Site pictogram Wat te DOEN

Ron Meyers (Onbe-)GRIP

Een tijd van breed gedragen onbegrip en onbehagen vraagt om een grondige analyse van de Staat van ons land. Zo begint de aanbeveling op de achterflap (blurp) op “GRIP”  van Ron Meyer. Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht, zo vat Kim Putters in zijn woord vooraf dit onbehagen nog eens samen.

Ron Meyer sprak een jaar lang met schrijvers, denkers, wetenschappers en vele anderen. Vooraanstaande denkers als Bas Heijne, Geert Mak, Roxane van Iperen, Jan Terlouw, David van Reybrouck, Rianne Letschert, Ahmed Aboutaleb en Mirjam de Rijk kijken met een zeer kritisch oog naar onze samenleving, maar er rijst ook een inspirerend perspec­tief. 

Wie grip wil, zal moeten grijpen, wie begrip wil moeten begrijpen.

In de inleiding blijkt het te gaan om gesprekken met honderd “maatschappelijke leiders”, die vervolgens “zeer uiteenlopende mensen” blijken te zijn. Het blijkt een vervolg op een (SP-)project waarbij in een jaar tijd met één miljoen Nederlanders contact is geweest.

De gesprekken … gaven een beeld van de problemen die we ondervinden, van de oorza­ken… ik ging bijna elke keer weer optimistisch en geïnspireerd van tafel. Want hoe scherp problemen ook werden neergezet, vrijwel niemand bleek echt pessimistisch. … Er was altijd het perspectief van een betere toekomst, en de overeenkomst in gedachten was steeds weer: samen kunnen wij er echt wel iets moois van maken. Als we de ‘ieder voor zich’-mentaliteit en de marktmania terugdringen, kunnen we een land verwezenlij­ken dat we met trots aan de volgende generaties kunnen overdragen.

Het boek is daarom bovenal een oproep, een pleidooi en zelfs een vurig verlangen: wie je ook bent, waar je ook woont en wat je ook doet. Bemoei je met je wijk, je werk en je wereld.

Het centrale probleem dat in de gesprekken naar boven komen is individualisme, gebrek aan verbinding en solidariteit — de ieder voor zich mentaliteit — ; het ontbreken van een overtuigend, bindend, groter verhaal. Daarbij wordt hier en daar wel aandacht besteed aan het feit dat een gemeenschap zich niet over de hele wereld kan uitstrekken; dat er duidelijke grenzen moeten zijn en een eigen taal (cultuur?) een voorwaarde is. Regelma­tig is ook sprake van het ontbreken van systeemkritiek, in de eerste plaats kritiek op het kapitalisme. Of die gesprekspartners zelf enige systeemkritiek hebben ontwikkeld wordt niet duidelijk. In ieder geval is roepen om systeemkritiek geen systeemkritiek.

Andere problemen worden niet vergeten zoals de grotere macht van het kapitaal over de arbeid en daardoor toegenomen ongelijkheid van inkomens en vermogens en arbeidson­zekerheid. Een steeds slechter functionerende overheid en daaraan gelieerde “verzelf­standigde” instellingen.

Bij de selectie van gesprekspartners lijkt de andere helft van de oppositie, die nogal de nadruk legt op de eigen cultuur en het stellen van grenzen, te ontbreken. Geen Thierry Baudet, Martin Bosma of Paul Cliteur om er een paar te noemen. Het ontbreken van nationalistische conservatieven maakt de conclusie dat geen van de gesprekspartners terugverlangt naar vroeger wel gemakkelijk. Bovendien hebben die politieke tegenvoe­ters grenzen en saamhorigheid, identiteit hoog op de agenda staan, dus misschien viel daar iets van te leren. Overigens is het niet zeker dat zij buiten de boot zijn gevallen want een lijst van de honderd gesprekspartners ontbreekt en in het boek worden er naar schatting vijfendertig met meer dan een korte verwijzing opgevoerd.

