“De geschiedenis” is een belangrijk argument in de politiek. De leiding, evenals de oppositie daartegen gebruikt “de geschiedenis” regelmatig om de eigen heerschappij, het eigen beleid of dat van de oppositie te rechtvaardigen. Of we het nu over Israël, de Palestijnen, Merkel, Hitler of Stalin, Wilders of Pechtold hebben, allen beroepen zich ter rechtvaardiging van hun politiek regelmatig op “de geschiedenis”. Ook bij degenen die menen op te moeten komen voor mensen met een achterstand of die gediscrimineerd worden is “de geschiedenis” nooit ver weg, vaak in de vorm van een Godwin. Geschiedschrijving staat in dienst van de politiek; om te beginnen in dienst van de heersers. Met het ontstaan van politieke, democratische oppositie ontstond ook een eigen geschiedschrijving. “De geschiedenis” bestaat niet, het is een politiek strijdtoneel. Daarmee is niet gezegd dat alle vormen van geschiedschrijving gelijkwaardig zijn. Er zijn serieuzere en meer propagandistische vormen. De heersers hebben belang bij een verhaal waardoor de meerderheid over wie zij regeren zich schikt in dat ondergeschikte lot. Bij meer fatsoenlijke heersers zoals Marcus Aurelius, Peter de Grote en Lenin zal geschiedschrijving wat meer open zijn voor twijfel, voor het beschouwen van andere mogelijkheden en andere uitkomsten. Bij totalitaire machthebbers als Stalin, Hitler, de Borgia’s en Juncker is daar aanzienlijk minder ruimte voor. Eenmaal aan de macht gekomen zal een machthebber regelmatig proberen de geschiedenis te herschrijven. Een berucht voorbeeld is Stalin. Zijn werkwijze stond min of meer model voor het ministerie van Waarheid in George Orwell’s 1984: He who controls the past, controls the future; and he who controls the present, controls the past. Geschiedschrijving in dienst van de macht zal die macht als onderdeel van een natuurlijke, eeuwige, de wereld omvattende niet veranderbare traditie neerzetten. Pas in een democratie — en dat hoeft niet de moderne parlementaire democratie te zijn — waar de controle over het heden per definitie onderhevig is aan oppositie zal de geschiedenis ook vanuit die hoek beschreven kunnen worden. Zo’n beschrijving zal dynamischer zijn met als “natuurlijke” uitkomst dat de oppositie ook aan de macht komt. In een dergelijke situatie kan geschiedschrijving zich enigszins los maken van partijdigheid en een zelfstandige status krijgen. Dat wil nog niet zeggen dat er objectieve, ware geschiedschrijving plaatsvindt.
Gegeven de permanente strijd tussen verschillende culturen en machtssystemen in een globaal communicerende wereld ontbreekt het de geschiedschrijving van nu aan de mogelijkheid om macht als eeuwig en natuurlijk te doen voorkomen. Die rol is gedeeltelijk overgenomen door andere disciplines die de wel degelijk aanwezige mondiale macht — het multinationale kapitalisme — als enig mogelijke, enig rechtvaardige, en uit de natuur van de mens voortvloeiende systeem weergeven; TINA: There Is No Alternative. Ook dit is een vorm van geschiedschrijving die vooral plaats vindt door economen, antropologen en sociologen die verwijzen naar een ideale concurrerende markt met een ideale kleine overheid in het verleden die nooit bestaan heeft. In het Westen vind nogal wat historisch getinte verheerlijking van parlementaire democratie en mensenrechten als universele globale waarden plaats. De geschiedschrijving komt daarmee meer in de greep van deelbelangen, wordt minder universalitisch maar niet noodzakelijkerwijs kritischer, integendeel.
Samenvattend: de geschiedenis bestaat niet.
Voorgaande laat zien dat leren van geschiedenis moeilijk is. Moderne kritische oppositionele geschiedschrijving is begonnen bij Marx die zijn methode, zijn filosofische uitgangspunt, niet voor niets historisch materialisme noemde. Alleen als je goed begrijpt hoe de huidige toestand van de wereld door het verleden is voortgebracht en vooral de daarin opgesloten tegenstellingen en problemen analyseert kun je zinnige plannen voor een betere toekomst bedenken. Het was hem duidelijk dat de gangbare geschiedschrijving — in dienst van de macht — niet in staat was een betere toekomst voor de grote massa te ontdekken. Ook de oppositionele interpretaties van de geschiedenis, zoals bijvoorbeeld door Rousseau waren daarvoor niet geschikt.
Materialisme betekent in de eerste plaats een stellingname tegen het idealisme, in het bijzonder dat van Hegel. Diens uitgangspunt was dat de wereld van de ideeën een geheel eigen geschiedenis had die eindigt bij het noodzakelijk tot zelfbewustzijn komen van de “wereldgeest”. Weliswaar voorzag Hegel in een dynamiek van de dialectiek: these – antithese – synthese, die wereldgeest rook toch wel sterk naar een finale oplossing. Niet minder belangrijk is de Materialistische stellingname dat ook ideeën materieel zijn; ophouden te bestaan als de materiële dragers (mensen) er niet meer zijn en, zeer belangrijk, dat er een relatie bestaat tussen het hebben van bepaalde ideeën en de materiële bestaanswijze: de functie in het productieproces en de daarbij behorende welstand van de drager, de mens. Een proces dat in principe open is naar de toekomst. Dat wil overigens niet zeggen dat het bewustzijn van de funcionarissen (mensen) een goede weergave van hun eigen toestand inhoudt. Integendeel, Marx laat zien dat dit bewustzijn op een aantal punten onjuist is. Dit moderne materialisme is terug te voeren op Spinoza.
Bij de interpretatie door opvolgers begint het eerste misverstand: dat Marx beweerd zou hebben dat de bovenbouw — het bewustzijn, de cultuur, de staat — op een of andere manier direct kan worden afgeleid uit de economie — de onderbouw. En dat bijgevolg veranderingen in de wijze waarop de economie georganiseerd is automatisch in de bovenbouw weerspiegeld worden. Een tweede misverstand is dat de toekomst direct en onvermijdelijk zou voortvloeien uit het heden, in de zin dat de overgang naar een socialistische maatschappij “wetenschappelijk verzekerd” zou zijn zoals Hegel dacht dat aan het noodzakelijk eindpunt van de wereldgeest. Dit laatste misverstand is vooral ontstaan doordat men beweringen van de “jonge”, hegeliaanse Marx, met name het Communistisch Manifest, in het verlengde ziet van zijn latere geschiedschrijving en analyse van het economisch systeem in Het Kapitaal. Daar blijkt Marx heel wat minder zeker van een goede afloop van de geschiedenis. Helaas zijn er maar weinigen geweest die het werk van Marx met deze uitgangspunten hebben voortgezet. Veel politieke en intellectuele volgelingen baseren zich in de eerste plaats op de jonge, idealistische hegeliaanse Marx.
Samenvattend: leren van geschiedenis is mogelijk maar moeilijk.
Dit stuk is geschreven als reactie op De Mars der Dwaasheid door Kees de Lange
Een fraaie illustratie van de status van geschiedschrijving vormt de recente wens tot herschrijving van de Canon van Nederland.
Lees ook Orwelliaanse geschiedvervalsing