Nog steeds is “de toon”, het schelden of anderzins al of niet terecht beplakken van al of niet bekende mensen of groepen met onjuiste en negatief bedoelde kwalitficaties een veel besproken onderwerp. Het leidt er toe dat de nodige mensen weglopen uit “discussies” of hun twitteraccount maar opheffen zoals lang geleden Bert Wagendorp en iets minder lang geleden Max Pam.
In 2011 schreef ik daar dit blog over dat ik nu iets bijgewerkt weer bovenaan zet.
Er is de nodige verwarring over wat wel en niet door de beugel kan en wat de gevolgen zouden moeten zijn als een uiting over de grens gaat. De discussie wordt belast met het idee dat het hier om de vrijheid van meningsuiting zou gaan. Om deze verwarring te onderzoeken wordt beledigen, schelden, ad hominems en andere vormen onder een noemer gebracht: “negatief kwalificerende communicatie”, verder nequatie genoemd.
Om te beginnen een opsomming
Kritiek. Kritiek, of het simpelweg niet eens zijn met wat iemand zegt, valt op het eerste gezicht niet onder nequatie. Toch wordt dit in het huidige discussieklimaat al snel zo opgevat, vooral als iemand zijn ziel en zaligheid direct met bepaalde ideeën verbonden heeft, zoals bij godsdienstige opvattingen al gauw het geval is. Maar soms ook al als je zegt dat het eten niet lekker is. Of kijk eens naar deze classic: Restaurant Sketch – Monty Python .
Ad Hominem. Een opmerking tegen de persoon zelf gericht. Dat kan van alles zijn, als het maar een eigenschap van de persoon aanduidt. Het kan zelfs een op zich neutrale of positieve term zijn die negatief gebruikt wordt, zoals “clown” of “malle Pietje”, “zwart”, “vrouw”, “homo”. Ad hominems kunnen best waar zijn. Iemand kan zich echt, dat wil zeggen voor negen van de tien neutrale waarnemers, of zelfs gerechtelijk of professioneel vastgesteld, dom, gek, als leugenaar of clown gedragen of hebben gedragen en dat is helemaal duidelijk bij “zwart, “vrouw” of “homo”. Daarbij kan iemand met dergelijk gedrag zoveel “negatief krediet” opbouwen dat een dergelijke kwalificatie ook zinvol en terecht kan worden ingezet. Het is zelden goed of nuttig om ad hominems in discussies te gebruiken, zelfs als ze waar zijn. Eigenlijk is het een middel om de elke discussie met betreffend persoon te staken. Soms is dat wel handig.
Belediging. Dit kunnen ad hominems zijn, zij het dan meestal wel echt negatieve als “stommeling”, “klootzak”, “hoer”,”teringleier”. Het hoeven overigens geen woorden te zijn: het opsteken van de middelvinger, het spuwen op straat zijn effectieve beledigingen. Het kunnen ook negatieve uitspraken zijn over zaken, groepen, ideeën, gebeurtenissen of personen die de persoon in kwestie na aan het hart liggen, waaraan hij een deel van waardigheid of identiteit aan ontleent. “Hoerenzoon” bijvoorbeeld. Godslastering. Kenmerkend voor de meeste beledigingen is dat het gebruikte woord meestal niet meer in zijn letterlijke betekenis gebruikt wordt, andere betekenis (in die specifieke communicatie) heeft, meestal onwaar of onschuldig is in de letterlijke betekenis, en dat de intentie ondubbelzinnig is.
Laster/Smaad. Dit zijn beledigende of negatieve kwalificaties die voor waar worden verkocht maar dat niet zijn. Ze worden vaak “bewezen” met leugens. Bijvoorbeeld iemand ten onrechte uitmaken voor oplichter. Holocaustontkenning.
Bedreiging. Eigenlijk de oervorm van de nequatie en daarmee het laatste stadium voordat de zaak tot fysiek geweld escaleert.
Enige theorievorming
Een woord of zelfs zin kan niet in zichzelf een nequatie zijn. In alle gevallen is de context maatgevend: de serie van communicaties of het communicatieve veld tussen de participanten waar de beledigende opmerking deel van uitmaakt. Als ik in mijn eentje in huis naar iets op zoek ben en al of niet terecht een huisgenoot er van verdenk dat die dat heeft zoek gemaakt en daarom in mijzelf “klootzak” mompel, dan is dat heel iets anders dan als ik het raam open schuif en tegen de wildplasser “klootzak” roep. Een “donker gekleurd persoon” die een ander “donker gekleurd persoon” aanspreekt met “He nikker” zal niet van een ad hominem beschuldigd worden. Omgekeerd zou het best kunnen zijn dat als ik als witte tegen iemand roep “He donker gekleurd persoon” dat juist weer wel als nequatie wordt opgevat en ook zo bedoeld is. In situaties waarbij een directe (mondelinge) communicatie plaatsvind is ook de non-verbale communicatie, met name intonatie, van groot belang.
