(geschreven november 2010, verdere toelichting onderaan)
Martin Bosma heeft met “De schijn-élite van de Valse Munters” een goede inkijk gegeven in de diepere roerselen van de PVV. De titel ontleent hij aan een werk van Jacq de Kadt uit 1939: “Het fascisme en de nieuwe vrijheid” aan wiens analyse van het fascisme, het falen van links en de verbindingen daarvan met de Islam hij veel van zijn inzichten ontleent. Met deze waarnemingen van de Kadt kan ik, met Martin Bosma, alleen maar instemmen.
Maar behalve deze waarnemingen propageert de Kadt ook een oplossings-richting voor dat gesignaleerde falen. Hij zoekt die in het (weer) actief worden van een elite die met name de middengroepen moet aanspreken. En daarbij als belangrijkste doel niet de materiële belangenbehartiging propageert, maar het verder verdiepen en vooruitbrengen van (westerse, verlichtings) cultuur en wetenschap, binnen wat hij het “leven in het raadsel” noemt. Hij beschrijft ook een aantal wezenskenmerken van die elite zoals een permanente (zelf)kritische houding, onbaatzuchtigheid en een democratische gezindheid. En dat alles zonder de materiële belangen geheel uit het oog te verliezen. Daarbij dient zo’n elite zich niet op te sluiten in een eigen kaste maar moet zij politieke verantwoordelijkheid nemen en leiding geven. In schrille bewoordingen schetst de Kadt de werkelijke intellectuele toestand waarin een schijn-elite opereert die maatschappelijk niet betrokken is en zich verliest in navelstaarderij en andere intellectuele vormen van zelfbevrediging.
Ik geef hier een paar citaten van de Kadt waaruit blijkt wat hij bedoelt met (schijn)elite.
“Het fascisme is, zoals een onderzoek naar het gehalte en de samenhang van z’n ideeën en motieven (een onderzoek, dat bevestigd en versterkt wordt door de confrontatie met de practijk) bewezen heeft, het resultaat van het optreden ener schijn-élite. Het kenmerk van een schijn-élite is niet, dat er voor haar streven geen spoor van gerechtvaardigde oorzaak te vinden is. Integendeel, het gevaarlijke karakter van een schijn-élite zit juist hierin, dat ze gerechtvaardigde protesten verbindt met versleten ideeën, bekrompen, onjuiste opvattingen en primitieve driften. Daardoor krijgt ze al die fanatieke en wrede trekken, die reactionaire uitwerking en die demagogische inhoud, die we dan ook bij het fascisme waarnemen.”
Het is natuurlijk mogelijk dat dit proces niet plaats vindt. Het is mogelijk dat we geen élite meer hebben (of een élite die niet gevoelig is voor de noden en de behoeften van onze tijd en onze maatschappij, wat een andere manier is om te zeggen dat we géén élite meer hebben, want een verkalkte élite is geen élite), of dat de élite niet meer in staat is de intellectuelen te beïnvloeden. De afwezigheid van een élite, is het niet te weerspreken teken van de ondergang ener cultuur en ener maatschappij. En ook het feit dat een élite niet meer in staat is – op den duur en na veel strijd – haar inzichten aan de maatschappij op te leggen, is een teken voor het onafwendbaar geworden zijn van de ondergang. 1) De vraag of wij nog een élite hebben en of onze intellectuelen te beïnvloeden zijn, zullen wij eerst in het volgend hoofdstuk nader onderzoeken, maar hier kan er al wel op gewezen worden, dat dit boek geen zin zou hebben, indien de schrijver in de onafwendbaarheid van de ondergang onzer beschaving geloofde.
Hij laat zien hoe de ruggengraatloze linkse elite de ideologische ruimte open laat waar het facisme bij zijn opkomst gebruik van maakt. Een ander belangrijk inzicht van de Kadt is dat een goede elite, om op termijn levensvatbaar te zijn en te overleven imperialistisch dient te zijn. Zij dient haar model aan de wereld op te willen leggen, soms met geweld. En zij mag al helemaal geen zwakte tonen tegenover totalitaire ideologieën met imperialistische inhoud zoals het fascisme en de islam. Een totaal andere vorm van kosmopolitisme dan de multiculturele variant die nu in zwang is.
Onduidelijk blijft bij de Kadt hoe deze elite zich uit het reeds toen aanwezige moeras van schijn-elites los kan maken en de plaats kan gaan innemen die noodzakelijk is. Dat kan ook bijna niet anders want als hij daar werkelijk praktische ideeën over had gehad dan had ik dit allemaal niet op hoeven te schrijven. In de jaren 30 lijkt het me dat het voor een betrekkelijk kleine groep mensen nog mogelijk is om met veel doorzettingsvermogen een desnoods gestencild krantje te beginnen en bijeenkomsten te organiseren waarmee men een balletje aan het rollen zou kunnen krijgen. Ook rond 1968 waren er misschien mogelijkheden voor een dergelijke wending. Ik stond toen behoorlijk dicht langs de zijlijn en herinner mij goed dat de doelen omsloegen van een culturele maatschappijkritische houding naar platte belangenbehartiging (in dit geval: verlaging van de exameneisen, hogere beurzen, zo lang studeren als je wil voor weinig collegegeld).
