Mijn vorige blog trok veel lezers en reacties. Ik weet niet of ik daar blij mee ben. Het was zeker niet mijn beste blog. Meer een emotioneel statement, ingegeven door het moment. Dat stond daar ook overduidelijk in te lezen.
Eerste emotionele reacties komen uit de onderbuik. Dat kan niet anders. Volgens mij heeft iedereen zo’n ding maar sommigen ontkennen dat gewoon. Dat zijn waarschijnlijk zeer goede Christenen die hun onderbuik hebben geamputeerd met veel geestelijke training en die onder alle omstandigheden een ander die iets misdoet de andere wang toe keren. Ik heb niet veel bewondering voor deze levenshouding. Ik vind het een weg met mij (ons) mentaliteit. De onderbuik is niet per se dom of onverstandig. Het is een overlevingsmechanisme dat we ook in onze beschermde westerse leventjes nog steeds af en toe nodig hebben. Bijvoorbeeld bij partnerkeuze en bij direct gevaar. In de onderbuik zit de nodige levenswijsheid opgeslagen. Maar ook veel ongewenste aandrift. Hij laat zijn mening ook merken in situaties waarin geen directe acties verlangd wordt, maar waar men door empathie zich in de ander verplaatst. De moderne mens leert zijn onderbuik te beheersen, in de eerste plaats tijdens de opvoeding in de jonge jaren. Mislukt die opvoeding om een of andere reden dan wordt je een probleemgeval. Met een slecht of niet gemodereerde onderbuik. Bijvoorbeeld van onze Letse “kinder”-liefhebber. Interessant in dit kader is dat hij bij bepaalde dagverblijven en andere organisaties direct of na korte tijd geweigerd is op grond van onderbuik gevoelens.
Maar ik ben nu eenmaal analytisch ingesteld. Dus was het ook een poging om die eigen gevoelens te analyseren en te kijken of er enige ratio aan ten grondslag lag. Of die pogingen geslaagd waren laat ik even in het midden. Mij gaat het vooral om reacties waarin mij min of meer het recht ontzegd wordt om mijn gevoelens te uiten en op deze wijze te analyseren. Nu zijn daar natuurlijk grenzen aan, zoals oproepen om op een of andere manier voor eigen rechter te gaan spelen en bepaalde groepen achterna te gaan zitten of erger. Maar dat heb ik niet gedaan.
Ik heb alleen de vraag opgeworpen of het behoren tot bepaalde groepen een verhoogd risico voor ontsporingen inhoud. Dat is kennelijk al taboe voor velen. Daarbij komt al snel een “catch 22” naar boven. Je mag zoiets alleen openlijk overdenken als er wetenschappelijk onomstreden bewijs voor is. Maar wetenschappelijk onderzoek naar dit soort zaken mag niet want dat zou al uit gaan van de premisse dat zoiets eventueel mogelijk is en bovendien vindt dergelijk onderzoek niet “zo maar” plaats maar alleen als er aanwijzingen voor zijn. Die moeten dan wel publiek gemaakt worden. En daarvoor eerst overdacht worden. Het uitgangspunt is: Hoewel er ongelijkheden van allerlei soort bestaan is iedereen in wezen toch gelijk. En voor zover men ongelijk is heeft dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen (nadelige) maatschappelijke gevolgen. Een soort politieke correctheid zou ik zeggen. Deze houding kleurt vaak onderzoek dat eventueel toch nog naar dit soort vraagstukken plaats vindt.
Ik werd een aantal maal opgeroepen met liefst wetenschappelijk bewijs voor mijn veronderstellingen te komen. Ik heb daar ten aanzien van de seksuele geaardheid naar gezocht en ben tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs voor of tegen is. Er waren ruwweg twee bronnen: enkele US statistieken over dit soort misdrijven waarin een correlatie met de seksuele geaardheid bleek en (in mijn ogen dubieus opgezet) experimenteel US onderzoek met foto’s en vragenlijsten waarin geen correlatie bleek. Moet ik mijn overdenking hierover nu maar meteen laten varen?
In de loop van de discussie kwam aan de orde dat ik een verschil wil maken tussen acceptatie en volledige gelijkwaardigheid of zelfs uitdragen van homoseksualiteit.
Zie ook: De onderbuik is een nuttig orgaan (2014)