De beoordeling of iets een nequatie is ligt niet alleen bij de intenties van de bron (zender, ego) maar ook bij de interpretatie door de aangesprokene (ontvanger, alter). Daarbovenop is het bewustzijn van de intenties van de ander van groot belang: Heeft (naar de mening van de ontvanger/alter) de bron/ego de bedoeling mij te beledigen en omgekeerd: zal de ontvanger/alter mijn/ego uiting als beledigend opvatten. De ergste vorm van nequeren is die waarbij mag worden aangenomen dat degene die nequeert daartoe de intentie heeft en bovendien meent dat de ontvanger de nequatie als zodanig opvat en weet dat de belediger dat ook zo bedoeld heeft. Samengevat in deze tabel.
Nequatie | ontvanger >> (alter) | niet ervaren+ geen intentie ervaren | niet ervaren + wel intentie ervaren | ervaren + geen intentie ervaren | ervaren + intentie ervaren |
bron(ego) | |||||
geen intentie + geen vermoeden | 0 | -1 | -2 | -3 | |
geen intentie + wel vermoeden | 0 | 0 | 1 | 2 of -3 | |
intentie + geen vermoeden | 1 | 1 | 3 | 4 | |
intentie + wel vermoeden | 2 | 3 | 4 | 4 |
De ernst van de situatie wordt weergegeven door een cijfer van -4 tot 4. Het minteken betekent geeft aan waar de schuld van de ervaring gelegd moet worden Bij een – teken gaat het om de ontvanger (alter), daarzonder (+) om de afzender (ego). Bij 0 is er niets aan de hand, hoewel een observator die buiten de discussie staat daar anders over kan denken.
Intentie is bij de bron (ego) is zeer belangrijk. Door gebruik van een nequatie wordt een eventueel aanwezige op overeenstemming gerichte modus van communicatie verlaten. Het ervaren van kritiek of juist het negeren daarvan zal een belangrijke oorzaak zijn van het overschakelen op nequaties. De minst schadelijke en soms productieve intentie zou kunnen zijn om de ander bewust te maken van het feit dat die communicatie volgens ego niet meer goed verloopt. Het goedmoedige “sukkel” is hier het meest onschuldige voorbeeld van. Als nog minder confronterend zou men een kritiek kunnen zien als “dat was niet zo’n slimme opmerking”.
Een volgende veel voorkomende en tamelijk onschuldige intentie is het luchten van het gemoed in afwezigheid van de ander. Door binnensmonds of hardop maar ongericht te nequeren. Deze mentale modus heeft wel als nadeel dat deze gedachten misschien ook wel eens op een minder gepast moment naar buiten kunnen gaan komen. Daarom heeft het zogenaamde tot 10 tellen zo z’n voordelen.
Zwaardere intenties (“tot op het bot willen beledigen, tot de knieën toe afzagen”) kunnen worden opgevat als een begin van strijd met andere middelen, in het ergste geval als aankondiging van het overschakelen op fysiek geweld. In dat geval zal vaak het al of niet bedoelde effect zijn dat de rationele communicatie beëindigd wordt, zoals hiervoor bij de ad-hominem uiteengezet.
Het communcatieve veld
Uit voorgaande blijkt al dat de context waarbinnen zich de nequatie afspeelt, het communicatieve veld van groot belang is.
Solo: onhoorbaar of onzichtbaar voor anderen
Duo: In een directe confrontatie met de aangesproken partij. Hierbij moet een onderverdeling gemaakt worden naar de reeds bestaande relatie tussen ego en alter. Alter kan een geliefde, partner, (goede) vriend, persoonlijke kennis, collega, medelid van een bepaalde club of groep, publiek persoon (BNer), of onbekende zijn. De eigen status ten opzichte van alter is ook van belang. De relatie hoeft op het moment van de nequatie niet wederkerig te zijn. Dat geldt zelfs voor de “goede” vriend die men ook anoniem kan bedreigen of uitschelden. Een tweede onderverdeling van duo is de omstandigheid van de confrontatie: Strikt een op een (waarbij de plaats nog van belang is, bijvoorbeeld in huis, in een openbare gelegenheid of in de publieke ruimte), binnen de groep van bekenden of leden, of min of meer publiek, bijvoorbeeld op de televisie.
Een op veel. Hierbij is de status van ego en die van de aangesproken groep van belang. In primitieve culturen is het tonen van (sexueel getinte) belangstelling door ego al een belediging voor een complete familie als alter, waarvan de eer wordt aangetast.
Veel op veel. Ego zal dan optreden als woordvoerder van een groep of partij, die zijn nequatie richt op een collectief alter. Het meest in de belangstelling staan (vermeende) nequaties van politici.
In “een op veel” en “veel op veel” situaties is het van groot belang precies aan te geven welke alter ego aanspreekt. Als voorbeeld: Ik ben van mening dat Theo van Gogh in zijn columns de blanke culturele elite aanspreekt. Het is het publiek waarvoor hij (in gedachten) schrijft. Als hij in dat kader schrijft: “X zijn geitenneukers” dan is dat slechts indirect een nequatie. Hij gaat niet voor de groep X staan en roept: “jullie zijn geitenneukers”. Een groot verschil. Dergelijke indirecte nequaties zijn daarmee niet volkomen onschuldig. Oproepen tot geweld bijvoorbeeld is terecht strafbaar.