Dit probleem van het tot stand komen of brengen van een goede elite is in de huidige tijd nog veel groter dan in 1939 of 1968. Het intellectuele maanlandschap waarin we tegenwoordig leven biedt aanzienlijk minder mogelijkheden. Op dit moment kan ik mij maar moeilijk voorstellen hoe, gesteld dat ze bestaan, een aantal intellectuelen van het niveau en met de instelling die de Kadt voorschrijft elkaar zouden kunnen vinden, met elkaar iets zouden vormen wat op een cultureel-politieke beweging lijkt, en daarmee dan ook nog in te breken in het huidige politieke “debat” in de media. En dan niet één keer, als grappig incident, maar structureel een plaats veroveren.
Ondertussen roept dit wel de vraag op hoe Bosma de PVV in dit perspectief ziet. Hij laat duidelijk merken wie hij met de schijnelite aanduidt, en dat zijn allereerst de kopstukken van links, de PvdA voorop. Figuren als Abraham de Swaan en Cees Schuyt, die ik typische representanten van een intellectuele schijn-elite zou willen noemen worden door hem niet genoemd. Uit de door hem gekozen titel voor zijn boek moet ik wel opmaken dat hij de PVV ziet als de plaats waar de elite van de goede soort zich ophoudt en ontwikkelt. Dit temeer omdat hij niet aangeeft waar die elite zich volgens hem anders zou bevinden of hoe die zich organiseert of zou moeten organiseren.
Hoe moet ik mijn gedachten over deze onuitgesproken pretentie formuleren? Lachwekkend? Te gek voor woorden? Niet dus? Tenenkrommend?
Laten we het maar houden op “met stomheid geslagen”. Natuurlijk hoeft niet ieder kamer- of kaderlid van de politieke partij die de PVV nu eenmaal is een 24 karaats, of zelfs maar een 6 karaats intellectueel van de goede soort te zijn. Maar ik vrees dat als we proberen het intellectuele gehalte van de PVV vast te stellen we niet verder komen dan anderhalve man en een paardenkop. De naar buiten gebrachte intellectuele prestaties zijn navenant. Aan de pluskant kunnen we duidelijk en effectief taalgebruik in de politiek zetten, Daar is zonder meer grote behoefte aan Ook de in sommige opzichten internationale oriëntatie is een plus.. Maar enig wervend cultureel-politiek vergezicht komt er niet uit. Op cultureel gebied is armoe troef. Ik vrees dat als de PVV het voor het zeggen krijgt we geheel aangewezen zijn op “Oh Oh Cherso”, Frans Bauer, Jantje Smit en aanverwant. Natuurlijk: de huidige gesubsidieerde culturele schijn-elite kan wel een flinke schop onder de kont gebruiken. Maar het verhogen van de BTW is een daad van opperste barbarij.
Zo mogelijk nog erger is het intellectuele klimaat dat wordt uitgestraald door het ontbreken van enig openbaar debat, (zelf)kritiek en het ondemocratische gehalte van de PVV. Bosma heeft zeker een punt als hij zich verzet tegen het zonder meer openstellen van de partij voor iedereen die zich aanmeldt. Maar tussen dat model en de op dit moment door de PVV gepraktiseerde anderhalf-persoons dictatuur (de paardenkop laten we er even buiten) liggen vele mogelijkheden voor een gecontroleerd lidmaatschap en een werkende interne democratie. Het door Bosma veronderstelde directe contact met de kiezer via het internet kan daar op geen enkele manier als vervanging voor dienen…
Naschrift
Bij het opruimen van mijn archief(-bestanden) kwam ik dit tegen. In 2010 heb ik naar aanleiding daarvan een aantal blogs aan de Kadt gewijd: Een stukje de Kadt, Nog een stukje de Kadt en Een stukje de Kadt (3): “Wat er juist is aan het fascisme” . Onduidelijk waarom dit stuk toen niet gepubliceerd is. Het is nog steeds relevant lijkt me, ook al zijn de anderhalve man en een paardenkop nu uitgebreid met nog een of twee personen. En dat is jammer. Overigens kan ik “De schijn-élite van de Valse Munters” nog steeds zeer ter lezing aanbevelen. De analyses wat er allemaal mis is met de huidige politiek snijden zeker hout en er is helaas nog weinig veranderd. Het falen van de PVV als een serieus te nemen alternatief is daar zeker debet aan.