Beperk de vrijheid van godsdienst en niet die van meningsuiting
Eind december 2017 baarde burgemeester Aboutaleb opzien met zijn verklaring dat hij zowel een beetje salafist als jihadist was. Twee beladen termen die hij echter van een nieuwe moderne inhoud voorzag. Het is niet duidelijk waarom hij dat deed en het is gezien latere ontwikkelingen de vraag of er binnen de islamitische gemeenschappen vragen waren gerezen over zijn toewijding tot de islam. Zijn gebruik van twee kernwoorden, jihad en salafisme, zouden er op kunnen wijzen dat hij de islamitische gemeenschappen wilde verzekeren van zijn trouw aan de islam.
De ‘latere ontwikkelingen’ als hierboven genoemd, betreffen een video op Facebook waarin de omstreden imam Jawaz Jneid verklaarde dat Aboutaleb een afvallige (ontrouw) was en bovendien nog lid van de PvdA die zich tegen de islam en moslims keert. ‘Getrouwheid’ is een typisch islamitisch woord waarmee wordt aangeduid of iemand recht in de leer is. Wie niet ‘getrouw’ is, is in principe een afvallige en voor afvalligheid eist de koran de doodstraf. Jawaz Jneid ontkent het begrip ‘afvallige’ te hebben gebruikt, maar het wel gebruikte ‘ontrouw’ is in feite een synoniem. Hem ook nog eens een vijand van de islam noemen die de rechten van moslims bestrijdt, gaat nog wel wat verder dan hem ‘afvallig’ noemen. Overeenkomstig de fundamentele leer van de islam, verdient een bestrijder van de islam niet minder dan een gewelddadige dood, en de voltrekker daarvan kan rekenen op Allah’s gunsten.
Het probleem in dit geval is niet de vrijheid van meningsuiting. Deze is in feite secundair ten opzichte van het uitoefenen van religieuze opvattingen en het zich beroepen op religieuze voorschriften en regels. De versluiering zoals Jneid toepast is niet anders dan het ‘soort judo’ dat moslimse zegslieden zo vaardig inzetten. Bij Judo gebruik je de kracht en het gewicht van de tegenstander om hem ten val te brengen. In dit geval gaat het niet om judogrepen, maar om het beroep op mensenrechten, de grondwet, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst om de aanwezige kritiek te smoren. De moslimse zegslieden slaan ons om de oren met onze eigen wetgeving en gaan onder het roepen van ‘de islam is vrede’, verder met het realiseren van hun doeleinden.
Spinoza maakte zich al zorgen over de vrijheid van godsdienst en pleitte er voor om die onder overheidstoezicht te plaatsen. Gezien het religieus fanatisme bij het begin van de zeventiende-eeuwse reformatie was dat een zinnig idee. Het is er nooit van gekomen. Nu echter de islam zich uitspreidt over Europa en in feite er geen geheim van maakt dat ze op de lange duur uit is op onderwerping van de Europese bevolking aan de islam, is het de vraag of het betoog van Spinoza opnieuw gelezen zou moeten worden.
In feite is het geen moeilijke opgave om precies aan te geven waar de islamitische leer volkomen strijdig is met de Europese normen en waarden en die van Nederland in het bijzonder. De vrijheid van godsdienst is een aanvaard standpunt geworden omdat de Europese religies overtuigend bewezen die vrijheid aan te kunnen. Dat geldt beslist niet voor de islam en de wijze waarop ze haar doeleinden versluiert. Om maar één voorbeeld te noemen: de vrijheid van godsdienst geeft iedereen het recht om een godsdienst te verlaten. Dat geldt niet voor de fundamentele islam die daar de doodstraf voor eist. Nu wordt die doodstraf zelden uitgevoerd, maar sociale uitsluiting vormt een grote bedreiging voor moslims. De angst voor sociale uitsluiting dwingt veel niet meer gelovige moslims om de schijn op te houden.
De vrijheid van godsdienst omvat onder meer: het recht om een religie te verlaten en zelfs een andere religie te kiezen, eigen religieuze opvattingen te hebben die afwijken van de kernleer van een religie (zoals Aboutaleb heeft), een eigen partner te kiezen, een gemengd huwelijk aan te gaan, vrijheid van (sociale) dwang door een religie en de rechten van andere religies te respecteren voor zover die niet in strijd met de wet zijn. Al deze onderwerpen zijn in strijd met de islamitische kernleer dus met het recht op vrijheid van godsdienst.
Het zachtzinnige overheidsbeleid ten opzichte van de islam, het kruip door, sluip door spel van de islamitische voorlieden faciliteren een schijnheilige islam die ontkent te doen wat ze doet en daarbij een opportunistisch gebruik maakt van de vrijheden en rechten die de Nederlandse samenleving biedt.
Iemand ‘ontrouw’ noemen en zelfs een vijand van de islam, heeft binnen de islam geldigheid, maar is daarbuiten in strijd met de wet en met de opvattingen van geloofsvrijheid. Het is daarom zaak om de vrijheid van meningsuiting niet in het geding te brengen met ongewenste religieuze uitingen, maar ten aanzien van de islam exact aan te geven waar de kernleer in strijd is met de Nederlandse wetgeving. In plaats van defensief te zijn, heeft het veel meer zin om in het offensief te gaan en de ongewenste tanden van de islamitische keer te trekken. Dat biedt de Nederlandse samenleving duidelijkheid en het biedt moslims duidelijkheid. Jawaz Jneid is onder de imams in Nederland bepaald niet de enige die de kernleer van de islam versluiert en boven de Nederlandse wet stelt. Daarbij is ook sprake van buitenlandse inmenging en financiering. Ook dat dient aangepakt te worden. Zachte heelmeesters………………….., laat dat spreekwoord een waarschuwing zijn.
De enige werkzame oplossing is dat de islam uitgesloten wordt van de rechten die ontleend kunnen worden van de vrijheid van godsdienst en onder staatstoezicht wordt geplaatst. Die situatie dient te duren totdat hervorming van de islam in zijn kernleer en daar aan verbonden interpretaties volledig passen binnen de kernwaarden van de vrijheid van godsdienst. Dat is een harde, maar onontkoombare maatregel.