© Renamarie | Dreamstime.com – Pigeon In Cage
Ooit bestonden er vijanden. Die moesten bestreden worden of in ieder geval moesten wij ons er tegen verdedigen. Dat betekende de grens bewaken en goed opletten dat een vijand niet toch het gebied infiltreerde via al in het land levende sympathisanten. Daarbij kon men zich meestal niet permitteren om fijnzinnig eenieders nieren te proeven of hij wel echt sympathiseerde of alleen in naam. Net als bij kanker in een lichaam leek het beter wat te ruim te snijden dan van ieder individuele cel apart vast te stellen of die tot de kanker behoorde. Mensen moesten zelf maar zorgen dat ze niet de schijn op zich laden.
De vijand werd vooral onderscheiden door cultuur en taal. Zelfs bij de verovering van de US op de indianen was dat het primaire onderscheid en niet de huidskleur. Men leze “The Son” van Philip Meyer. Cultuur en taal vielen vaak samen met een nationaliteit en dat maakte de zaak wel zo eenvoudig. In de moderne geschiedenis van het Westen is het onderscheid wat minder duidelijk. Fascisten, Communisten, Katholieken en Protestanten delen meestal de taal en ook een flink stuk cultuur, waardoor zij zich relatief makkelijk tussen de andere partijen konden bewegen. Uiteraard bestaat er daarnaast de gewone misdaad, maar die is niet in de eerste plaats tegen “de andere vreemde” gericht maar op winst voor zichzelf en vormt vanuit dat punt geen gevaar. Integendeel, de gewone misdaad heeft geen belang bij een toegenomen politiestaat.
Binnen de grenzen moet iedereen zich verder vrij kunnen bewegen, bijeenkomsten kunnen organiseren een mening kunnen uiten. Althans in onze Westerse democratie.
Inmiddels heeft er een omkering plaatsgevonden. Vanuit het liberaal-humanistische multiculturele gedachtegoed heeft de naïeve idee postgevat dat er geen vijanden bestaan en dat er alleen individuen zijn waar helaas in het hoofd toevallig verkeerde ideeën zijn ontstaan. Zolang die ideeën binnen de hoofden blijven en niet naar buiten breken heeft men het recht om zich hier te vestigen. Het rechtssysteem met daaronder de “geestelijke gezondheidszorg” heeft zich steeds meer ontwikkeld in de richting van de rechten van het individu. Bescherming van de gemeenschap is van minder belang. Voor de politie is het zo langzamerhand bijna onmogelijk om bewijzen te verzamelen omdat er eerst een verdenking moet zijn, en er dan nog allerlei regeltjes zijn die het werk zwaar belemmeren. Daarna zijn er de advocaten die menen dat iedere overtreding van zo’n regeltje hun “cliënt” vrijwaart en de rechters en wetgevers die daarin meegaan.
Dit leidt er toe dat niet de gemeenschap tegen gevaren beschermd wordt maar dat gevaarlijke individuen binnen de gemeenschap moeten kunnen verblijven en aldaar gecontroleerd worden. Feitelijk een onmogelijke taak, zeker als bedacht wordt dat je het individu al zou moeten kennen voordat het daadwerkelijk gevaarlijk wordt. Als men dan daarna nog een ploeg van 6 getrainde politiemensen om ieder gevaarlijk individu heen moet zetten wordt dat zeer snel onbetaalbaar, nog afgezien van de vraag of men over voldoende bekwamen kan beschikken. Dat gebeurt dan ook niet of slechts bij uitzondering. Men kiest er liever voor de doelen te bewaken tegen de individuen die daar iets tegen willen ondernemen. Ook dat is een prijzige operatie, maar omdat men meestal permanente bewaking niet nodig vindt en de kosten op die doelen zelf probeert af te wentelen lukt dat iets beter. En dan is er nog het gigantische probleem dat men voldoende in de andere cultuur moet kunnen binnendringen om daar de gevaarlijke individuen uit te kunnen filteren. Voor een (blanke) politieman is het misschien wel onmogelijk om binnen een salafistische gemeenschap voldoende vertrouwen op te bouwen. Werven van informanten of zelfs personeel uit de groep zelf is een riskante en onbetrouwbare aangelegenheid.
De ene of de andere kant om: In plaats dat wij onze buitengrenzen goed bewaken en binnen onze grenzen de kwaadwillenden en hun helpers snel kunnen op- of buitensluiten verwordt onze samenleving tot een archipel van mobiele gevangenissen van doelen en daders. Dit naast een steeds permanentere behoefte aan observatie van alles en iedereen.
Dus moest op 2 mei 2015 de Balie omgebouwd worden tot een gevangenis, waarbinnen dan de manifestatie van het vrije woord wordt gehouden. Een duidelijker signaal dat we totaal op de verkeerde weg zijn kan er niet worden gegeven.
Er is een vijand en die is ook in ons midden.
Voor de goede orde:
- Ik definieer een vijand als lid van een cultuur/groep die de cultuur/groep waar ik deel van uitmaak vijandig gezind is, dat wil zeggen in principe uit is op de verovering of eliminatie van die cultuur.
- Ik haat mijn vijand niet en heb hem ook niet lief. Ik weet dat ik hem moet bestrijden tot hij zich gewonnen geeft of vernietigd is.
- Ik ben er niet op uit over hem te heersen.
- Ik neem de regel in acht dat degene die zegt in overwegende mate de cultuur en uitgangspunten van de vijand te delen tegen mij is; behoort tot het kamp van de vijand.
- De vijand definieert in de eerste plaats zichzelf. Hij is de agressor, de aanvaller. Ik wijs uit mijzelf niemand aan als vijand.
Dit is een vervolg op Leven in een open gevangenis
Voor een nadere beschouwing van ons “rechts”-systeem:
Orde en Straf
De loden regel
De dood van Foucault