Michel Houellebecq is de absolute top, maar Schimmelbusch kan er ook wat van. Niet voor niets noemt de Süddeutsche Zeitung Hochdeutschland het Duitse een antwoord op Houellebecqs Onderworpen. Schimmelbusch (1975) werkte zelf jaren als consultant bij een investeringsbank in Londen en kent dat wereldje duidelijk van binnenuit.
De hoofdpersoon, Investeringsbankier Victor, woont in een glazen woning, voorzien van alle denkbare elektronica, in de bossen boven Frankfurt. Hij beschouwt zijn eigen leven met de nodige scepsis. Weliswaar rijdt hij in een dure Porsche, draagt hij chique merkkleding en bestelt hij zonder blikken of blozen en fles wijn á € 2400,-, tegelijkertijd vindt hij dit allemaal volkomen absurd en steekt er de draak mee. Ter compensatie haalt hij een overvette pasta carbonara bij Vapiano’s:
“Natuurlijk schaamde Victor zich ervoor dat hij zin had in de proletarische versie van een gerecht dat gezien moest worden als het distillaat van een moment in de wereldgeschiedenis – namelijk de alchemistische verbinding van de rantsoenen eipoeder en bacon van de Amerikaanse soldaten met de kookkunsten van de Italianen in Rome vlak na de Tweede Wereldoorlog. Aan de andere kant, meende Victor, was de hedendaagse fetisj voor authenticiteit niets meer dan een modeverschijnsel.”
Liefdevol brengt hij tweemaal per week een middag en avond door met zijn dochter en bereidt een rauwkostmaal, dat ze samen in haar boomhut opeten. Meer uit verveling dan uit overtuiging schrijft hij in een avond op zijn Berlijnse hotelkamer een manifest, een blauwdruk voor de ideale samenleving, vormgegeven als het zoveelste businessplan. Hij stuurt dit aan zijn vriend Ali, nazaat van de stichter van de Döner Company, die voor de Grünen in het Duitse parlement zit. Deze neemt het bijna onverkort over in het programma van een nieuwe politieke partij die hij aan het oprichten is: de Deutschland AG.
Voortdurend deelt Schimmelbusch steken uit aan het kapitalisme met zijn groeidwang. Ook heeft hij kritiek op het hedendaags ‘uniforme individualisme’, en het gemak waarmee daarbinnen de rol van afkomst en geboortegrond wordt ontkend. Victor vindt het een belachelijke voorstelling van zaken dat iedereen zou krijgen wat hij verdient. Alsof je heer en meester over je eigen lot kan zijn, jezelf zou kunnen dwingen als winnaar uit de wedstrijd te komen. Het hangt immers altijd af van waar de wedstrijd begon en om welke wedstrijd het gaat. Je komt niet als onbeschreven blad ter wereld. Hij is er zich zeer van bewust dat hij niet geboren is in het grensgebied van Slowakije, of als boerenmeisje in het Panjshir-vallei dat op negenjarige leeftijd wordt uitgehuwelijkt aan een 83-jarige herder; of in een weeshuis naast de vuilnisbelt, of aan de oevers van de Amazone. Zou hij het dan ook tot investeringsbankier gebracht hebben? Naar alle waarschijnlijkheid niet. En het dringt steeds meer tot hem door dat zijn privileges niet te rechtvaardigen zijn.
“Victor verwees naar het neoliberalisme zoals dat in de spreektaal gehanteerd wordt, dat wil zeggen naar de radicale ideologie van de-solidarisering, die de afgelopen twee decennia wellustig een diepe wig in de westerse samenleving had gedreven. Ook in Duitsland was geen sprake meer van het egalitaire ideaal van Ludwig Erhard.”
In Berlijn laat hij zich door zijn oude vriend Ali strikken voor diens partij en wordt, als Ali de verkiezingen met overweldigende meerderheid wint, verantwoordelijk voor de Duitse Investeringsmaatschappij GINA (German Investment Authority). Het idee daarvan is een fonds te vormen dat technologieën voor de toekomst verwerft en de belangrijkste industrieën controleert. GINA moet een dijk opwerpen tegen de stormvloed van de globalisering en zo de economische belangen van de burgers zeker stellen. Duitsland wordt een staatskapitalisme en dat roept natuurlijk weerstand op. Dat leidt tot een onverwacht einde, waarin een vroegere minnares een grote rol speelt.
Alexander J G Schimmelbusch (2018) – Hochdeutschland ; in het Nederlands uitgebracht als Opperduitsland (2019). De citaten zijn door de auteur vertaald.