderwijs – en daarmee juist die behoefte aan private bijscholing vermeerdert – geen aandacht krijgt.
Engelen besteedt ook veel kritische aandacht aan het meten van resultaten middels (Cito-)tests. Daarbij vraagt hij zich af of er niet ook “andere vormen van intelligentie” gemeten zouden moeten worden. Heel modieus, maar voor zover er voor besturen bepaalde eigenschappen noodzakelijk zijn, gaat het min of meer om datgene wat onder intelligentie wordt verstaan in de huidige tests. De huidige bestuurscrisis maakt het onvoldoende selecteren op “harde” intelligentie goed duidelijk. Die crisis wordt verergerd door de overmaat aan contactuele en empathische vaardigheden die niet gebruikt kunnen worden voor het nemen van goede besluiten, maar dienen om door manipulatie datgene wat nu eenmaal besloten is door de strot te duwen. Het model “Graaiende teddybeer” waarvan Bill Clinton een goed voorbeeld is. Dit afgezien van de vraag of het niet zeer verwarrend is om dit een vorm van intelligentie te noemen.
Door erfelijke factoren – Engelen vergeet de culturele kant van het opgroeien binnen de elite – neemt de sociale mobiliteit af en ontstaan er gesloten kasten/klassen.
De vraag of dit misschien niet een noodzakelijke en natuurlijke gang van zaken is, die maar beter geaccepteerd kan worden, komt niet bij hem op. De toegang tot hogere lagen is altijd aanwezig geweest, maar was beperkt van aard. Daarbij vergeet Engelen dat bezit een belangrijke toegangsweg is tot de elite; en bezit betekent niet dat men dan ook over een goed diploma beschikt.
Het lijkt er op dat het bij Young gaat om de arrogantie van de macht en niet zozeer om de kans om daaraan deel te nemen. Engelen interpreteert “hoger” en “lager” in de eerste plaats moreel. Maar de leiding (hoger) wordt niet gevormd door moreel betere mensen, al is dat wel zeer wenselijk. Op dit moment al helemaal niet. Misschien zou hij het hoofdstuk over de “Samurai” in het overigens onleesbare A Modern Utopia (H G Wells, 1905) eens moeten lezen.
Ontbrekend in de analyse zijn de verschillen in cultuur van de verschillende bevolkingsgroepen
Dat ontbreekt in het boek en in de beschouwing van Ewald, dus dat is niet zo vreemd.