Site pictogram Wat te DOEN

Onrustig eindejaars essay: De fictie van het sociaal contract

Yes, we must, indeed, all hang together, or most assuredly we shall all hang separately.
Benjamin Franklin bij de ondertekening van de “The Declaration of Independence” (1776)

Europees zelfvertrouwen?

“Heeft de teloorgang van het christendom in Europa het (zelf)vertrouwen in de Europese cultuur ondermijnd?” is de vraag die in de vorm van een essaywedstrijd eind 2013 aan het publiek werd voorgelegd. Waarop ik geen antwoord kan geven.

Is er sprake van een teloorgang van het christendom? Bestaat er een Europees zelfvertrouwen? En is dat ondermijnd? Dat zijn vragen die eerst beantwoord moeten worden voordat we aan de wedstrijdvraag kunnen beginnen. De antwoorden op die vragen geven aanleiding de opgave om te zetten in een toelichting op het volgende:

Collectief zelfvertrouwen, Europees of anderszins, wordt ondermijnd door individualisme en door in het humanisme opgenomen christelijke waarden.

Daarbij beantwoord ik de vraag of daar iets aan gedaan moet worden en of dat mogelijk is.

De overgang van christelijke waarden naar het humanisme

De overgang van christelijke waarden naar het humanisme begon rond het proclameren van de broederschap tijdens de Franse revolutie (1789-99) en Schiller’s “Ode an die Freude” (1785/1808). Zij kwam pas goed op gang na en door de tweede wereldoorlog met de totstandkoming van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). Het gaat om het “hebt uw vijand lief”, “keer deze de andere wang toe”, “help de behoeftige” en “beschouw eenieder als uw broeder”. En dat zonder hel en verdoemenis te preken. Deze overgang in het humanistisch liberalisme kan beter als een overwinning dan als teloorgang van het christelijk gedachtengoed gezien worden. Een overwinning die uiteindelijk is vastgelegd in die Universele Verklaring en in de in het verlengde daarvan geformuleerde verdragen en wetten zoals onze grondwet. Dit ging gepaard met een sterke vermindering van godsgeloof, bijbelvastheid en kerkbezoek, maar zijn dat wel de juiste maatstaven om zoiets als teloorgang aan af te meten? Het doel van iedere ideologie, en ik zie godsdienst niet anders dan als een speciaal soort ideologie, is in de eerste plaats de acceptatie van haar morele waarden. Vanuit die optiek kan niet van een teloorgang worden gesproken.

Toegegeven: de christelijke waarden waren niet altijd zo omvattend liefdevol. Het christendom had zich tot 1600 ontwikkeld tot een archipel van ideologieën van uitverkorenen, waarvoor onderling andere regels golden dan voor de ander. Waarbij die ander niet per se zachtzinnig bejegend hoefde te worden. Sommige christelijke waarden hebben de humanisering niet overleefd, zoals huwelijkstrouw en het “gaat heen en vermenigvuldigt u”, maar het geheel overziend is het resultaat voor het christendom positief.

Collectief vertrouwen

Een eventueel bestaand Europees zelfvertrouwen is een vorm van collectief vertrouwen. Dat is een vertrouwen tussen burgers onderling en tussen burgers en regering. Soms is het voldoende als alleen de regering dat zelfvertrouwen uitstraalt en het helpt zeker niet als zij twijfel of desinteresse in haar onderdanen toont. Primair is het een collectief gevoel dat zou moeten leven bij de bevolking. Een gevoel dat nauw verbonden is met identiteit. Collectief zelfvertrouwen is gebaseerd op de volgende ingrediënten:

Het maakt voor deze gevoelens niet uit of het om veel of weinig mensen of gebied gaat: als er voldoende overeenkomst is zullen dergelijke gevoelens ontstaan. Het is niet nodig dat alles gelijk getrokken wordt, maar naarmate dat meer het geval is nemen de kansen toe. Voor zover belang of identiteit van groepen verschilt moet daar voldoende recht aan worden gedaan in het grotere geheel. Zich moreel, intellectueel, economisch, militair of sportief superieur weten of wanen aan het vreemde levert een belangrijke bijdrage aan zelfvertrouwen. Zoals heersers reeds lang weten en in praktijk brengen.

