De zielhoeders
Onder andere door het lezen van de autobiografie van Irvin Yalom en door de “rechtsgang” rond de moordenaar van Anne Faber wordt de dubieuze bijdrage van de psychiatrie en veel andere psychische hulpverlening aan onze samenleving duidelijk. Om te beginnen in de vorm van de individuele analytische therapie, al of niet van freudiaanse snit. Dat is de luxe variant van andere vormen van hedendaagse psychische dokterij, waaronder behalve vormen zoals groeps- en gedragstherapie ook medicatie, meditatie, coaching, mindfulness en allerlei varianten van oosterse mystiek vallen.
De bedoeling van hedendaagse zielknijperij is dat het individu leert omgaan met de psychische problemen waar het mee worstelt, ongeacht de mogelijke maatschappelijke oorzaak van die problemen. Belangrijke veronderstellingen voor deze bezigheid zijn de mogelijkheid van rationele communicatie met, en de mogelijkheid tot serieuze zelfverandering van het individu. Dit zijn veronderstellingen die slechts voor een beperkte groep opgaan. Goed geschoolde therapeuten, die hun eigen gevoelens – met name empathische gevoelens – en belangen voldoende onder controle hebben zijn zeldzaam en de kosten van dergelijke therapieën vormen een grote beperking van kwaliteit en duur van de behandeling. Maar zelfs met voldoende getrainde capaciteit tot knijperij is een geval als Panhuis – de moordenaar van Anne Faber – niet te “redden”. Men moet accepteren dat met de huidige middelen geen “genezing” mogelijk is en dat permanente afzondering van de maatschappij zonder behandeling de enige mogelijkheid is. Een poging tot genezing zou hoe dan ook niet moeten, want al die inspanning en aandacht valt niet te rechtvaardigen ten opzichte van de nabestaanden. TBS kan beter worden afgeschaft.
Was het doel van therapie in de tijd van Freud nog acceptatie van de eigen beperkingen en was de mogelijkheid tot behandeling slechts weggelegd voor de hogere klassen, de gemene deler van de hedendaagse hoederij is de versterking van het ego, het individu, tegenover “de rest van de wereld”; het opkrikken van het zelfvertrouwen, het geloof in eigen kunnen. Een dergelijke oppompen gaat onvermijdelijk gepaard met een grotere afstand of zelfs wantrouwen en vijandigheid tegenover de “ander”.
Ik herhaal nog een keer een citaat uit Houellebecq’s De wereld van markt en strijd (1994, p 109) dat ik eerder gebruikte in Onvermijdelijk Doden:
Veronique ‘liep in analyse’, zoals dat heet; tegenwoordig spijt het me dat ik haar heb ontmoet. Meer in het algemeen valt er niet veel te beginnen met vrouwen die in analyse lopen. Een vrouw die in handen van de psychoanalyticus gevallen, wordt totaal en voorgoed onbruikbaar, dat heb ik al dikwijls geconstateerd. Dat fenomeen moet niet als een neveneffect van de psychoanalyse worden beschouwd maar wel degelijk als het hoofddoel ervan. Onder het mom van een reconstructie van het ik brengen de psychoanalytici in werkelijkheid een schandelijke destructie van het menselijk wezen teweeg. Onschuld, edelmoedigheid, zuiverheid… tussen hun ruwe handen wordt het allemaal razendsnel verbrijzeld. Die dik betaalde, zelfingenomen, stompzinnige psychoanalytici vernietigen bij hun zogenaamde patiëntes voorgoed elk vermogen tot liefde, zowel geestelijk als lichamelijk; ze gedragen zich in feite als ware vijanden van de mensheid. De psychoanalyse is een bikkelharde school voor egoïsme, die zich met het grootst mogelijke cynisme op brave, een beetje stuurloze meisjes werpt om ze te veranderen in weerzinwekkende, onvoorstelbaar egocentrische sletten, die alleen nog maar een volstrekt gerechtvaardigde walging kunnen opwekken. Je moet onder geen beding vertrouwen schenken aan een vrouw die door de psychoanalyticus onder handen is genomen. Bekrompenheid, egoïsme, arrogante domheid, totaal gebrek aan moreel besef, chronisch onvermogen tot liefde: ziedaar het uitputtende portret van een ‘geanalyseerde’ vrouw.