Consequenties
Na deze eerste classificatie van diverse aspecten van de nequatie komen we toe aan de eigenlijke vraag: welke consequenties zou een nequatie moeten of kunnen hebben in het maatschappelijk verkeer. Als bijvoorbeeld iemand achter het stuur een middelvinger opsteekt, ook al is dat nog zo begrijpelijk en terecht, dan kan hij daarmee al anderen in acuut gevaar brengen. Sommige mensen, in het bijzonder de hufters die dergelijke reacties uitlokken zien hun auto nu eenmaal als een wapen. Het lijkt dan ook verstandig om dit gedrag strafbaar te maken.
Uiteindelijk gaat het om een morele kwestie. Op welk moment wordt een grens overschreden en wat voor maatregel (straf) staat daar op of zou daar op moeten staan. Morele regels zijn niet meer dan regels voor menselijk gedrag ten opzichte van andere mensen, die het samenleven zo goed mogelijk moet laten verlopen. Dat samenleven gebeurt in diverse verbanden en de regels voor die verbanden kunnen behoorlijk verschillen. Wat ik tegen mijn levenspartner kan zeggen verschilt nogal van wat ik tegen een politieagent kan zeggen. Communicatie tussen personen in functie gaat met andere waarden dan privécommunicatie. Als een van de gesprekspartners in functie is, is de ander dat automatisch ook. Tegenover de politieagent staat de burger (eventueel: verdachte, illegaal) en niet een privépersoon. Communicatie tussen functionarissen dient in principe te verlopen volgens zakelijke normen waarbij iedere nequatie (overigens van beide kanten) dient te worden vermeden. “Beledigen van een ambtenaar in functie” is niet voor niets strafbaar (NB: We zien hier de volstrekte overbodigheid van het apart strafbaar stellen van majesteitschennis). Aan de andere kant dient kritiek, zolang die binnen de orde blijft, niet te snel als nequatie te worden opgevat. Over het algemeen geldt dit ook voor onbezoldigde functies zoals bestuurders van verenigingen en zelfs voor de meeste omgang van leden van verenigingen onderling. Het laten passeren van schending van deze regels kan leiden tot ernstige ondermijning van de communicatie of zelfs van het functioneren van personen, verenigingen of andere instellingen. Dit afhankelijk van de ernst, de frequentie en het ontbreken van gemeende excuses. Als dramatisch voorbeeld het aanvallen van personeel op ehbo en ziekenauto’s.
Als het doel van een vereniging, bijeenkomst of medium duidelijk (politieke) meningswisseling is gelden andere normen. In ieder geval zal er bijzonder weinig ruimte moeten zijn voor het opvatten van kritiek als belediging. Ook het in twijfel trekken en zelfs afkeuren van overtuigingen van alter door ego zal niet als vorm van belediging tot straf of verbod kunnen leiden. Er moet ook behoorlijk wat ruimte zijn voor ad hominems. Zeker als die door argumentatie ondersteund wordt, zoals “bedrijfspoedel” ondersteund wordt door het feit dat de PvdA op gezette tijden het kabinet steunt. Pas bij belediging dient er te worden ingegrepen en dat geldt helemaal voor laster en bedreiging.
In bovenstaande is duidelijk geworden dat nequaties moeten worden opgevat als verbaal geweld en vaak een vervanging zullen zijn voor fysiek geweld maar dat ook wel aan kunnen kondigen of daarin over kunnen gaan. Aan de ene kant is het duidelijk dat zij zo een nuttige functie kunnen vervullen en meer geweld kunnen voorkomen. Aan de andere kant zou het voorkomen en bestraffen van nequaties gezien moeten worden in het verlengde van het verbod op fysiek geweld tussen burgers en het monopolie van het gebruik daarvan bij de staat. Op deze wijze wordt volgens mij ook duidelijk hoe weinig “het recht op beledigen” te maken heeft met de vrijheid van meningsuiting. Een gemeende belediging (3 of 4 in de tabel) is geen meningsuiting maar een daad van verbaal geweld. Omgekeerd is het ten onrechte opvatten van een mening als belediging dat ook (-3 of -4 in de tabel). De conflictloze maatschappij is een illusie en verbaal geweld heeft zeker de voorkeur boven fysiek geweld, maar dat mag niet leiden tot een kritiekloze acceptatie van verbaal geweld.
Het is mijn bedoeling om dit alles nog wat systematischer in kaart te brengen. Tot dan kunnen de lezers misschien kluiven op wat voorbeelden (of er zelf nog een paar bij verzinnen):
Doe eens normaal man
Bedrijfspoedel
De Holocaustontkenning
Iemand welgemeend voor gek verklaren. (Je moet je laten nakijken)
De profeet Mohammed is een pedofiel
Geitenneukers
Bumperkleven
NB “ego” en “alter” zijn termen die vaak gebruikt worden in de theorie over de menselijke communicatie om “zender” en “ontvanger” aan te duiden. Er zit geen enkel waardeoordeel achter. “Nequatie” is een eigen vinding die ik graag inruil voor een betere.