Van Europees zelfvertrouwen is in deze context slechts sprake op enkele momenten in de geschiedenis. Zouden we de mentale toestand van het Romeinse, Karolingische of Habsburgse rijk kunnen karakteriseren als ‘Europees zelfvertrouwen’? Nauwelijks. De Napoleontische tijd komt er nog het dichtste bij, maar verder zijn het vooral nationale zelfvertrouwens die een rol gespeeld hebben. Nationalistische gevoelens zijn altijd een bedreiging geweest voor keizerrijken die zeer verschillende landen bijeen brachten. Buiten Oostenrijk en de keizerlijk-koninklijke elite zal er vermoedelijk geen wijdverspreid Oostenrijks-Hongaars zelfvertrouwen hebben bestaan. Kort na de Tweede Wereldoorlog zouden we misschien even kunnen spreken van Europees zelfvertrouwen. Maar dekolonisatie, onderlinge verdeeldheid en Amerikaanse hegemonie maakten daar snel een eind aan. Het optreden tijdens de Suezcrisis (1956) is waarschijnlijk een laatste lichtpuntje geweest en het machteloos aan de kant staan bij het neerslaan van de Hongaarse opstand in datzelfde jaar betekende vermoedelijk het einde. Veel stelde het niet voor. We zouden in plaats van naar Europees zelfvertrouwen kunnen kijken naar Westers zelfvertrouwen. Of naar Noord Atlantisch zelfvertrouwen. Maar ook dan komen we van een koude kermis thuis. Hoe succesvol waren NAVO interventies en hoeveel mensen voelen zich echt deel van de NAVO?

De ondermijning van het zelfvertrouwen

De overname van de christelijke waarden is een belangrijke factor in de ondermijning van collectief zelfvertrouwen, nationaal of Europees. Het omarmen van de of het vreemde, het gebod de vreemde ander zo te behandelen als ware hij een gelijke staat superioriteitsgevoelens in de weg. Dat de christelijke waarden het moreel ondermijnen is sinds “The History of the Decline and Fall of the Roman Empire” (voltooid 1789) van Edward Gibbon geen onbekende theorie. Hij beschreef daarin dat het christelijke geloof in een beter leven na de dood de burgers van Rome onverschillig maakte ten opzichte van het heden, waardoor zij ook niet meer bereid waren zich voor het Rijk te offeren. Hij meende ook dat de betrekkelijk pacifistische inslag van het christendom de traditioneel martiale mentaliteit van het Romeinse Rijk ondermijnde. (bron: https://en.wikipedia.org/).

De andere hoofdfactor in de teloorgang van zelfvertrouwen, we zouden het ook trots kunnen noemen, is het individualisme. Uiteindelijk zijn het de individuen, de individuele burgers die de dragers van zelfvertrouwen of van welk vertrouwen of wantrouwen dan ook zijn.

Individualisme

Het hoeft niet te verbazen dat tientallen jaren van liberale propaganda voor het exclusieve vertrouwen in en op jezelf, gepaard aan het opwekken van wantrouwen tegen alles wat riekt naar “ergens bij horen” boven-individuele identificatie ernstig bemoeilijkt. Deze campagne werd vergemakkelijkt door het “failliet van de -ismen” in de eerste helft van de 20e eeuw door twee wereldoorlogen en een mislukte revolutie.

Door de flagrante overschrijding van iedere norm door de financiële elite begint er enige verandering te komen in dit ophemelen van het individualistische kosmopolitisme. Uit een interview met Craig Calhoun, socioloog en directeur van de London School of Economics, door Koen Haegens in De Groene Amsterdammer van18 december 2013:

Het liberale kosmopolitisme, alle pretenties ten spijt, is óók maar een identiteit. Niet de afwezigheid daarvan, zoals de zelfbenoemde wereldburgers menen. Zij zien niet dat ze deel uitmaken van een heel specifieke, bevoorrechte cultuur. Van een milieu dat zichzelf als meritocratisch beschouwt, maar in feite staat of valt bij de juiste afkomst.

Het tegengif voor foute natiestaten is niet kosmopolitisme. Kijk naar Europa. Als je de helft van je bevolking geen goede banen, geen perspectieven weet te bieden, gaan mensen omzien naar een verdedigingsmechanisme. Dat kan de familie zijn, de lokale gemeenschap – of nationalisme. Dat betekent niet automatisch dat het goed is. Maar er is weinig verrassends aan. Kosmopolitisme helpt daar niet tegen. Wat we nodig hebben, is een beter nationalisme. Niet reactionair en xenofoob. Democratischer.

