De verkruimelde hoeksteen
Een klein college over “de mens”
Een samenleving is geen verzameling losse individuen.
Een samenleving is een levend organisme waarbinnen de cellen, de individuen, een functie hebben voor het voortbestaan van het geheel. Uitspraken, en dus ook private gedachten over de “zin van het leven” die daar niet van uitgaan zijn zinloos geleuter. Individuen die ervaren geen deel uit te maken van het geheel hebben een probleem.
Evenals de totaliteit van levende wezens geen samensmelting is van alle cellen tot een monsterlijke totaliteit, is “de samenleving” geen wereldomspannende eenheid, ook al willen de boven ons gestelden ons dat wijs maken met hun universele broederschap. Er zijn dus samenlevingen, meervoud, die, zoals alle leven, in concurrentie met elkaar zijn. En, ook al weer in overeenstemming met het biologische gegeven van het hoger ontwikkelde leven, is een samenleving geen ongedifferentieerde klomp cellen, maar bestaat uit organen, ieder met een eigen functie voor het geheel. Tenslotte, en daar houdt de analogie met de biologie ongeveer op, is het doel van het geheel “voortbestaan” en zijn de individuen daaraan ondergeschikt, maar hebben wel als belangrijke taak zich voort te planten, zich te vernieuwen, en daar hoort onvermijdelijk bij dat het individu ook sterft. De onderdelen, en dus de individuen die daar deel van uitmaken zijn verschillend. Een belangrijk verschil met een cel is echter dat een individu in de moderne samenleving deel uitmaakt van meerdere organen, organisaties. Sterker nog, een individu is uniek en onderscheidbaar van andere individuen omdat het een samenstel is van verschillende rollen in verschillende organen.
Minder tijd nodig voor de omgang met de natuur
De toename van de effectiviteit van het samenleven — in de zin dat er door leereffecten voor rauwe omgang met de natuur steeds minder tijd noodzakelijk werd — had tot effect dat er steeds meer bezigheden ontstonden die wel maatschappelijk nuttig maar niet fysiek noodzakelijk waren. Het bewerken van een akker is fysiek noodzakelijk. Het vervaardigen van een schilderij niet.
Dit proces, ook wel de ontwikkeling van de productiekrachten genaamd, kreeg onder kapitalistische verhoudingen een geheel nieuwe dynamiek. De eerste fase was de mechanisering, daarop volgde de primitieve, mechanische automatisering, gevolgd door de symbolische automatisering, uiteindelijk uitmondend in artificiële intelligentie, zelflerende (d.w.z. zonder menselijke interventie) systemen die uiteindelijk ook zichzelf kunnen reproduceren. De rol van de mens in het eigen fysieke voorbestaan wordt daarmee steeds kleiner en er is uitzicht op de mogelijkheid dat die rol nul wordt: de mens als een door een machinerie geteeld en onderhouden wezen. De vraag is of een dergelijk wezen nog als mens beschouwd kan worden; “de mens” als nutteloos ornament van een wereldmachine; alleen nog maar ontspanning, geen inspanning. Dat moeten we niet willen, als we tenminste nog iets te willen hebben Deze ontwikkeling moet worden gekeerd en voorkomen
De ontwikkelingen van de laatste tijd hebben al een degeneratie van de mens veroorzaakt tot een consumptief wezen dat geluk verwisselt met genot en prikkels; een individualist die zich niet meer geroepen voelt tot voortplanting, geen werkelijke verbondenheid kent met anderen en daarmee aangeeft het bestaan van de samenleving te willen beëindigen wegens nutteloosheid. Na mij de zondvloed. Men denkt niet meer aan een gezin, aan een huwelijk, maar uitsluitend nog aan relaties op basis van genot. Hopelijk wederzijds genot maar dat blijkt vaak niet erg bestendig.
De verkruimelde hoeksteen.
Voortplanting
Kan de cel van een levend wezen zich simpelweg (nou ja) een aantal keren delen voor het voortbestaan, voor het moderne individu ligt dat anders. Uiteraard moet er nieuw biologisch materiaal, mensenlichamen, aangemaakt worden, maar daarna begint het pas. Om als individu in de maatschappij te kunnen functioneren dient het te worden opgevoed en opgeleid: ingevoegd te worden in de talige en normatieve gemeenschap. Tegenwoordig duurt dat in hoog ontwikkelde maatschappijen 16 jaar, voor meer specialistische functies kan dat oplopen tot 26 jaar. Het fundament wordt echter gelegd in de eerste 12 jaar, waarbij de eerste vier jaar het belangrijkste zijn. Gaat het in die periode mis, dan leidt dat in veruit de meeste gevallen tot niet meer te compenseren achterstand en kan men geen nuttig lid van de maatschappij meer worden.
Ondanks allerlei goed bedoelde experimenten blijkt een situatie die voldoet aan de biologische beperkingen waaraan de voortplanting nu eenmaal onderhevig is tot nu de beste garantie voor een goed opvoeding. Omstandigheden waarin die beperkingen niet worden voorgeleefd, zoals weeshuizen, crèches, eenouder-“gezinnen”, communes, gelijkgeslachtelijke huishoudens, adopties, leveren over het algemeen minder goede resultaten, waar achteraf aan moet worden gesleuteld. Uiteraard geldt ook voor het man-vrouw-kinderen systeem dat dat aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Als het thuis oorlog is of er wordt veel gebruik gemaakt van externe hulp waarbij geen hechting plaats kan vinden gaat het ook niet goed: dat “voorgeleefd” betekent meer dan het feit dat men samen onder een dak leeft. Het klassieke gezin komt steeds minder voor en daardoor kan het lijken of de resultaten van de alternatieve opvoedingsomstandigheden niet veel afwijken.
Dit zijn oude wijsheden die in veel culturen erkend worden in de vorm van rituelen en normen, uiteindelijk vastgelegd in wetten. Ook in de industriële kapitalistische maatschappij zoals die in de 19e eeuw ontstond was het gezin de hoeksteen van de samenleving, zelfs al ging het daar in die 19e eeuw onder de subminimale omstandigheden van de arbeiders rauw toe. Datzelfde gezin, als huishouden, was ook lang een productieve eenheid, inclusief de kinderen. Huishoudelijk werk, waaronder opvoeding was hard werken en werd vaak gecombineerd met thuiswerk of meewerken in het (boeren)bedrijf aan huis. Fysiek werk — het aan de niet menselijke dode en levende natuur onttrekken van de middelen om voort te bestaan als samenlevend geheel — was lang de belangrijkste menselijke activiteit en is dat in veel culturen nog steeds.
Het verdwijnen van het gezin vindt misschien wel zijn dieptepunt in het homohuwelijk, dat immers een totale ontkenning is van de kern van de aard van een huwelijk: een gelofte om gezamenlijk een gezin te vormen, voor nageslacht te zorgen en dat aan de maatschappij, in de eerste plaats de eigen klasse, te binden. Het gaat er niet om homoseksualiteit of andere buitengewone geaardheden te bestrijden of te ontkennen maar om duidelijk te maken dat het afwijkende niet op haar afwijking kan worden bediend als het normale. Men hoeft geen gelovige te zijn om de betekenis, het maatschappelijk nut, van een huwelijk te begrijpen. Er is geen andere goede reden om het voortbestaan van een relatie met waarborgen te omkleden dan om goede zorg voor het nageslacht veilig te stellen. Wat minder reclame voor de liefdesromantiek en meer aandacht voor de betrouwbaarheid en kwaliteiten van de toekomstige wettige partner lijkt geboden. Misschien zelfs enige toetsing.
Lees hierover ook: De Vrouw