Na de bevalling zal er voor het machteloze wezentje en de moeder gezorgd moeten worden. Zij moeten tegen de boze buitenwereld beschermd en van levensbenodigdheden voorzien worden. In de oertijd een belangrijke taak van de man die daarop erfelijk is ingesteld. Maar ook in onze tijd iets dat je beter aan mannen kunt overlaten. Vervolgens moet de peuter opgevoed worden tot een nuttig lid van de gemeenschap. Dat is een taak die maar beter niet sekseneutraal kan worden uitgevoerd als de gemeenschap moet voortbestaan. Jongens moeten in hun opvoeding gestimuleerd worden om later vrouwen te bevruchten, ze van levensbenodigdheden te voorzien en ze een veilige omgeving te bieden, meisjes moeten gestimuleerd worden zich te laten bevruchten en vervolgens te baren en te zorgen. Dat moet als goed, nuttig en nastrevenswaardig levensdoel gepropageerd worden. Bij allerlei dieren – maar ook insecten – kun je een taakverdeling die daarmee gelijkenis vertoont waarnemen.
Mannen hebben voor hun taak naast lichaamskracht en behendigheid “verstand” nodig. Ze moeten snel en goed oorzaak–gevolg verbanden kunnen leggen. Kortom, rationeel kunnen denken. Dit komt voort uit het biologische gegeven dat de man waakzaam moet zijn voor alles wat van buiten komt en gevaar of juist veiligheid kan brengen. Zowel signalen uit de niet menselijke natuur als ontmoetingen met vreemden moeten tot de juiste conclusies leiden en vervolgens moet de juiste reactie gekozen worden. Het lerend vermogen van de man is daarop ingesteld. Met empathische gevoelens kom je niet ver in de boze buitenwereld. Mannen hebben vanuit hun biologische eigenschappen in de moderne tijd een primaire rol gekregen in de wetenschap, het uitoefenen van geweld, de organisatie van de maatschappij en het bewerken van de rauwe natuur. Jongens zijn avontuurlijker, proberen en onderzoeken meer. Ze zijn minder emotioneel en meer praktisch in de omgang met anderen. Ze zijn gericht op samenwerking in groter verband. Die samenwerking is belangrijker dan of je iemand aardig vindt.
Bij vrouwen gaat het om empathie. Het reageren op de noden van de zuigeling, het kind, de manlijke partner, de nabije mens. Deze signalen en daarmee ook de reacties daarop liggen dichter bij de natuurlijke instincten en zijn minder multi-interpretabel. Vrouwen zijn minder georiënteerd op wat er buiten hun dagelijkse omgeving gebeurt en voor de gevaren en kansen die dat kan opleveren. In de omgang is het praktische doel van samenwerken minder belangrijk dan het empathische gevoel.
Mannen spelen in de grotere gemeenschap van dorp, stad of land gezien het voorgaande een veel grotere rol dan vrouwen en vrouwen spelen een grotere rol in het huishouden. Pogingen die rolverdeling te ontkennen of over de hele linie serieus te wijzigen leveren uiteindelijk geen levensvatbare maatschappij op. Het voortdurend dalende geboortecijfer onder de Westerse stedelijke bevolking maakt dat zichtbaar. Die kan niet succesvol worden gecompenseerd door de import van mensen uit andere culturen, zo dat al wenselijk zou zijn.
Leve het verschil
Duizenden jaren menselijke geschiedenis hebben de afstand van de mens tot zijn biologische oorsprong enorm vergroot, en daarmee de mogelijkheid van rolwisseling geschapen. Diezelfde geschiedenis heeft vele culturen voortgebracht die onderling verschillen. Culturen die beperkt of zelfs niet in één samenleving passen. De hiervoor genoemde verschillen blijven van groot belang voor de inrichting van de maatschappij.
Geen enkel mens is van nature precies gelijk aan een ander. Zelfs eeneiige tweelingen niet. Maar er is wel zoiets als een normaal: een verzameling van verschillen die binnen de norm vallen. Afwijkingen van dat normale gemiddelde komen in alle culturen voor. Het kan zijn dat een vrouw beter een mannenrol kan vervullen of een man een vrouwenrol. Van het eerste zijn er bekende voorbeelden, bijvoorbeeld Jeanne d’Arc. Er zijn in de historie geen mannen bekend geworden die in een vrouwenrol terecht zijn gekomen. Dat is gezien het weinig publieke karakter van die rol ook begrijpelijk.
Door die culturele ontwikkeling zijn er veel meer verschillen ontstaan tussen mensen dan het verschil tussen mannen en vrouwen en de natuurlijke verschillen die voortvloeien uit de levensfasen. De kansen dat een biologische beperking niet dodelijk hoeft te zijn, zijn toegenomen. Ook daaruit zijn verschillen ontstaan.