Het ontstaan van individualisme gaat verder terug dan de recente propaganda. Het begint bij de theorie van het “contract social” zoals beschreven in “Leviathan” (1651) door Thomas Hobbes. Dit “contract social” gaat uit van de fictie dat een volwassen subject expliciet met zijn eveneens als uit het hoofd van Zeus volwassen geboren medemens afspreekt enige vrijheden aan de overheid over te dragen zodat die zijn resterende vrijheden zal beschermen. Een fictie, want men moet weten wat men doet, wilsbekwaam zijn om contracten af te kunnen sluiten en daartoe zal men eerst deze vrijheden op een of andere manier moeten hebben verkregen.

In werkelijkheid wordt het (individualistische) individu gevormd door de maatschappelijke instituties waarin het opgroeit en heeft het al lang getekend voordat het beslissingsbevoegd is. Volgens Michel Foucault (1975) is dit individu samen met het kapitalisme in de 19e eeuw ontstaan. De productie van dit dociele, nuttige, individualistische subject was volgens hem op zijn minst een belangrijke factor in de succesvolle ontwikkeling van het kapitalisme, zo niet een voorwaarde daarvoor.

Een belangrijke functie van het versplinterende individualisme is om ongewenste samenballing van opstandige elementen tegen te gaan. Dit individualisme, het overdreven vertrouwen in jezelf, staat ieder vertrouwen in hogere eenheden, of dat nu de kerk, een communistische heilstaat of de staat Europa is, in de weg. Een extra probleem bij het tot stand komen van Europese identiteit -een voorwaarde voor Europees zelfvertrouwen- is dat opvoeding, en daarmee identiteitsvorming een talig proces is en zo gekoppeld aan een specifieke taal. Een Engelse identiteit is anders dan een Nederlandse, Duitse of Franse. Het is niet zozeer de gemeenschappelijke geschiedenis die persoonlijke identiteit aan een land verbindt, maar de taal. Daarin zit een belangrijk stuk geschiedenis opgesloten en worden ook specifieke normen en waarden doorgegeven.

De humanistische alpen

De vreemde ander als gelijke behandelen. Dat is misschien wel de belangrijkste christelijke waarde die in het humanistisch kosmopolitisch liberale wereldbeeld is overgenomen. Het is gebaseerd op de idee dat we uiteindelijk allemaal mensen zijn en dus ergens diep van binnen hetzelfde. We zijn broeders per definitie. Dit mondt uit in de veronderstelling dat er een vlak speelveld is waarop de verschillende morele systemen een vriendschappelijke wedstrijd spelen.

De werkelijkheid is anders. Wij, alle wereldburgers tezamen, bewonen een moreel landschap. Met laagvlakten en gebergten. In die gebergten bevinden zich een paar toppen die niet eenvoudig te beklimmen zijn. Omgeven door kloven en spleten waarin men gemakkelijk kan verongelukken. Gelukkig zijn zij die bij zo’n top geboren zijn en opgevoed worden. Dat scheelt een hele klim. Hoewel, het is een vreemde eigenschap van het morele landschap dat het haar bewoners maar weinig uitdaagt tot verkenning. Velen zijn tevreden met hun woonplaats; enkelen zien die bergen in de verte wel maar willen die nu juist neerhalen in plaats van beklimmen. En omgekeerd lijken de bewoners van de toppen de kloven en woestijnen niet te zien; zien juist zij het landschap als een grote tuin van Eden. Er zijn christelijke heuvels waar zich de Augustinusberg en de Luthertop bevinden. Verder kennen we het humanistisch gebergte waarbinnen zich een ultraliberale keten bevindt met o.a. de AynRand-top. En dan is er de islamitische woestijn waar zich in het centrum de grote Mohammedkloof bevindt.

Samenlevingen zijn gegrondvest op het delen van morele waarden. Het is niet toevallig dat we op een kaart van het morele landschap kunnen aangeven waar verschillende staten ongeveer liggen. Dat de bewoners van de verschillende streken weinig behoefte hebben de wereld te verkennen wil niet zeggen dat ze niets met die wereld te maken hebben. De waardenstromen uit de heuvels hebben de neiging de lager gelegen gebieden te overspoelen. En hoewel dit in principe een vruchtbaar en verheffend gebeuren zou moeten zijn bestaat er toch veel weerstand tegen. Vanuit verschansingen rond onneembare toppen worden de nodige bloedige oorlogen gevoerd.

