Na het bezoek van Bruno bleef Michel twee weken lang op bed liggen. Inderdaad, zo vroeg hij zich af, hoe zou een samenleving kunnen voortbestaan zonder religie? Dat leek al heel moeilijk in het geval van een individu. Een aantal dagen lang bestudeerde hij de verwarming links van zijn bed. Als dat nodig was vulden de ribben zich met warm water, het was een nuttig, ingenieus mechanisme; maar hoe lang kon de westerse samenleving blijven voortbestaan zonder welke religie dan ook? Houellebecq, Elementaire Deeltjes (1998) |
De conclusie van het vorige deel, Een klein groot verhaal, was dat de voordelen van het heersende grote verhaal, het liberale humanisme, niet meer opwogen tegen de nadelen.
Het verhaal is steeds minder passend: meer in strijd met de geleefde realiteit van veel deelnemers aan dat verhaal. Het heeft er alle schijn van dat die tegenstelling tussen idee en werkelijkheid nog verder zal groeien. En voor aanpassing van de inrichting van die maatschappelijke werkelijkheid zijn er geen aanknopingspunten. Er is een belofte van voortdurende groei en technologische verbetering maar ideeën over noodzakelijke veranderingen in de manier waarop de maatschappij functioneert zijn er niet. Alle problemen worden vertaald in managementtermen. De structuur waarbinnen dat management functioneert staat nooit ter discussie.
Een verhaal, ook het liberaal humanistische, verklaart zowel aan de leiders als aan degenen die geleid worden dat het goed is zoals het nu gaat. Succes, groei, winst, welvaart, het zijn de verdiensten van de leiding, de investeerders, de directie, de regering. Ben je niet succesvol of welvarend dan ligt de fout bij jou. Volgens dat verhaal zijn de juiste mensen aan de leiding en mogen zij zeer veel vruchten van verdienste plukken. De meeste van die leiders zitten niet te wachten op kritiek, zelfs al zouden zij aan de macht mogen blijven met een nieuw, beter passend verhaal, waarmee zij op een nieuwe manier te werk zouden gaan.
Er zijn machtsmechanismen waarmee de opkomst van een nieuw verhaal — een opnieuw verbeterd verhaal — tegen wordt gewerkt of zelfs onmogelijk gemaakt. De heersende ideologie handhaaft zo haar dominantie. Het gaat niet om een centraal geleide censuur zoals dat in een dictatuur gebruikelijk is, maar het op de juiste posities terecht komen van mensen met de juiste ideeën, een zichzelf versterkend proces. Het gaat om mensen die weten dat hun carrière zal eindigen of op een zijspoor zal belanden, dat adverteerders zullen weglopen of dat zij mensen “die er toe doen” niet meer te spreken zullen krijgen als ze onwelgevallige meningen doorlaten. Zolang het eigen verhaal redelijk functioneert is dat niet al te moeilijk. Naarmate daar meer gaten in vallen, het minder met de werkelijkheid te maken heeft wordt dat steeds moeilijker en krijgen oppositionele verhalen meer kans. Zelfs onder de leiders zijn er dan wel een paar die gaan roepen, nou ja, meer mompelen, dat het “zo niet langer kan”. Theoretisch zouden juist in een democratie alternatieve verhalen alle kans moeten krijgen. De alom tegenwoordige politieke correctheid die oppositionele meningen uitsluit vertelt ons iets anders.
Een onderdeel van deze werkwijze is om selectief enige kritiek door te laten die als ongevaarlijk of kansloos kan worden beschouwd. Dit kan zo ver gaan dat succesvolle alternatieve, oppositionele media worden gefinancierd zolang ze maar ongevaarlijke kritiek laten horen. Voor een deel vervullen die media zelfs een nuttige functie. Met hun aandacht voor foute corrupte bestuurders en politici reinigen zij het systeem zonder het zelf aan te tasten. Ook bij die media blijkt uiteindelijke weinig belangstelling voor alternatieve verhalen, zelfs als die niet tot revolutie oproepen.
Hoe komen we aan een beter verhaal?
In deel 1 werd al aangestipt dat een nieuw verhaal niet zomaar verzonnen kan worden. Het zal ontwikkeld moeten worden vanuit een kritiek op eerdere verhalen. Uiteraard als eerste een kritiek op het dominante liberaal humanisme.
