Site pictogram Wat te DOEN

De walgende rat, ofwel de productie van Waarheid

Leugendetector

Een kennis beval mij Waarom iedereen altijd gelijk heeft (2016) van Ruben Merch ter lezing aan. Vlot geschreven met veel onderbouwende voetnoten luidde een nadere aanbeveling. Ik moet aannemen dat dit boek over waarheid gaat en waarheid is een onderwerp van fundamenteel belang. Ik ben zelfs bezig een Museum van de Waarheid op te richten. Mijn uitgangspunt is in deel 2 nogmaals samengevat:

Er bestaat één wereld, heelal, werkelijkheid; in tijd en ruimte oneindig uitgestrekt. De mensheid is een “kennend subject”[1] dat zich bevindt op de “planeet” “aarde” in het “nu”. Een in fysiek opzicht onmeetbaar klein onderdeel van het totaal, maar zij heeft nog geen teken ontdekt dat elders het totaal wordt waargenomen. Deze tegenstelling tussen het minuscule maar schijnbaar unieke kennen en de oneindige uitgestrektheid van het bestaande is de bron van veel misverstand over de waarheid.

Sinds het postmodernisme aan de macht is gekomen is “iedereen is een mens als jij en ik, dus iedereen zijn waarheid is even waar” het gebruikelijke uitgangspunt. Dat maakt dit onderwerp nog belangrijker. Dit lijkt een goede vertaling van “iedereen die altijd gelijk heeft” Waarheidsvinding wordt onmogelijk, aangezien iedereen die al rechtmatig in bezit heeft. De titel van het boek is niet veelbelovend. Gelukkig is een deel vrij te lezen, hetgeen mij behoed heeft voor een aanschaf. Het uitgangspunt lijkt te zijn dat waarheid geproduceerd wordt binnen de hoofden van individuen, door autonome processen binnen het hoofd van het individu. Dat (waarheids)denken wordt vervolgens primair onderzocht langs biologische en fysiologische weg. Een enkel voorbeeld.

“We  kunnen  zowat  alles naar binnen werken wat niet te giftig is. In tijden van voedselschaarste heeft dat natuurlijk voordelen, maar het zorgt er wel voor dat we continu keuzes moeten maken: eet ik het op  of  toch  maar  niet?  Het  omnivorendilemma.  En  dat  dilemma is de reden waarom mensen en ratten wel, maar koala’s niet walgen [want die eten alleen bamboescheuten]. Voor wezens die zowat alles kunnen verteren,  is  het  handig  om  een  mechanisme  te  hebben  dat  hen waarschuwt  voor  voedingsmiddelen  waarvan  ze  goed  ziek kunnen worden. Walging dus.”

Iets niet eten vanwege een bepaalde geur, smaak of zelfs kleur of vorm zal inderdaad vooral te maken zal hebben met direct gevaar van een object voor een dier. Dus ook voor het mensendier. Dit is een biologisch evolutionair verkregen reflex. Het heeft niets met denken en dus niets met waarheid te maken. De rat kan niet besluiten om alsnog iets te eten waarvan zijn zintuigen hem vertellen dat dat niet moet. De mens kan dat wel en dat gebeurt onder omstandigheden ook wel. De rat kent geen walging. De walging van Sartre maakt dat ook duidelijk. Overigens is “koala’s walgen van alles behalve bamboescheuten” even verdedigbaar. Paarden zijn geen omnivoren. Ze eten echter niet uitsluitend gras en weten sommige giftige planten te vermijden. Terzijde: ik had dit blog graag voorzien van een plaatje van een walgende rat, maar kon het niet vinden. Verder:

Mensen zijn sociale  wezens.  We  zijn  er  enkel  in  geslaagd  om  zowat  de  hele wereld bol  te  bezetten  doordat  we  zo  goed  zijn  in  samen­werken.  Maar  samenwerken  lukt  alleen  maar  indien  iedereen de regeltjes volgt en je profiteurs die de kantjes er vanaf lopen weet te vermijden. Zou het kunnen dat ergens in onze evolutionaire geschiedenis walging daarvoor ingezet is? Dat het  eerst  ontstaan  is  om  ervoor  te  zorgen  dat  we  niets  opaten waar we ziek van werden, maar later hergebruikt wederom ook immorele mensen en situaties te vermijden?

Het reflexieve afkeer-“gevoel” zal mogelijk een rol spelen bij het aanleren van de betekenis van het begrip “walging”. De genoemde samenwerking is inderdaad alleen mogelijk als iedereen de regeltjes volgt. Maar de reproductie van die regeltjes in de hoofden van de mensen is zelf een sociaal proces, opvoeding en scholing genaamd, dat direct na de geboorte begint. Ook de productie van (wetenschappelijke) waarheid is een maatschappelijk proces. Een proces dat onder voortdurende druk staat van de partijen die aan de macht zijn.

Als het sociale karakter van de waarheidsproductie niet het uitgangspunt is, zal een onderzoek naar waarheid (“gelijk hebben”) falen. De omwisseling hierboven is een fundamentele fout waardoor het verschil tussen mens en dier (inclusief mensendier) wordt versluierd. Daarmee wordt de maatschappelijke aard buiten beschouwing gelaten. Het zou kunnen dat die verderop nog aan de orde komt maar dit begin maakt het voor degenen die zich al serieus in de problemen verdiept hebben oninteressant.

In de inleiding blijkt dat het min of meer gebruikelijke uitgangspunt dat de inbreng van (wetenschappelijke) kennis in discussies tussen individuen (leken) over een politiek onderwerp zou moeten leiden tot overeenstemming niet klopt.