Bij de klassieke pastorale zielzorg ging het om de gemeenschap, om de inachtneming van de gedeelde, met een religieuze saus overgoten waarden waaraan men zich moet onderwerpen. Het op de moderne wijze versterken van het ego in plaats van acceptatie zonder acht te slaan op de vraag of dat versterkte ego dan zich maatschappelijke kan realiseren zal meestal tot een negatief eindresultaat leiden. Het is begrijpelijk dat daarbij uiteindelijk een doodswens kan worden ontwikkeld. Die kan door de zielknijpers niet worden gehonoreerd, misschien wel in de eerste plaats omdat het een toegeven van eigen falen is. Daarom moet het individu tot voorbij het houdbare gehandhaafd worden, waarbij het het unieke, onvervangbare benadrukt wordt. Dit terwijl er enorm veel individuen zijn en bijna niemand onvervangbaar is; in de meeste gevallen is vervanging zelfs vrij eenvoudig, zelfs de vervanging van een kind of ouder.
Yalom laat duidelijk blijken dat hij worstelt met het probleem van zingeving en de omgang met de dood. Daarbij komt hij uiteindelijk uit bij het existentialisme; de filosofie van het individuele bij uitstek. Hij lijkt niet te bedenken dat het “onderdeel zijn van een groter leven”, van een groep of meerdere groepen een oplossing voor beide problemen kan zijn: als het leven wordt opgevat als het bijdragen aan de existentie van het geheel is daarmee zowel het hebben van een doel als verzoening met de dood een stuk eenvoudiger.
De empathische knoop van de psychiatrie
Begin dit jaar was er discussie over euthanasie. Toen lieten de psychiaters @EsthervanFenema en @devrijepsych blijken zelfdoding of hulp daarbij bij psychische problemen of een “voltooid leven” af te wijzen. Het komt er op neer dat het leven tot het uiterste beschermd en gerekt moet worden en dat de doodswens van het individu slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, dat wil zeggen als de psychische hulpverlener (waaronder de psychiater) echt alles geprobeerd heeft, als wilsbesluit erkend mag worden. Of dit op de eed van Hippocrates terug te voeren is, is zeer de vraag. De fraaie dood van Socrates en de keuze van Achilles zijn toch ook gewaardeerde overleveringen uit de Griekse oudheid. Ik vermoed dat, naast het eerder genoemde niet kunnen erkennen van falen, de algehele opvoering van de feminiene empathie en “fijngevoeligheid” van groot belang is.
De spagaat die ontstaat bij het bepalen bij wie je wel empathie zou moeten voelen en bij wie juist niet komt aan het licht bij twee stukken van Esther van Fenema. In Doodgaan doe je niet alleen bestrijdt zij het zelfbeschikkingsrecht van de zelfdoder (want psychische storing) en in We moeten 24/7 meevoelen met de hele wereld mogen wij niet meevoelen met degene die stervenshulp bood aan een 99-jarige en daarvoor voor de rechter is gesleept.
Ik vermoed dat empathie en professionaliteit elkaar hier behoorlijk in de weg zitten. Hulpverlening kan nooit het gebrek aan een sociaal zinvol bestaan vervangen, en dat is de kern van een doodswens. Zelfs mensen die ondragelijke fysieke pijn lijden willen vaak pas dood als er geen perspectief meer is op iets wat ze met een ander willen delen. In plaats van de legitimiteit van de doodswens in twijfel trekken zou men de onmenselijkheid van deze maatschappij aan de orde moeten stellen, waarin een zinvol bestaan voor steeds meer mensen een probleem wordt.
Door het denken over de dood als noodzakelijk richtpunt voor het leven; het bestaan en de eigen inzet af te meten aan de eindigheid in relatie tot je bijdrage aan het overleven van “de rest” — in de eerste plaats, maar niet uitsluitend het eigen nageslacht — kan je de zinvolheid van je bestaan ervaren. Heidegger is een bron van dit denken. Als de balans tussen zinvolheid en de moeite die het voortbestaan kost ook na enige begeleiding niet te vinden is, is de dood een legitieme optie. Sterker nog, als dat niet zo is, is dat een ernstige beperking van de enige vrijheid die de mens werkelijk heeft. Zelfdoding is een belangrijk maatschappelijk signaal. Tijdens de crisis van 2008 waren er in Italië meer zelfmoorden van gezonde kostwinners die de kost niet meer konden winnen; de monnik die zichzelf in brand stak tijdens de Vietnamoorlog.