De culturele ontwikkeling heeft de maatschappij steeds verder onderverdeeld in verschillende, hiërarchisch en functioneel geordende rollen. Tezamen met die verschillende rollen zijn er in de historie groepen (klassen, kasten) ontstaan die specifieke rollen vervullen en zich in de eerste plaats cultureel maar ook biologisch afsluiten van andere groepen. Daardoor ontstaan er nog meer belangrijke verschillen tussen mensen. Ook die verschillen zijn moeilijk te overbruggen, soms misschien wel moeilijker dan sekseverschillen. En zij kunnen en mogen niet ontkend en bestreden worden. Mensen die zich in een andere groep kunnen en willen invoegen moeten daarvoor de kans krijgen. Dat is het maximaal mogelijke.
Dat lukt niet door zoveel mogelijk mensen een waardeloos diploma in de hand te drukken, maar alleen als opvoeders, leraren en leidinggevenden getraind worden om daarvoor oog te hebben. Die moeten dan wel de mogelijkheden hebben daar gevolg aan te geven. Ongelijkheid is hoe dan ook het uitgangspunt en ieder individu zal daarmee moeten leven. In tegenstelling tot de door de media gepropageerde “heersende mening” kunnen de meeste mensen dat. Die media doen dat door permanent het woord te geven aan de kleine minderheid die “de ander” – tegenwoordig de al of niet boze witte man – de schuld geeft van de eigen beperkingen.
Op het moment dat de manlijke ratio onderdrukt wordt door de vrouwelijk empathie gaat het mis.
Culturen kennen allemaal een of andere vorm van zorgplicht voor mensen die al of niet tijdelijk minder goed kunnen functioneren. Tevens zijn er binnen die culturen mechanismen waardoor nuttige eigenschappen worden bevoordeeld en schadelijke eigenschappen worden bestraft. Wat nuttig en onnut is verschilt per cultuur, maar daarbij kan niet straffeloos van biologische uitgangspunten worden afgeweken. Als krachtige, maar verbaal minder begaafde exemplaren niet goed behandeld worden moet men niet verbaasd zijn als die er op enig moment op los meppen.
Biologische afwijkingen of beperkingen die deelname aan de maatschappij bemoeilijken – een ernstig defect aan hersenen, zintuigen of bewegingsapparaat – kunnen niet als normaal worden opgevat. Bij culturele eigenschappen die tijdens de opvoeding ontstaan zijn de marges ruimer, maar dat wil nog niet zeggen dat iedere afwijking van de gangbare cultuur hetzelfde behandeld moet worden. Binnen een cultureel geheel, bijvoorbeeld een natiestaat, is er een al of niet ruime marge waarbinnen normaliteit valt. Het is schadelijk om te proberen om datgene wat daarbuiten valt gelijk aan de norm te stellen en te behandelen.
We kunnen niet iedere hoek van Nederland rolstoeltoegankelijk maken en we kunnen niet iedere dodelijke ziekte of afwijking de meest geavanceerde mogelijkheden bieden. En we kunnen niet een geloof accepteren dat onze kernwaarden verwerpt. Het propageren van het afwijkende als deel van het normale onder het mom van “inclusie” dat nu in ruime mate gebeurt dient afgewezen te worden. Het afwijkende tolereren is voldoende en dat geldt met name voor seksuele voorkeuren die niets met voortplanting te maken hebben.
Pogingen om afwijkingen te normaliseren, onder andere door die te ontkennen, zijn schadelijk voor iedere maatschappij. Onder de noemer “discriminatie” wordt het personen of organisaties onmogelijk gemaakt om op grond van eigen oordee te bepalen met wie ze om willen gaan, toegang willen verlenen, aan willen stellen of op wetsovertreding onderzoeken, door ze te veroordelen als “slecht” in morele zin. Dat wil zeggen dat zij er met kwaadaardige motieven op uit zijn de ander te schaden. Of iemand een goed of slecht mens is heeft weinig te maken met de aan of afwezigheid van talenten of andere hoedanigheden van die persoon. Het gaat er om of hij binnen de grenzen van zijn eigen mogelijkheden een constructieve of destructieve bijdrage kan leveren.
Bij een ontmoeting met een onbekende is het van belang een inschatting te maken met wie men te maken heeft. Men kan niet weten of het een gevaarlijk of ongevaarlijk, een nuttig of nutteloos individu is. Al voordat men tot nadere kennismaking overgaat, bijvoorbeeld door iemand in land, huis of zaak binnen te laten of een gesprek aan te knopen, zal men daar een mening over moeten hebben. Mensen die op de poort rammen en toegang eisen mogen hoe dan ook geweigerd worden. Degenen die dat niet doen zal men op basis van culturele uitstraling beoordelen: hoe, met welke lichaamstaal, treedt de ander jou tegemoet. Het gaat niet om huidskleur maar met welke lichaamsbeschildering, haardracht, kleding, getoonde symbolen en houding de persoon jou tegemoet treedt.
