Site pictogram Wat te DOEN

Islamitische gemeenschappen leveren geen handen aan het bed

Een paar jaar geleden leidde een vervelende ziekte tot opnames in achtereenvolgens verschillende ziekenhuizen, waarbij het één keer om een langdurige opname ging. Het verblijf in een ziekenhuis laat je kennis maken met een aparte wereld, een microkosmos met aparte rituelen en protocollen. Wat mij uiteindelijk ging opvallen was dat naast de overwegend blonde en meestal zakelijke verpleegsters en de lievere Surinaamsen, de aanhangers van de islam ontbraken. Ze zijn er wel in de ziekenhuizen. Als schoonmaakster nemen ze de kamer onderhanden, kijken je niet aan en voelen niks voor een praatje. Ook in de apotheek, laboratorium en in technische functies zijn ze te vinden. Maar niet aan het bed.

Mijn waarneming heb ik voorgelegd aan verpleegsters en artsen die ik kende en zij bevestigden dat in hun ziekenhuis hetzelfde beeld bestond. Op één van mijn ligdagen meende ik een Afghaanse verpleegster te ontdekken. Nieuwsgierig viste ik naar haar etniciteit. Ze was geen Afghaanse, maar kwam uit een van de -stanladen in de buurt van Afghanistan. Bij doorvragen vertelde ze dat ze min of meer een eenling was die geen druk voelde vanuit een grotere islamitische gemeenschap die haar vanwege haar beroep zou veroordelen.

Het beroep van verpleegster of verzorgster is binnen islamitische gemeenschappen geen populair of eervol beroep. Voor een deel heeft dat te maken met de medische cultuur in de afkomstlanden. Daar is een verpleegster nog de koningin van de ziekenzaal die zich uitsluitend beperkt tot medische handelingen. De verzorging wordt aan de familie van de patiënt overgelaten.

Naast die cultuur geldt echter ook de afwijzing van anders- of niet-gelovigen als onrein. Het aanraken van de lijven van niet-moslims wordt binnen islamitische gemeenschappen als een soort taboe gezien en wie zich tot dat beroep voelt aangetrokken, wordt ontmoedigd. Een verpleegster of verzorgster binnen de familie draagt bepaald niet bij aan de reputatie van de familie. Van een Haarlemse moslima die wél verpleegster werd, wordt vermeld: Ooms en tantes vonden het maar niets dat Fatma Ozbeck verpleegster wilde worden. Een maagd die vreemde mannen wast, dat kon onmogelijk Allahs wil zijn. Ze hadden een totaal verkeerd beeld van de zorg, zegt het meisje (18). “Alsof ik in het ziekenhuis alleen maar geslachtsdelen was.”

Het aantal moslims in Nederland bedraagt zo’n 6% van de bevolking. Dat betekent dat dit bevolkingsdeel nauwelijks een bijdrage levert aan handen aan het bed en in de thuiszorg. Een deel van het tekort in die sectoren kan geweten worden aan het uitblijven van hun bijdrage aan patiëntenzorg. Het is een onderwerp dat nauwelijks aandacht krijgt. Minister Hoekstra heeft dit jaar in zijn H.J. Schoo-lezing het onderwerp wel op een indirecte manier aan de orde gesteld door te wijzen op het gebrek aan wederkerigheid in bepaalde gemeenschappen. Letterlijk zei hij in dit verband: “Het voorrecht om Nederlander te worden, leidt te vaak niet tot de inspanningen en resultaten die de samenleving redelijkerwijs van nieuwkomers mag verwachten. Ik geef u op een briefje dat als we de steven niet weten te wenden, dit probleem ons nog decennia parten zal spelen.” In de media werd zijn verhaal nogal eens als een ‘rechts’ geluid bestempeld en verdween daarmee naar de achtergrond.

Als het over ziekenzorg gaat, kunnen we inderdaad vaststellen dat vanuit de islamitische gemeenschappen het ontbreekt aan wederkerigheid. Wel wordt er gerekend op de hulp vanuit het zorgstelsel in Nederland. Binnen dat zorgstelsel hebben moslims geen geweldige naam omdat ze nogal eens veeleisend en agressief zijn. Dat zag ik toen ik in een van de ziekenhuizen op een tweepersoonskamer terecht kwam en de andere patiënt een nog jonge moslima was. Ze was niet in voor een praatje. Het enige wat ik van haar te horen kreeg was: “ik wil hier niet zijn”. De volgende dag begreep ik dat pas. Toen haar man op bezoek kwam ondervroeg ze hem naar de resultaten van zijn inspanningen om een eenpersoonskamer voor haar te regelen. Dat was hem niet gelukt. Niet veel later hoorde ik hem op de gang tekeer gaan tegen de hoofdverpleegster. Ze bleef rustig en vertelde hem dat wat goed genoeg was voor alle patiënten, ook goed genoeg was voor zijn vrouw. Met een rood hoofd van opwinding kwam hij terug en instrueerde zijn vrouw om de volgende morgen gereed te zijn voor vertrek. De volgende morgen vertrok ze inderdaad. Een verpleegster die het stel helemaal zat was vertelde me dat het geen uitzondering was. Oudere patiënten geven nauwelijks problemen en zijn overal dankbaar voor. Maar als hun zoons of dochters zich ermee gaan bemoeien is het vaak hommeles.

Één geval van waarneming is natuurlijk niet indicatief, maar luister maar eens naar mensen die op spoedpoli’s werken of bij huisartsenposten. Daar hoor je hoe veeleisend sommige moslims zijn. Een van de redenen daarvoor bleek onlangs. DENK beschuldigde de medische zorg van nalatigheid als het om moslimpatiënten gaat. In de praktijk blijkt juist het tegenovergestelde het geval zoals uit deze brief van een oncologie-verpleegster in de NRC blijkt. Juist de veeleisendheid leidt nogal eens tot meer zorg dan normaal. Die veeleisendheid komt ook voort uit het wantrouwen uit de omgeving van moslimpatiënten of hun familielid wel de juiste zorg krijgt.

Alles uit de kast willen halen als het om de eigen zorg gaat en weigeren om actief deel te nemen aan die zorg als verpleegster of verzorgster is een van de te weinig benoemde problemen van de multiculturele samenleving maar ook een reden waarom de bevolkingsgroep van moslims niet in hoog aanzien staat. De omvang van wederkerigheid is een peilstok voor de integratie en die wijst uit dat er nog een lange weg te gaan is.

Mobiele versie afsluiten