Toen  ik  dit  boek  begon  te  schrijven  geloofde  ik  dat  als mensen  eenmaal  de  wetenschap  achter  bijvoorbeeld  klimaatopwarming begrepen, ze in zouden zien dat we wel degelijk met een probleem zitten. Kennis leidt tot inzicht. … [maar] … Meer kennis leidt niet tot convergentie, maar tot polarisatie. En de basis  van  onze  twisten  is  geen  verschil  in  kennis,  maar  een verschil in moraal.

Inderdaad, weliswaar komt “eerst het eten en dan de moraal” (Brecht), maar daarna komt eerst de moraal en dan de wetenschap. Pas Spinoza wist de moraal zodanig te ontleden dat wetenschap mogelijk werd. Om wetenschap te bedrijven of te begrijpen moeten morele standpunten zo veel mogelijk geparkeerd worden. Dat is een zeer moeizaam en meestal ook langdurig proces dat in de praktijk slechts weinigen volbrengen.  Voor verder inzicht in waarheidsproductie verwijs ik naar het Museum van de Waarheid.

Het probleem van de omgevallen boekenkast

Langs vele wegen, niet in de laatste plaats Twitter, krijg ik zaken aangereikt die ik moet lezen, zien of beluisteren, zeer regelmatig voorafgegaan door het woordje “moet”. Ik tel amusement of cultuur niet mee; het gaat om stukken die bijdragen aan de politieke, maatschappelijke meningsvorming. Een stukje waarheidsvinding (-productie) over de toestand waarin onze samenleving zich bevindt. Zou ik al die goedbedoelde adviezen volgen dan zou ik daar een dagtaak aan hebben; het zou zelfs nachtwerk kunnen worden. In principe volg ik alleen een advies als het voorzien is van een duidelijk citaat waarom het de moeite waard is. Van diegenen die ik beter ken kan het ook zonder. Ook kan je in gesprek willen blijven en om die reden een leesaan­beveling volgen.

Kijken en luisteren doe ik slechts in uitzonderingsgevallen. Het kost te veel tijd en bovendien kun je niet goed terugspoelen. Serieuze kennis of standpunten dienen opgeschreven; zaken van belang moeten in de eerste plaats op schrift.

In de moderne tijd is er een teveel aan informatie, er zijn teveel zenders; de ontvangers hebben niet de mogelijkheid om alle bijdragen aan de maatschappelijke discussie te volgen. Er is maar een mogelijkheid om hier mee om te gaan en dat is vertrouwen, reputatie. Heb je iets gelezen of gehoord wat je vertrouwen wekt dan zal dat een aanbeveling zijn om meer van die bron te lezen of door die bron aanbevolen andere bronnen na te gaan. De reputatie van die bron is toegenomen. Vallen de verwijzingen tegen dan neemt de reputatie weer af. Het zal vaak niet gaan om de reputatie van een persoon maar om die van een medium: uitgever, redactie.

Kritisch lezen

Uiteindelijk dien je je eigen weg te vinden door de veelheid van producties. Dat kan alleen door zeer kritisch lezen. Een citaat:

De vluchtige geest werkt associatief, van alinea naar alinea zwervend zonder een duidelijk onderscheid te maken tussen eigen denken en dat van de auteur. Zoals hij zelf gefragmenteerd is, fragmenteert hij ook datgene wat hij leest. Onkritisch neemt hij de zienswijze van de auteur alleen voor waar aan als die samenvalt met eigen geloof. Misleid door de eigen preoccupaties kan hij zichzelf niet als ongedisciplineerd waarnemen. Star als hij is leert hij niet van wat hij leest.

Omdat hij niet leert van wat hij leest, kan hij de tekst niet op interne consistentie beoordelen, kan hij ook niet verschillende auteurs met elkaar in een kritisch-logisch verband brengen. Wat zo’n lezer “leert” neemt uiteindelijk de vorm aan van een losse verzameling weetjes die hem van pas komen. Dit leidt er ook toe dat hij niet selectief kan zijn in wat hij opvolgend leest. Zijn leesuniversum dijt ongecontroleerd voortdurend uit: de omgevallen boekenkast.

Dit heeft gevolgen voor het schrijven van dergelijke lezers. Dat wordt een opeenvolging van inzichten en onderzoeken die de auteur interessant en relevant vond met slechts een minimale of geen poging deze verschillende inzichten met elkaar te verbinden.  Dit wordt vaak gecombineerd met een notenapparaat — voornamelijk literatuurverwijzing — die dan als onderbouwing dient. De wijze waarop wetenschappers kwantitatief beoordeeld worden met behulp van “metrics” beloont deze werkwijze.

Schrijven over “de werkelijkheid” – een poging tot waarheidsproductie – begint met observaties. Meestal geen eigen observaties maar (wetenschappelijk) onderzoek. In tegenstelling tot observaties van de natuur, waarmee moeilijk te manipuleren is – hoewel niet onmogelijk – zijn observaties van de maatschappelijke werkelijkheid zoals die voortgebracht worden door bijvoorbeeld sociologie en economie altijd beïnvloed door de positie van de observator, ook de wetenschappelijke onderzoeker. Die positie wordt gevormd door de morele waarden waarmee de observator in het leven staat; of beter, waarmee hij zich in het maatschappelijke leven van alledag moet zien te handhaven. Het is niet verwonderlijk dat wetenschappelijke “neutraliteit” het onderspit moet delven tegenover de morele onderbuik. Een van de weinigen die er uiteindelijk redelijk (maar niet geheel) in geslaagd is om die onderbuik in het wetenschappelijk werk – dus niet in zijn politieke bezigheden – opzij te zetten was… Marx.

Lees “Het Kapitaal”.

Mobiele versie afsluiten