Als die uitstraling vaak genoeg overeenkomt met een vijandige instelling en vervolgens vaak genoeg samenvalt met een erfelijke uiterlijkheid zoals huidskleur, dan werkt het menselijk brein zo dat die verbinding gelegd wordt. Dat is niet onverstandig en ook geen racisme. Een lichtgetinte jongeman die zich niet in een leren jasje achterop een scooter agressief door het verkeer beweegt heeft veel meer kans op een ontmoeting met een blanke medeburger, al zal het door medeburgers van zijn eigen afkomst veroorzaakte wantrouwen niet zomaar verdwijnen.
Weg met inclusie en discriminatie
Het verbieden van het maken van onderscheid – misleidend discriminatie genoemd – gaat inmiddels verder dan propaganda. Het wordt politiek vastgelegd in antidiscriminatie-wetgeving, en –verdragen en in regelingen en statuten. Daarbij is er niet alleen sprake van een verbod op onderscheid op biologische basis, maar ook op culturele basis. Een mens hoort nergens meer bij te horen. Hij moet strikt als individu beoordeeld worden, geheel in strijd met het feit dat ieder mens, zelfs de moderne wereldburger, wortelt in een bepaalde, niet-algemene cultuur, die vaak gedeeltelijk samenvalt met biologische kenmerken.
Het gaat om vrijheidsberoving van burger, bedrijf en vereniging, die niet meer zelf mogen uitmaken met wie ze omgaan, wie ze als werknemer aanstellen of als klant accepteren of wie er lid mogen worden. Dat is niet alleen schadelijk voor die burger of dat bedrijf, maar het functioneren van de maatschappij als geheel wordt er door verstoord. Incompetente personen komen op posities waar ze niet thuishoren en de staat moet voortdurend toezicht houden of iedereen zich wel aan de regels houdt, want burgers mogen dat niet meer zelf doen. Een portier moet iedereen binnenlaten. Alle organisaties en mensen moeten gelijk gemáákt worden. Een procrustiaanse preoccupatie.
Pogingen om mannen en vrouwen “gelijk” te maken zijn het meest schadelijk. Enige taakverschuiving tussen mannen en vrouwen is misschien wenselijk. De ontwikkeling van de productiviteit in huishouden en fabriek maken dat mogelijk en misschien wel onvermijdelijk. Maar de aard van mannen en vrouwen zoals aan het begin omschreven mag daarbij niet fundamenteel worden aangetast, en dat geldt zeker voor voortbrenging en opvoeding van nageslacht. De natuurlijke ouders hebben de eerste acht à tien levensjaren absolute voorkeur zoals veel onderzoek heeft aangetoond. Opvoeding door gelijkslachtige paren of instellingen is het minst gewenst en dient slechts in het uiterste geval mogelijk te zijn. Het “zelf” kinderen krijgen door dergelijke paren moet verboden worden. Het te vroeg overbrengen van zorg en opvoeding naar professionele instellingen dient niet te worden bevorderd. De kwaliteit is over het algemeen minder terwijl de verdiensten voor de daardoor mogelijk geworden arbeid meestal nauwelijks opwegen tegen de kosten van de crèche. Voor de belangrijke emotionele hechting is het een drama.
Er wordt ook voortdurend propaganda gemaakt voor het verrichten van mannenwerk door vrouwen. Andersom is dat wat minder. Ook hier moeten grote vraagtekens bij gezet worden. Het is zeker mogelijk dat vrouwen gevonden kunnen worden die brandweerman, gevechts-soldaat of leidinggevende kunnen worden en dat ook nog willen. Dat zijn uitzonderingen. Zoals hiervoor gesteld kunnen dergelijke talenten een kans krijgen als hun uitzonderlijkheid op tijd wordt “gezien” door personen die voor een goede ontwikkeling en positie kunnen zorgen. Dat geldt overigens ook voor uitzonderlijke mannen. Getalenteerde kinderen van succesvolle getalenteerde ouders hebben daarbij veel betere kansen. Daar is niets aan te doen, zoals er in het algemeen niets aan te doen is dat kinderen van succesvolle ouders altijd betere kansen hebben dan kinderen van minder succesvolle ouders. Niet alleen biologische eigenschappen worden van generatie op generatie overgedragen maar ook culturele. Het is te proberen de mobiliteit van alle talent te optimaliseren maar dit mag niet ten koste gaan van de vrijheid van ouders om kinderen in hun eigen cultuur op te voeden en van hun positie te laten profiteren.
Nogmaals: de menselijke geschiedenis heeft de afstand van de mens tot zijn biologische oorsprong enorm vergroot. Mannelijke en vrouwelijke eigenschappen zijn dominant in mannen en vrouwen aanwezig. Dat is nog steeds van belang zijn voor hun rol in de maatschappij. Ratio is een mannelijke vaardigheid die noodzakelijk is voor het besturen van de maatschappij. Er zijn vrouwen, zoals Margaret – handbagging – Thatcher, die ook in voldoende mate over die eigenschap beschikken (en bovendien geen last hebben van een overmaat aan empathie). Het zijn uitzonderingen.
Alle afleveringen staan bij elkaar op Ratio is een mannending