Dit riep een felle reactie op van Ger Groot in Trouw die deze uitspraak niet geheel ten onrechte interpreteerde als “godsdienst is uitsluitend iets voor achter de voordeur”. En terecht opmerkt dat dat iets anders is dan de scheiding van kerk en staat en de neutraliteit van de overheid. En dat er in de openbare ruimte (voor de voordeur) ruimte moet zijn voor religieuze uitingen.
Hoe ver dat recht zich uitstrekt en of dat voor alle religies in gelijke mate kan gelden is een andere zaak. Of Wierd dat “achter de voordeur” ook zo bedoeld heeft is, gezien zijn verdere betoog de vraag en ik meen dat hij geen religiehater is zoals Ger Groot dat lijkt te denken. Maar Ger heeft wel gelijk dat religie geen privézaak is, aangezien veruit de meeste religies er op uit zijn een gemeenschap te vormen. En onze huidige staat heeft, zelfs buiten het speciaal onderwijs en de wet op de godslastering, veel trekjes die op een van haar belangrijkste ontstaansbronnen, het christelijk geloof, zijn terug te voeren. In die zin is de neutraliteit van de staat zelf ook nooit totaal, maar altijd product van een machtsevenwicht tussen de verschillende ideologische stromingen.
Wierd heeft volkomen gelijk als hij het tolereren en faciliteren van de Islam door de overheid aan de kaak stelt. Die is duidelijk in strijd met de neutraliteit van de staat. Ook de overdadige aandacht van de media, zeker die in de eerste plaats door de overheid bekostigd wordt, is onterecht en kan wel een ongewenste inbreuk op de openbare ruimte genoemd worden. Maar waarom dat “privézaak” dan? Zou dat voortkomen uit het niet willen pleiten voor een verbod of zware inperking van één speciale religie: de Islam. En is daarom de reactie van Ger Groot niet zeer begrijpelijk omdat hij vreest dat goede religies daardoor onder de kwade moeten lijden? Ook hij zou kunnen pleiten voor inperking of verbod van de Islam. Maar daar zwijgt hij over. Allebei fout.
Lees ook Religie zonder zweef