We zijn inderdaad allemaal mensen. Maar heel verschillend.

Is dit denken in verschillen, van hoger en lager te rechtvaardigen? Evolutionair gezien gaat het om het operationele succes van een samenleving ten opzichte van andere. Dat hoeft niet te betekenen dat de meest oorlogszuchtige wint. Waarden zoals het belonen van vindingrijkheid, onderlinge samenwerking en andere moreel positief gewaardeerde zaken kunnen ook doorslaggevend zijn. Ondanks de ontkenning die uitgaat van het multiculturalisme en de dekolonisatie overheerst het westers denksysteem de wereld, inclusief de daarbij behorende waardenstelsels. Dat wil niet zeggen dat we daardoor allemaal gelijkberechtigde en begiftigde wereldburgers van een wereldstaat zijn. Zolang we de morele gelijkheid van alle systemen niet afzweren en trots op onze eigen prestaties kunnen zijn is een Europees of Westers zelfvertrouwen ver weg.

Europanisme?

Gezien de inspiratie voor deze essaywedstrijd vermoed ik dat het niet in de eerste plaats gaat om de beantwoording van de wat academische vraag of ons zelfvertrouwen ondermijnd is en zo ja waardoor, maar om een antwoord op de vraag of er iets te doen is aan de ondermijning van dit zelfvertrouwen. Deze vraag zal geherformuleerd moeten worden: kan een dergelijk niet bestaand zelfvertrouwen tot stand worden gebracht? Dat daaraan dringend behoefte is leidt geen twijfel. Europa zal een minder prettige uithoek van de wereld worden zonder een assertief breed gedeeld zelfbewustzijn van haar eigen waarden en belangen.

Uit voorgaande valt af te leiden dat belangrijke christelijke waarden ter discussie gesteld moeten worden. In het bijzonder dienen we afscheid te nemen van de zelfrelativering, of, wat onvriendelijker, de weg-met-ons of wij-schaffen-ons-af mentaliteit, die is gebaseerd op de christelijke zelfverloochening van de andere wang en het hebt-uw-vijanden-lief. Betekent dit een terugkeer naar de barbarij waarin vreemde volken willekeurig behandeld en uitgebuit mogen worden? Overigens door zich toen christelijk noemende kolonisatoren. Of komt er een terugval in nationalisme met alle mogelijke gevaren van dien? Vooral dat laatste lijkt voor een aantal politici en denkers een aantrekkelijk perspectief, zonder dat zij overigens aan dat nationalisme een erg duidelijke en wervende inhoud weten te geven. Maar zelfs als zij daar in zouden slagen is nationalisme, of in ieder geval een anti-Europees nationalisme, een gepasseerd station. Afgezien van de risico’s die het opnieuw botsen van de nationaliteiten met zich mee brengt is een verdeeld Europa niet in staat om zich in het wereldgeweld te handhaven.

Het huidige Europese project beantwoordt in de verste verte niet aan de behoeften voor een sterker zelfvertrouwen. Aan de ene kant is de diversiteit tussen landen te groot om tot voldoende integratie te komen, aan de andere kant worden de zaken te veel vanuit een economisch perspectief benaderd. Een economisch perspectief dat eenzijdig naar één grote vrije markt kijkt met ondermaatse invloed van lokale belangen en de belangen van de werkende of werkloze bevolking. Voor zover het Europese project een “Europees gevoel” propageert is dat een verdere uitvergroting van precies het verkeerde christelijk aangedreven cultuurrelativisme dat hiervoor beschreven is.

Ik trek de conclusie dat er zonder Europese identiteit geen Europees zelfvertrouwen kan ontstaan. En dat die identiteit alleen kan ontstaan vanuit een federatie waarin voldoende eenheid bestaat om van een natie te kunnen spreken. Dat zal niet het einde van nationale identiteiten betekenen. Iemand kan heel goed zowel fan van Feijenoord als van het Nationale elftal zijn. En een Beier is geen Saks maar beide zijn Duitsers.