Rond de helft van de gesprekspartners maken de indruk gelieerd te zijn aan de SP en vakbondswerk, zij hebben hun sporen verdiend in actie of ideeën daarvoor rond werk en wijk. Op zich niets mis mee en het is begrijpelijk dat je daar als voorzitter vrolijk vandaan komt, maar aan de andere kant van weinig nut voor de werkelijk grote proble­men. Dit zijn de activiteiten waarmee de SP al jaren scoort, maar niet verder mee komt. Het leidt niet tot meer (be)grip. Datzelfde kan gezegd worden van enkele internationale grootheden die Meyer al langer bewondert.

Het is jammer dat Meyer zijn gesprekken vooral gebruikt om met uitspraken van gesprekspartners zijn eigen mening weer te geven of te illustreren. Ik beschouw ze dan ook maar als zijn eigen uitspraken.

Er wordt weinig aandacht geschonken aan de migratiecrisis, toch een belangrijke motor van het identiteitsverlies en ook mede oorzaak van de druk op voorzieningen en arbeids­zekerheid. Na Scheffer en Mak op dit punt te hebben opgevoerd — die beiden denken dat de grens van opvang nog niet bereikt is — verzucht Meyer op p 128:

…. het onderwerp vluchtelingen … is een ontzettend lastig thema. Het schuurt. Ik lig er wakker van. Hoe zorgen we ervoor dat slachtoffers van illegale oorlogen een veilig thuis vinden zonder de gemeenschappen in ons land die het al moeilijk hebben verder onder druk te zetten? Hoe erkennen we dat een samenleving een beperkt absorptievermogen heeft, maar sluiten we onze ogen niet voor de gevolgen van geopolitieke conflicten en klimaatverandering? … Hoe we het ook precies aan zullen pakken, de komende jaren en decennia, er zullen migranten naar Nederland komen en die zullen een plek krijgen in onze gemeenschap.

Deze verzuchting getuigt van een weinig doortimmerde analyse van de problemen. Het is opmerkelijk dat de ontwikkelingen rond de islam in dit kader niet ter sprake komen. De vraag of en wat “wij” — Europa in haar huidige toestand — kunnen doen aan oorlogen of andere narigheid elders in de wereld wordt niet gesteld. Bijvoorbeeld de vraag of “wij” een serieuze, betaalbare en werkbare rol bij opvang in de regio kunnen spelen. En dat terwijl juist de SP met de fameuze brochure “Gastarbeid en Kapitaal” op dit terrein ooit in links opzicht voorop liep.

Meer in het algemeen is van enig voortschrijdend inzicht, van analyse, laat staan van systeemkritiek weinig te bespeuren. Op p 82 wordt Marian Donner geciteerd “De grootste truc die de duivel ooit toepaste: mensen doen geloven dat kapitalisme geen ideologie is. …” Een van de weinige opmerkingen die als systeemkritiek gezien kan worden. Die bewe­ring klopt niet: het kapitalisme is geen ideologie maar de sociale relatie tussen arbeid en kapitaal. Dat is iets fundamenteel anders dan een ideologie. We leven inderdaad in een maatschappij die suggereert zonder ideologie te zijn. Die is wel degelijk dominant aanwe­zig: het liberale humanisme. Een ideologie die het kapitalisme past als een handschoen maar niet daarmee verwisseld mag worden. Het Chinese staatskapita­lisme functioneert bijvoorbeeld onder een heel andere ideologie. Daarbij is dit volgens Marx niets bijzonders. Iedere heersende groep doet het voorkomen of haar heerschappij in overeenstemming is met de natuurlijke of goddelijke orde en derhalve niet ter discussie kan staan. Gezien de oproep “Bemoei je met je wijk, je werk en je wereld.” is verder doordenken misschien ook niet de bedoeling want “je bemoeien” is een vrij oppervlakkige oproep die zonder analyse en systeemkritiek alle kanten uit kan. Ook en vooral de verkeerde.

Het is bemoedigend dat de luiken bij de SP open lijken te gaan, maar voorlopig zie ik niet meer dan een klein spleetje licht.

 

 

Mobiele versie afsluiten