Hij schildert met een te brede kwast is het verwijt van Kaag. Ze wijst daarbij op de afnemende criminaliteit, op de uitkeringsafhankelijkheid die geleidelijk afneemt en op het toegenomen aantal Marokkanen dat HAVO of VWO volgt. Het gaat best goed met de integratie, is haar conclusie. Dat is ook de conclusie van Leo Lucassen die een paar dagen voor de lezing van Kaag ook al wees op de spectaculaire toename van de deelname van Marokkanen aan HAVO en VWO onderwijs. Lucassen verzette zich in zijn artikel tegen de uitspraak van Wilders: “Er stroomt een Marokkanengif door de straten van Nederland.”. Voor Lucassen een reden om de meest heftige Godwin uit te pakken: “Zo bleven Joden tot 1796 bij wet tweederangs burgers en werd het antisemitisme tot in de 20ste eeuw nauwelijks ter discussie gesteld. Met als gevolg dat Joodse Nederlanders bijna drie eeuwen minderheid bleven. Uiteindelijk leidde die systematische stigmatisering tot een nog steeds bijna onvoorstelbare georganiseerde massamoord tijdens het nazi-regime.” Wat Lucassen betreft is de basis voor genocide op de Marokkanen al gelegd.
Hoekstra wil naar de bevolking luisteren’ en gaat de discussie aan, terwijl Kaag het volk wil vermanen. ‘Tolerantie is goed’, zegt Kaag. ‘Laten we kijken bij welke onderwerpen we wel en niet tolerant moeten zijn, zegt Hoekstra.
Ik ben somberder dan Hoekstra die verwacht dat de integratieproblematiek ons nog decennia parten zal spelen. Het is de vraag of het ooit beter zal worden. Ik ben het met hem eens dat het steven gewend moet worden. ‘Wederkerigheid’ is een goede parameter. Spinoza zag het al als het cement van de samenleving. Het kan een containerbegrip zijn voor een set van parameters.
Een van de redenen die mij tot somberheid stemt is de ontvangst in de media van de lezingen door Kaag en Hoekstra. Hoekstra ontmoet kritiek, Kaag niet. De ‘dézesenzestigerisering’ is al net zo’n probleem als de islamisering. Het in realistische termen spreken over de migratie- en integratieproblematiek is nog steeds een soort taboe en in de media wordt het CDA ‘verrechtsing’ verweten. Realisme is rechts en daarmee verwijtbaar.
De naïviteit van Kaag blijkt uit de parameters die ze gebruikt. Ze zeggen helemaal niets over integratie. Je kunt ze ook vinden bij Tariq Ramadan in zijn bijbel voor de hedendaagse moslim(a): ‘Westerse moslims en de toekomst van de islam’. Daarin pleit hij voor ‘pluraliteit’ (segregatie) en moedigt economische participatie aan vanuit een parallelle islamitische samenleving. Overigens was Ramadan ook een van de eersten die moslims de ‘nieuwe joden’ noemde. Leo Lucassen is zijn volgeling.
De grote vergissing van Kaag (en Lucassen) is dat er in de wereld geen voorbeelden zijn te vinden van gelaagde integratie van aanhangers van de islam. De geschiedenis laat zien dat het altijd de islam is die een samenleving waar ze zich vestigt, haar wetten oplegt. Tolerantie waartoe Kaag oproept, helpt daarbij. Vanuit de islam beroept men zich op godsdienstvrijheid, vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting, zonder dat mensen als Kaag of Lucassen wijzen op de dubbelheid daarvan. Ze bestaan in geen enkel islamitisch land. Het beroep op die Europese verworvenheden wordt gebruikt als een breekijzer om de positie van de islam te versterken. Dat geldt ook voor verwijten als discriminatie, racisme, islamofobie vanuit de islam. Het behoort tot de tactische propagandatechnieken van de islam om verdeeldheid te zaaien en haar eigen positie te verbeteren. Bij Kaag en Lucassen heeft dat tot succes geleid en daarbij kunnen we ons afvragen hoe veel meer wetenschappers, mediafiguren, politici en bestuurders meegaan in de beelden die door de islam worden verspreid.
Kaag en Hoekstra vormen de twee kanten in de beeldenstorm die de islam veroorzaakt. Dit keer zijn het geen heiligenbeelden, maar de beelden van realisme tegenover de opgedrongen propaganda en de daarbij behorende vermaningen.