Uit voorgaande kunnen we enige kenmerken en randvoorwaarden voor een dergelijk project destilleren. Laten we voor het gemak even kijken naar de Verenigde Staten, dat vaak wordt aangehaald als een voorbeeld dat het wel mogelijk is. Het zijn open deuren maar toch:

De situatie in de VS is zeker niet probleemloos. Spaans maakt een opmars, er zijn de zwarte getto’s, een gigantische gevangenisbevolking, grote verschillen tussen arm en rijk, tegenstellingen tussen the North, the South, het agrarische ‘homeland’, de oude industriële kernen, Silicon Valley en Hollywood. Ook de VS is geen homogeen geheel en er zijn wel degelijk spanningen die de eenheid onder druk zetten. Toch zou Europa zeer tevreden zijn met het nationale zelfvertrouwen van de gemiddelde VS-burger.

De interne verschillen binnen de huidige EU zijn nog veel groter, te groot om binnen afzienbare tijd op één noemer te kunnen brengen. Binnen Europa staan individuele staten al onder druk waar verschillen kennelijk groot zijn, of er wordt verkeerd mee omgegaan, zodat lokaal meer autonomie of zelfs volledige onafhankelijkheid wordt geëist. Een Europa van twee of drie snelheden is noodzakelijk. Op hoge snelheid behoort een Noord Europese Unie misschien tot de mogelijkheden. Die zal niet kunnen volstaan als het losse ondemocratische bureaucratische verband van de huidige EU maar een federatie moeten vormen waarin naast allerlei economische zaken tenminste defensie en buitenlandse politiek een gemeenschappelijke taak zijn, waar de wetgevende macht direct verkozen wordt, en waarbij één team deelneemt aan internationale sportevenementen. Terzijde: In de VS zijn vooral steden deelnemers aan federale competities. In Europa neemt de belangstelling voor deelnemers aan Europacup voetbal buiten het eigen land toe.

Zoals eerder beschreven speelt taal een belangrijke rol voor de identiteit. Er zijn maar weinig landen waar men er in slaagt om met meer talen vreedzaam samen te leven zoals in Zwitserland. Het zal voor een Noord Europese Unie een bijna onmogelijke opgave zijn om tot één officiële taal te komen. Zelfs twee lijkt al een probleem en dit zal een van de grootste struikelblokken blijven op weg naar welk Europa dan ook. Daarnaast zal een dergelijk Europa niet kunnen functioneren als er te grote machtsverschillen zijn tussen de deelnemende landen. We moeten dan ook eerder denken aan een uitgebreide en omgevormde Bondsrepubliek, waarbij Duitse deelstaten zelfstandig of in kleine combinaties deelnemen.

Historisch gezien zijn er eigenlijk geen voorbeelden van stabiele grotere eenheden van landen die zich vrijwillig aaneen sloten. Er is altijd geweld aan te pas gekomen, waarbij de overwinnaar van de gelegenheid gebruik maakte om de eigen taal en cultuur over het hele gebied dominant te maken, of, in een enkel geval, de taal en cultuur van een overwonnen land te assimileren. Het tot stand brengen van een unie op vrijwillige basis zal alleen lukken als met zeer veel overtuigingskracht, grenzend aan geweld, de absolute noodzaak van een dergelijk project kan worden overgebracht.

Zelfs als deze problemen zouden worden opgelost is er nog een lange weg te gaan. Het individualisme, de ‘ieder-voor-zich’ en ‘na-ons-de-zondvloed’ houding is niet zomaar uit de weg geruimd door een federatie aan te gaan. Het individualisme is in Europa misschien wel verder ontwikkeld dan in de VS waar georganiseerd christendom nog altijd een grote plaats inneemt. Zo groot dat het vrijwel ondenkbaar is dat een atheïst daar president zou kunnen worden. Terzijde: het georganiseerde christendom in Europa was vooral nationaal of op Rome georiënteerd. De teloorgang ervan heeft zoals eerder gesteld geen negatieve invloed op een eventueel Europees zelfvertrouwen en is niet de veroorzaker van het individualisme. Eerder is het individualisme oorzaak van de teloorgang van het georganiseerde christendom.