Dat gaat uit van drie axioma’s (A) :
- De maatschappij is een optelsom van vrije, zelf verantwoordelijke individuen die hun eigen waarden zelf lijken te hebben uitgekozen.
- Die individuen zijn gelijkwaardig, zij zijn “een mens als jij en ik”, in wezen je broeder.
- (1) en (2) gelden voor de gehele mensheid, onafhankelijk van hun cultuur.
Daaruit volgt de belangrijke stelling dat het individu belangrijker is dan welke groep dan ook waarvan het deel uitmaakt. Daar volgt ook uit dat waarden beoordeeld worden volgens het “wat gij niet wil…” – systeem. Tenslotte volgt daar uit dat die individuen om samen een maatschappelijk werkend geheel te kunnen vormen een “contract social” moeten sluiten.
Het is duidelijk dat deze axioma’s in strijd zijn met de geleefde werkelijkheid. Vandaar dat ze vaak gebracht worden als verplichting, dat wil zeggen dat we moeten handelen alsof ze waar zijn. Op zijn minst worden zij als nobel einddoel gepresenteerd. Wat dat betreft is het verhaal minder “klein” dan het op het eerste gezicht lijkt.
Kritiek zal van axioma’s (B) uitgaan:
- Individuen worden door de maatschappij gevormd tot deelnemers aan het voortbestaan van die maatschappij. Het contract — de in wetten vastgelegde waarden — gaat aan het individu vooraf.
- Die individuen zijn, door natuurlijke aanleg en maatschappelijke omstandigheden waaronder ze gevormd worden niet gelijk: mensen verschillen en die verschillen zijn maar zeer beperkt overbrugbaar. Sommigen zouden als broeder beschouwd kunnen worden, anderen niet. Universele broederschap bestaat niet.
- De mensheid bestaat uit een samenstel van verschillende culturen die niet per definitie goed samen kunnen leven. Culturen die bovendien niet gelijkwaardig zijn. Er bestaat niet zoiets als een wereldburger.
Daaruit volgt om te beginnen dat de groep, de cultuur waar men deel van is, belangrijker is dan het individu. Dat is voor de deelnemers aan onze liberaal humanistische cultuur een moeilijk te verteren waarheid. Voor bijna alle andere culturen is het een vanzelfsprekendheid.
De belangrijkste manier waarop het aanvaarden van deze waarheden als koeien vanuit de heersende ideologie wordt tegengegaan is door daar ongevraagd negatieve waarden aan te koppelen: Omdat er superieure culturen en dus ook inferieure bestaan zou daar per definitie de nazistische waarde uit voortvloeien dat die superioriteit onderdrukking of uitroeiing van het inferieure rechtvaardigt. Een vreemde gevolgtrekking. Uit de ongelijkwaardigheid kan evengoed een morele verplichting ontstaan tot verheffing.
Dat de ene mens meer waard is dan de ander (al is het maar omdat die maatschappelijk gezien minder makkelijk te vervangen is) zou volgens die redenering rechtvaardigen dat de meerwaardige een minderwaardige uitbuit of onmenselijke behandelt. En hoewel juist dat laatste onder het huidige liberale humanisme vaak de praktijk is wordt dat steeds weer verhuld door de stelligheid waarmee er vast wordt gehouden aan de gelijkwaardigheid van alle mensen op deze aardkloot.
Hoe het vreemde, de ander, te behandelen vloeit niet voort uit de constatering dat er tussen mensen en culturen verschillen zijn en dat die verschillen vaker niet dan wel overbrugbaar zijn. Superieur moet hier niet in morele zin worden opgevat maar als de beschrijving van de realiteit. De een kan iets beter dan de ander. De ene cultuur kan de ander overheersen, wint de strijd. Het is zeker mogelijk misschien zelfs waarschijnlijk dat superieure culturen superieure waarden hebben, maar zelfs dat zegt nog niets over die waarden zelf.