Het individualisme van het heersende liberale humanisme verbreekt sociale verbinding tussen mensen, waardoor “zin” vooral wordt uitgedrukt in geld, beloning. Maar ja, als iedereen die geen fatsoenlijk werk kan vinden zichzelf doodt dan is er een “arbeidsmarktprobleem” want dan is er geen reservoir van overtollige arbeidskracht om de lonen te drukken. Cynisch gesproken. Die verbroken verbindingen leiden uiteindelijk tot een maatschappelijke zelfmoord: “Europa schaft zich af” Naast het gemak waarmee de heersenden vreemde culturen menen te moeten importeren is er de “onwil” te zorgen voor nageslacht door de oorspronkelijke bevolking. Dat wordt steeds meer tot een last gemaakt die men zo lang mogelijk uitstelt en daarmee vaak afstelt. En als het dan toch gebeurt wordt het door anderen gezien als een vorm van individuele zelfexpressie, waar degenen die daar geen “zin” in hebben niet voor wensen te betalen (Maartje Duin propageert onze zelfmoord).
De “sneuvelbereidheid”, de bereidheid om risico’s te nemen om eigen groep/volk/vaderland/Europa/Westen te verdedigen en tegen onheil te behoeden neemt sterk af. Het atomaire individu — los van serieuze sociale binding — heeft daar geen boodschap aan. Samenvattend: het leven van de individuele mens is veel te belangrijk gemaakt ten opzichte van “de groep” en daarmee komt het uitsterven, de ondergang, de dood, feitelijk de zelfmoord van de groep dichterbij. Men kan het beter over het stimuleren van de verwekking van leven hebben dan over de bescherming van het ongeboren leven. Zie ook De dood hoort bij het leven. Wen er maar aan.
Levensduur als doel
Door de heiligheid van het individu lopen de pogingen om inbreuken op de individuele levensverwachting zo veel mogelijk tegen te gaan uit de hand. Op kosten en ten koste van de maatschappij als geheel. Zo werden er rondjes om het stadhuis van Amsterdam gelopen voor een schonere lucht. Alsof onze levensverwachting, ook in het centrum van de stad, in de afgelopen tientallen jaren niet flink omhoog is gegaan; de lucht schoner is dan ooit; er ook minder verkeer is. Maar ja: FIJNSTOF. Dat fijnstof was er altijd al en is door allerlei verbeteringen al minder geworden. Maar doordat de fijnstofmaffia dat steeds verfijnder meet wordt het tot een probleem opgeklopt. Tja, in bossen, bergen en op zee is het gezonder, maar er hoeven nog maar weinig mensen te kuren in een sanatorium. En in de stad wonen heeft ook zo zijn voordelen. We worden behoorlijk oud. Het is weer het individualisme dat ons eigen leven veel te belangrijk maakt ten opzichte van “de rest”. Voor een deel is het zelfs een schijntegenstelling want voor milieumaatregelen moet betaald worden en vaak kosten verplaatsingen door maatregelen ook meer tijd. Wat sommigen winnen aan levenslengte moeten anderen betalen met ongewenste vertragingen en minder netto inkomsten.
De keuze om ongezond te leven wordt ons meer en meer ontnomen. Wat is er eigenlijk mis met een café met rookvergunning, of je onbeperkt volvreten? Ja, gedwongen meeroken door niet-rokers moet voorkomen worden en uiteraard zou een door roken ontstane ziekte niet behandeld moeten worden op kosten van de gemeenschap, anders dan onderdrukken van de symptomen, maar verder is er niets op tegen als men met wat meer genot wat sneller aan zijn einde wil komen. En dat geldt ook voor alcohol voor zover dat het maatschappelijk functioneren van het individu niet schaadt.
Je socialer, minder individualistisch opstellen begint met je eigen leven wat minder belangrijk te vinden.
Nog meer:
DIt blog is geheel herzien. De oorspronkelijke versie verscheen 18 juni 2018