Zoals bij het ontstaan van het individualisme in de 19e eeuw zal de hogere middenklasse zelf tot het inzicht moeten komen dat het tijd wordt daarvan afscheid te nemen. Uit welbegrepen eigenbelang. Binnen die groep zal zich een nieuwe elite moeten vormen, die de waarden van de Franse revolutie, “vrijheid”, “gelijkheid” en “broederschap” een niet individualistische invulling geeft en vooral niet per decreet deze waarden voor alle wereldburgers van kracht maakt. Het zich uitbreiden over de hele wereld kan slechts een verre toekomstdroom zijn. Een Noord Europese Unie moet zich het recht toe-eigenen de eigen identiteit te behouden en het ongebreidelde verkeer van mensen, goederen en kapitaal in te dammen en zijn eigen belangen na te streven. Een belangrijk probleem dat daarbij opgelost moet worden is het opbreken van de niet-Europese enclaves die zich binnen Europa gevormd hebben. Dit lijkt alleen mogelijk door een geforceerde take-it-or-leave-it integratie. Daarbij zal een verheviging van conflicten met de olie-en-islam staten, de belangrijkste ideologische en financiële bron van de onaangepasten niet te vermijden zijn.

Er zijn tekenen dat deze inzichten hier en daar doorbreken. Het eerdere citaat van Craig Calhoun en Thilo Sarrazin’s Deutschland schafft sich ab zijn voorbeelden van kritiek op kosmopolitisch individualisme en cultuurrelativisme door personen die tot de huidige elite gerekend mogen worden. Maar voor het veranderen van levenshouding, voor bestrijding van het individualisme, is meer nodig dan kritiek en goede wil. Er is een nieuwe ideologie voor nodig. Een ideologie die non-theïstisch en materialistisch is. Non-theïstisch in de zin dat zij niet zoals het atheïstisme zich tegen het theïsme afzet maar het negeert. Materialistisch omdat het dualisme van geest en lichaam wordt afgewezen: uiteindelijk is alles terug te voeren tot fysieke processen. Dat het principieel onmogelijk is het concrete verloop van die processen volledig te kennen doet daar niets aan af. Dat wil overigens niet zeggen dat een dergelijke ideologie uitsluitend de ratio zou bedienen. Gevoel is een bestaand materieel verschijnsel. Het dualisme laat altijd een opening voor een “hoger wezen” en is niet non-theïstisch.

Het “contract social” moet geheel worden herzien. Het moet van zijn economische mystiek ontdaan worden en duidelijk uitdragen wat het feitelijk is: een ideologie waarin mensen opgenomen worden. In de eerste plaats tijdens de opvoeding. Een dergelijke ideologie zal een andere levensvervulling moeten aanbieden. In plaats van het eigen leven van het individu zal een zich verbeterend maatschappelijk voortbestaan de centrale waarde moeten worden. Die verbetering mag niet de vorm van een of andere heilstaat krijgen, en ook niet het materiële groeimodel van nu. En een beloning in een hiernamaals is helemaal uitgesloten. Voor het ontstaan van een dergelijke ideologie zijn helaas nog maar weinig aanwijzingen. Maar er wordt aan gewerkt.

Conclusie: Een Europese identiteit en het daarbij behorende zelfvertrouwen is niet onmogelijk maar wel onwaarschijnlijk. Gelukkig is het hele mens-dom een “schitterend ongeluk” (Stephen Gould).

Omdat “Spartacus” van Geen Stijl de gelegenheid kreeg een essay te publiceren dat vermoedelijk roemloos ten onder gegaan is in de daar genoemde wedstrijd, geef ik bij deze ook mijn bijdrage aan het publiek prijs. Misschien is GS genegen om daar op een of andere manier wat aandacht aan te schenken, bijvoorbeeld als “update”

Ook ik heb mij indertijd laten verleiden tot het meedoen aan de “essaywedstrijd” van Bolkestein c.s. Niet dat ik dacht te winnen, want afgezien van mijn bescheiden literaire kwaliteiten was ook de kans dat mijn boodschap bij de politiek correcte jury op voldoende begrip zou kunnen rekenen niet groot. Dat de uiteindelijk “winnende” stukken dermate bedroevend zouden zijn had ik niet durven denken. Meer over de gang van zaken rond de wedstrijd in een latere update.

Verantwoording

In plaats van voetnoten en een litteratuurlijst presenteer ik hier de belangrijkste ideeën van de belangrijkste auteurs die mijn denken beïnvloed hebben in alfabetische volgorde. Bij sommigen met dank aan andere, niet genoemde auteurs die hun denkbeelden verduidelijkten en kritisch bespraken.

Louis Althusser:

Daniel Dennett:

Michel Foucault:

Michel Houellebecq:

Niklas Luhmann:

Karl Marx:

Robert Musil:

Peter Sloterdijk:

Ludwig Wittgenstein

 

Mobiele versie afsluiten