Een probleem oplossen door er een bak administratieve maatregelen over uit te storten.
Zo regeert de op management gebaseerde politieke elite. Maatregelen die a) de werkdruk vergroten, b) het probleem niet oplossen en c) in veel gevallen averechts werken. Voorbeelden te over, vooral in de dienstensector: bij de politie, in de gezondheidszorg, in het onderwijs. Iedereen klaagt over de toegenomen papierwinkel en bijbehorende werkdruk. Voor het echte werk – meer blauw op straat, meer handen aan het bed – blijft weinig tijd over. Maar ook het bedrijfsleven heeft er last van. Nu weer het flexwerken.
Wat is het probleem? Bedrijven maakten misbruik van bestaande regelingen. Zij stuurden niet-functionerende werknemers met ziekteverlof zodat de gemeenschap voor de kosten kon opdraaien; ontsloegen goed-functionerende werknemers omdat ze die anders een vast contract moesten aanbieden; en huurden flexibele arbeidskrachten in onder de marktprijs. Allemaal fout. En de oplossing? Regels, regels en nog eens regels. Regels waardoor bedrijven twee jaar lang zelf opdraaien voor eventuele ziektekosten; die hen dwingen medewerkers in vaste dienst aan te nemen; en het inhuren van tijdelijke krachten zo niet onmogelijk dan toch wel heel moeilijk maken. Een van die regelingen is de Wet DBA, die cynisch genoeg Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties heet, terwijl er eerder meer dan minder gereguleerd wordt.
En, werkt het?
Nou nee. Om vaste contracten te voorkomen, blijven bedrijven flexibele arbeidskrachten inhuren, die nog vaker van opdrachtgever moeten wisselen. Dat brengt verlies aan kwaliteit en een nog grotere onzekerheid met zich mee. Neem dit voorbeeld. Een universiteit wil studenten leren hoe het in het bedrijfsleven toegaat en laat ze daartoe opdrachten uitvoeren voor bedrijven en instellingen. Zij worden daarbij intensief begeleid. Voor die begeleiding worden al jaren ook coaches van buiten ingehuurd, professionals met ervaring en voldoende bekend met betrokken studies en werkveld. Iedereen blij: de coaches zelf, de studenten – “Ik heb meer van die man geleerd dan van al mijn docenten bij elkaar” – de interne collega’s, die veel van de externen opsteken, en de universiteit omdat deze coaches goedkoper zijn dan de eigen medewerkers. Tot voorjaar 2017 was inschrijving bij de Kamer van Koophandel voldoende om ingehuurd te kunnen worden. Daarna moesten de contractanten een modelcontract tekenen waarin een overvloed aan details was opgenomen. Zo moesten zij bewijzen kunnen overleggen van een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, een beroepsaansprakelijkheidsverzekering én een bedrijfsschadeverzekering. Alsof eventuele problemen – bijvoorbeeld studenten die menen dat zij een baan zijn misgelopen door een slechte beoordeling – op de contractanten persoonlijk verhaald zouden kunnen worden. In de zomer van 2017 werd besloten dat inhuren alleen nog via een payroll bureau zou kunnen. De coaches, ook niet gek, wilden zelf een payroll bureau oprichten en zich via dat bureau laten inhuren. Maar de universiteit had al voor een bureau gekozen en wilde daar geen uitzondering op maken, ook niet als dat voor hen goedkoper zou worden. Uiteindelijk besloot de universiteit eind 2017 niet langer gebruik te maken van externe coaches. Een aanslag op de kwaliteit van het onderwijs en het begin van grote problemen. Er zijn intern onvoldoende coaches. Vakbond en belastingdienst hebben aangegeven dat een modelcontract – met veel minder voorwaarden – voldoende zou zijn, de inwerkingtreding van de Wet DBA is voorlopig uitgesteld, maar dat boeit de apparatsjiks niet… Het is een voorbeeld van hoe de door bureaucratische politici uitgestorte regels worden verergerd door de hypercorrecte interne ambtelijke reflexen die ieder risico voor de eigen organisatie willen uitsluiten.
Om de geest soepel te houden, niet achter de geraniums te verdwijnen en nog enigszins een nuttig lid van deze samenleving te blijven klus ik, pensionado, regelmatig bij. De overheid lijkt dat te stimuleren – ook vanwege een tekort aan gekwalificeerd personeel – maar de door diezelfde overheid opgeworpen bureaucratische drempels maken het wel erg onaantrekkelijk.
Wat dan wel?
Allereerst is het nuttig vast te stellen wat de betekenis van werk is. Het hebben van werk vormt de kern van onze maatschappelijke organisatie; het verschaft je status, identiteit, een gevoel van eigenwaarde. Betaling voor dat werk is essentieel, alleen dat al is een teken van maatschappelijke waardering. Een vast contract biedt ook nog eens zekerheid. Zekerheid betekent niet alleen rust, maar kan ook motiveren tot bijscholing, tot verdere ontwikkeling. In dat licht zijn flexibele contracten, waarbij je vandaag niet weet of je morgen nog werk hebt, uit den boze. Veel van de coaches hadden aanvankelijk helemaal niet voor zelfstandigheid gekozen. Het was hun antwoord op ontslag, of op het ontbreken van een vast contract. Dat zij er momenteel alle vrede mee hebben, de afwisseling en flexibiliteit in het werk waarderen, doet daar niets aan af.
Binnen de huidige structuren kan een groot deel van de problemen opgevangen worden. Door kosten voor zieke werknemers weer onder te brengen bij een collectieve verzekering; door regels ten aanzien van vaste aanstellingen te versoepelen; door bovengenoemde coaches op basis van kleine arbeidscontracten in dienst te nemen; en door bedrijven die misbruik maken van regelingen zwaar te straffen.
Interessanter is het te zoeken naar een hele nieuwe structuur. Zoals bijvoorbeeld geschetst in Sociaal Humanisme: een Collectieve Arbeids Organisatie (CAO). Een wettelijk gereguleerde fusie van uitzendbureaus, UWV, pensioenfondsen, Sociale Verzekeringsbank en vakbonden. Iedere burger is lid van een CAO en ontvangt daar zijn inkomen van. De CAO heeft het exclusieve recht de bij haar aangesloten leden te verhuren aan bedrijven en andere organisaties, en omgekeerd kan men zich alleen verhuren voor werkzaamheden via de CAO’s waarbij men is aangesloten. De CAO’s zijn regionaal en per sector georganiseerd en worden gecontroleerd door een verkozen raad. Flexibele inzet blijft mogelijk, maar heeft een prijs: hoe korter de inhuur, hoe hoger het tarief. Werkgevers zijn niet meer vrij om mensen op onduidelijke gronden – te oud, te lang zonder werk – te weigeren. Wil men zich als ZZP’er of in een maatschap aanbieden dan dient men daarvoor van de CAO een vergunning te krijgen.