In twee columns in de Volkskrant van 28/10 en 4/11 stelt Frank Kalshoven de regeldruk aan de orde (betaalmuur). Er wordt al jaren tegen geageerd; waarom verandert er dan niets, vraagt hij zich af. Zoals niet ongebruikelijk heeft hij wel een plannetje:
De horens van de koe zijn de door de afzonderlijke partijen ongecoördineerd opgelegde verplichtingen. Die pak je vast door coördinatie af te dwingen. Bijvoorbeeld zo.
- Kies de relevante deelsector, bijvoorbeeld basisscholen….
- Breng …in kaart welke administratieve handelingen worden verricht … en bereken de kosten per administratieve handeling.
- Ga na wie de geobserveerde administratieve handelingen opleggen. … dit zal soms best lastig te achterhalen zijn.
- Breng de bazen van alle partijen die administratieve handelingen in de sector opleggen samen. … Vraag hun de maatschappelijk baten van de handelingen te benoemen en liefst te kwantificeren.
- Bereken van elke handeling het saldo van baten minus kosten. De handelingen met het hoogste batig saldo staan bovenaan… Trek ergens een streep. …Stel samen vast: de administratie boven de streep doen we nog wel, die hieronder niet meer.
Wie moet deze coördinatieklus klaren? Het initiatief moet natuurlijk uit de deelsectoren zelf komen. Het is een uitgelezen kans voor werkgevers en vakbonden om samen op te trekken. Maar voor zoiets is ook doorzettingsmacht nodig en die komt in de betrokken sectoren van de ministeries. Dus: tripartiet.
Een dergelijk voorstel is het product van een technocratische, bedrijfseconomische en managers blik. Kortom een compleet ontbreken van enig zicht op de machtsverhoudingen en politieke krachtsverhoudingen waarin die regeldruk tot stand komt. Nou ja, er wordt opgeroepen om als vakbeweging en werkgevers samen op te trekken. Alsof het willen beheersen door meten van de productie niet van oudsher, in ieder geval sinds Taylor (1911) een belangrijke drijvende kracht is voor het kapitalisme, de werkgevers. Het probleem is dat als je dit model op professionals wil toepassen die aan zelf-administratie moeten gaan doen, en dat is alleen goed mogelijk door standaardisatie (DBC’s, gedetailleerd uitgewerkte curricula, meetbare kennisdoelen). De zelfstandige beoordeling door de deskundige meerdere kan zo worden overgeheveld naar de ondeskundige manager. Het neoliberale model van de marktwerking binnen de overheid brengt deze preoccupatie op de overheid en van haar afhankelijke instellingen over.
Het wordt nog erger als er zelfs een tripartite aanpak wordt voorgesteld. Alsof er al niet genoeg afgepolderd wordt! En de overheid niet zo haar eigen belangen als werkgever en regelneef heeft. Binnen deze toch al vernauwde blik is er niet eens aandacht voor de (eerste) wet van Parkinson (1958): Die van de autonome groei van ambtelijke organisaties.