Er zijn waarden te bedenken waarbij iemand die het zelfde werk niet anders dan twee keer zo langzaam kan doen als een ander het dubbele, hetzelfde of de helft verdient. Ook kunnen we schoonheidswedstrijden organiseren waarbij het hebben van een lange kromme neus veel punten oplevert in plaats van weinig. We kunnen de Boeddhistische bedelmonnik prijzen om zijn ascese of hem uitmaken voor nietsnut. De diverse te kiezen normen zullen een samenhang moeten kennen, een bepaald doel dienen. Het definiëren van doelen en hun samenhang is de eerste taak voor een opnieuw verbeterd verhaal. We zagen al dat de tijd van de grote grote verhalen voorbij is. Maar iets van een doel is wel nodig. Als we geen beter doel kunnen verzinnen dan heeft een alternatief geen zin. Dan moeten we maar tevreden zijn met het liberale humanisme. Het streven naar verbetering zonder de illusie dat dit een heilstaat kan of moet worden lijkt klein genoeg.
Sociaal Humanisme
Er is een nieuw klein groot verhaal: “Sociaal Humanisme“. Het begint met het vaststellen van die beperkte doelen. Geen uitzicht op een heilstaat maar zaken die verbeterd moeten worden. Dit staat in het “SoLiDe manifest”. De belangrijkste doelen:
- Een streven naar verbetering van de toestand van de mensheid, waarbij verschillen tussen groepen en culturen en ongelijkheden tussen individuen als een natuurlijk uitgangspunt worden gezien en niet als per definitie op te heffen ongewenstheden. Dat streven naar verbetering begint bij de eigen cultuur als voortzetting van de Verlichting. Pas als ons eigen maatschappelijke systeem beter is gaan functioneren kunnen we toekomen aan het verbeteren van de toestand elders in de wereld.
- De omgang met de natuur, dat wil zeggen: de kapitalistische economie, is een wereldwijd functionerend systeem dat dreigt te ontsporen als dat niet al gebeurd is. Er is dringend behoefte aan regulering en begrenzing, die in zijn uitwerking naar cultuur en regio zal verschillen. Internationale samenwerking en het tot stand komen van federaties van staten is daar een voorwaarde voor.
Welke waarden gepast zijn is niet in algemene zin, geldig voor alle gevallen uit deze doelen af te leiden. Vanuit onze Verlichte Westerse positie zal er voor verschillende situaties een afweging gemaakt moeten worden tussen het eigen belang, de behoefte om onze eigen levenssfeer op orde te brengen en te houden en de belangen en mogelijkheden van de ander of het andere. Samengevat gaat het om het probleem van het “omgaan met verschil”.
Een favoriete strategie om het axioma aan te vallen dat individuen niet vrij in de wereld komen maar gevormd worden in hun afkomst (en daarmee tot een groep behoren), is te beweren dat we dan allemaal onder groepsdwang in de pas moeten lopen en geen individuele vrijheid meer kennen. Feitelijk is het omgekeerd. Onder invloed van de dominante, heersende ideeën conformeren zogenaamd vrije individuen zich aan wat wenselijk is. Zeker als je carrière wil maken is conformisme aan de heersende (groeps)cultuur een vereiste. Juist als je je bewust wordt van de bijzonderheden van de in je eigen afkomst en vorming opgesloten bijzonderheden kun je eigen kwaliteiten (en tekortkomingen) ontdekken en als zelfstandig individu functioneren. Behoren tot een groep betekent niet dat je je eigen identiteit inlevert. En behoren tot een groep betekent ook niet dat je daar voorgoed in opgesloten bent. Je komt, zeker in onze maatschappij, voortdurend andere groepen tegen onder andere omstandigheden.
De belangrijkste waarde voor sociaal humanisten is onderlinge solidariteit: de zekerheid hebben dat je mede sociaal humanisten dezelfde ideeën willen realiseren en daar ook serieus aan werken. Dat wil overigens niet zeggen dat je het over alles eens hoeft te zijn. Dat kan niet eens omdat iedereen in andere situaties moet kunnen handelen en daar op zijn eigen wijze mee om moet kunnen gaan. Een dergelijke solidariteit is de individualistische liberale humanist die wij allemaal zijn geworden vreemd. Het kost veel moeite om dat individualisme van je af te zetten. De ervaring leert dat dat niet een simpel wilsbesluit is. Het lukt alleen als je de noodzaak ervan inziet.
Inmiddels is dit verhaal uitgewerkt in een boek: Sociaal Humanisme.