Het wekt altijd weer verbazing dat er wetenschappers zijn die menen dat er geen mensenrassen zijn. Of zijn het alleen wetenschapsjournalisten? Het hele planten- en dierenrijk is vergeven van de rassen, en de mens is nogal meester in het telen en fokken van rassen. Maar de mens zelf? Dat mag niet waar zijn. Weliswaar kan iedereen die een beetje rondkijkt zien dat er rassen zijn, en natuurlijk ook veel halfbloeden. Er zijn ook niet maar drie rassen, maar misschien honderden. Zoals Mendel en Darwin hebben uitgezocht worden rassen gevormd door de selectieve overerving van onder omstandigheden nuttige eigenschappen. Genen dus.
Wat nog meer verbaast: als men al erkent dat er erfelijkheid bestaat, zou zich dat beperken tot fysiek waarneembare verschillen. Omvang en structuur van de hersenen zou daarvan uitgesloten zou zijn. Nou zijn hersenen zeer plastisch en flexibel — er kan veel geleerd worden — maar het is onmiskenbaar dat de een daar meer aanleg voor heeft dan de ander. Zelfs tussen twee kinderen van hetzelfde geslacht van het zelfde ouderpaar kunnen de verschillen groot zijn. Dat we niet precies weten welke combinatie van genen en andere erfelijkheids- en fysieke factoren precies de ontwikkeling van de hersenen sturen doet niets af aan de grote mate van waarschijnlijkheid dat er verschillen zijn tussen rassen.
Minstens zo belangrijk voor het IQ is het ontwikkelen van de daarvoor nodige conceptuele vaardigheden. Opvoeding en scholing zijn beide zaken die cultureel bepaald zijn. En inderdaad, je kunt trainen voor een beter resultaat in de IQ test. Of de intelligentie daarmee werkelijk verhoogd wordt en of dat evenredig is met die hogere score is onduidelijk. Lange tijd leek het zo dat Chinezen die hier kwamen studeren beter uit hun hoofd konden leren, maar minder goed zelfstandig konden denken. In ieder geval zal het kunnen herkennen van veertig verschillende soorten sneeuwvlokjes niet leiden tot een hoger IQ.
En dan is er nog de discussie over IQ versus intelligentie. Er zijn verschillende mentale vaardigheden, die al of niet ontwikkeld worden door gebruik en training. Intelligentie, datgene wat door IQ gemeten wordt, kan worden gedefinieerd als vaardigheid in conceptueel-logisch denken. Dat kan alleen al door verschillen in taal niet wereldwijd eenduidig worden vastgesteld. De IQ test binnen onze samenleving wordt ondanks de nodige beperkingen met enig succes gebruikt bij de selectie voor allerlei functies, vooral aan de bovenkant (IT werk) en onderkant (Wajong, sociale werkplaats). Het “internationale bedrijfsleven” (grootkapitaal) produceert op een rationele, westerse wijze en wil over de hele wereld zo goed mogelijk de beste krachten selecteren. Dus zijn IQ-testen een wereldstandaard.
De verzameling mentale vaardigheden die met IQ gemeten wordt kan het beste intelligentie genoemd worden. Dat sluit niet uit dat er veel vaardigheden en kennis bestaan die niet gemeten kunnen worden maar voor het leven ter plekke van groot belang zijn en waarin individuen kunnen uitblinken. Dat er een complex van factoren bestaat dat verschillen tussen bevolkingen in IQ tot gevolg heeft heeft verder niets met racisme te maken. Het feit dat er genieën tussen idioten kunnen zitten spreekt vanzelf. Ik hoop dat we er over op kunnen houden.
Oh ja, @volkskrant, het feit dat een journaliste een keer een politiek correct boek over sekseverschillen heeft geschreven maakt haar niet erg deskundig op dit vlak. Zelf ben ik ook niet deskundig, maar iedereen met enig gezond verstand (intelligentie?) kan dit bedenken.