Het verdriet van de Schilderswijk is een verslag van de teloorgang van een Haagse volkswijk door Maaike van Charante.
Het is een nauwkeurig en goed geschreven verslag geworden van die teloorgang en past naadloos in mijn verzameling observaties van misstanden over zeer uiteenlopende zaken. Beginnend met de industrie-reportages van Günter Wallraff uit 1969, De Prooi (2008) van Jeroen Smit over de ondergang van ABN- Amro, Joost Niemöllers Het immigratietaboe uit 2011, Joris Luyendijk Dit kan niet waar zijn uit 2015 om er maar een paar te noemen.
Een verschil met veel van dergelijke rapportages is dat het bij een beschrijving van de feiten en bijbehorend leed, woede en verdriet blijft. Het is een journalistiek product. Dat zijn die andere in principe ook, maar daar wordt meestal wel een poging gedaan om iets over het politieke krachtenveld te zeggen waarbinnen die misstanden zich kunnen ontwikkelen. Raadsleden en B & W van Den Haag komen in Het verdriet ruim en in negatieve zin aan bod, maar over het politieke krachtenveld in Den Haag en daarmee over het programma en doelen van B & W komen we eigenlijk niets te weten. Dat gemeentes in de eerste plaats uitvoeringsorganen van de Nederlandse staat zijn en slechts over geringe autonome bevoegdheden en middelen beschikken komt niet aan de orde. En dan is Den Haag ook nog regeringszetel en hofstad, wat nog meer invloed van het centrale gezag zeer waarschijnlijk maakt.
Bij deze een poging tot enige nadere duiding van het politieke krachtenveld. Vermeldenswaard in dit kader is dat de auteur in de zeventiger jaren Volkshuisvesting in Delft heeft gestudeerd, onderzoek heeft gedaan naar bouwkosten bij stadsvernieuwing, zich verdiept heeft in inspraak- en andere “burgerinvloed” handigheden van de macht en zelfs bij het Directoraat Generaal van de Volkshuisvesting gewerkt heeft toen dat nog bestond.
Het verdriet p 118: In een echte democratie is in principe iedereen gelijk voor de wet en is de overheid de dienaar van het volk. Helaas stelt de Nederlandse overheid zich vaak niet op als dienaar, maar als heerser. Dit wordt ook duidelijk in de communicatie tussen burgers en overheid.
Het uitgangspunt dat de overheid de dienaar van het volk zou zijn maar dat helaas vaak niet is maakt het feitelijk onmogelijk om een goede analyse van het politieke krachtenveld te maken. Misschien dat er ooit een socialistische samenleving ergens ontstaat waar dat inderdaad het uitgangspunt is. Praktisch en historisch is dat nimmer het geval geweest en moeten we de staat bekijken vanuit het historisch perspectief van de heersende belangen en machten. Democratie is daarbij een middel om enige invloed van “het volk” mogelijk te maken zonder dat dat met opstand en geweld gepaard hoeft te gaan. Gelijkheid voor de wet is inderdaad een belangrijke voorwaarde voor een stabiele (democratische) staat maar een dergelijke gelijkheid heft bestaande ongelijkheden bepaald niet op. Het in de moderne staat belangrijke eigendomsrecht beschermt de bezitters en niet de bezitlozen, al zijn beiden gelijk voor de wet.
In het democratisch krachtenspel komt alles aan op het goed georganiseerd zijn als je op wil komen voor je belang. In een dergelijke organisatie dient voldoende kennis van wetten en procedures aanwezig te zijn en dient de bereidheid georganiseerd te worden om waar nodig de randen van de wet op te zoeken of daar soms overheen te gaan. De kraakbeweging bijvoorbeeld maakte duidelijk en enigszins succesvol inbreuk op het eigendomsrecht en dwong daarmee ook enige wetswijziging af. Kortom, er moet strijd gevoerd worden. Het verdriet maakt overduidelijk dat het daar in de Schilderswijk aan ontbrak.
Maaike vroeg in een tweet naar reacties over ervaringen elders. Vergelijkbare processen, en zeker omvolking vonden (en vinden) in de grotere steden van heel Nederland en West-Europa plaats; het lijkt er wel op dat de Schilderswijk een extreem geval is. Dit heeft historische oorzaken. In vergelijking met Amsterdam is Den Haag een rechtse stad met weinig industrie en weinig fysiek werk in de distributie. Amsterdam had een serieuze scheeps- en machinebouw, een grote haven, naast wat kleinere productiebedrijven en de fameuze diamantbewerking. Er ontstond in de 19e eeuw een georganiseerd proletariaat en dat leidde begin 20e eeuw tot een belangrijke vertegenwoordiging in het stadsbestuur en socialistische woningbouwverenigingen. Veel sanering vond al plaats voor WO II. De invloed van links op het lokale bestuur was enorm. Door de uitgifte van grond op erfpachtbasis kon ook op particuliere ontwikkelaars de nodige druk worden uitgeoefend. Daarnaast beschikte Amsterdam vanwege haar industriële basis en haar geschiedenis als handelscentrum over meer eigen middelen. De industriëlen waren ook gevoeliger voor de eisen van de arbeid, al heeft dat in Amsterdam niet geleid tot bijvoorbeeld een Philipsdorp (Eindhoven) of Agnetapark (Delftse Gist- en spiritusfabriek). De volkshuisvesting van De Dageraad kan de concurrentie echter moeiteloos aan.
Een tweede belangrijk verschil tussen Den Haag en Amsterdam is het ontbreken van een linkse studentenbeweging. De universiteit van Den Haag staat in Leiden en is zondermeer een kweekvijver van de elite. Met “68” begon een beweging waarbij studenten zich inzetten voor “het volk” en dat leidde bijvoorbeeld tot wetswinkels en vormen van juridische, publicitaire en organisatorische ondersteuning van bewoners- en arbeidersinitiatieven. Vooral de CPN was hier goed vertegenwoordigd. In Het verdriet komt de CPN vertegenwoordiger in de raad vaak aan het woord, maar nergens blijkt dat er hulp werd geboden bij het organiseren van bewoners of middenstanders. De Delftse studentenbeweging oriënteerde zich in de eerste plaats op Rotterdam, waar de PvdA aan de macht was.
Tenslotte nogmaals: In den Haag is de “productieve basis” de regering, het hof, de diplomatie en internationale instituties. Het is onontkoombaar, ook electoraal, dat de gemeente in de eerste plaats deze belangen moet dienen. De weinig productieve, afhankelijke bevolking van de Schilderswijk is het logische slachtoffer. Inderdaad is het dedain van deze “productieven” voor het plebs vele malen groter dan dat van de Amsterdamse industriëlen en havenbaronnen voor hun proletariaat. Leuk is anders. Het is de harde realiteit.