In het land werd opgetogen gereageerd op de actie van de Friezen. Op alle sociale media was het een drukte van belang en ging het voornamelijk om adhesiebetuigingen.
Had de demonstratie bij voorbaat geweigerd moeten worden?
In de inmiddels ontstane discussie over het demonstratie recht gaat het om het absolute grondwettelijk recht om te demonstreren versus de opvatting dat een kinderfeest daarvan gevrijwaard dient te blijven. De initiatiefneemster van de actie, Jenny Douwes, maakte burgemeester Waanders al vóór 18 november het verwijt dat ze een vergunning voor de demonstratie had gegeven. Dat is een terecht verwijt. Bij een bestuurlijke beslissing gaat het niet alleen om grondwettelijke rechten, maar ook om een afweging van belangen. Artikel 3.4 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
De officiële uitleg van artikel 9 van de grondwet luidt:
Iedereen en iedere groep heeft het recht om in het openbaar bij elkaar te komen, bijvoorbeeld voor een vergadering of een betoging of een demonstratie. Maar je mag geen andere wetten of regels overtreden. Ook mag je niet gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de bevolking. En het mag ook niet gevaarlijk zijn voor het verkeer. En het mag ook niet leiden tot verstoring van de openbare orde.
Artikel 9 bepaalt dat het grondrecht niet absoluut is. Dat wordt nogal eens vergeten. Bijvoorbeeld door cultureel antropoloog Sinan Cankaya (VU) die in de Volkskrant van 21 November 2017 in een larmoyant betoog hooghartig constateert dat het met de grondrechten in racistisch Nederland slecht gesteld is. Er zijn geen grondrechten onthouden aan de demonstranten. De grondwet is gehandhaafd door de verwijzing naar de verwachte verstoring van de openbare orde.
In Friesland en Dokkum broeide er al langer iets rond de demonstratie van de antipieten bij de intocht. Dat had voor burgemeester Waanders de aanleiding kunnen zijn om de demonstratie vooraf te verbieden in plaats van op het allerlaatste moment.
Eigenrichting uitgelokt door de overheid
Het tegenhouden van de bussen door actievoerders was illegaal, daar hoeft geen misverstand over te bestaan. Het was een vorm van eigenrichting. Daar mag echter begrip voor bestaan. De overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking wil Zwarte Piet behouden, ziet daar geen racistisch figuur in en is het gedram van de antipieten meer dan zat. Burgemeester Waanders en de NOS, die in haar scenario ongetwijfeld ruimte had opgenomen voor de demonstratie, hebben de fout gemaakt door onkritisch uit te gaan van de belangen van de demonstranten en de onder de bevolking levende gevoelens volstrekt te negeren alsof die er niet toe doen. In dat verband is de actie om de demonstranten tegen te houden te zien als een volksopstand van mensen die vinden dat er geen rekening met ze wordt gehouden. Er heeft een goede belangenafweging ontbroken.
Demonstraties reguleren
Bij allerlei demonstraties in de afgelopen jaren is de overheid behoedzaam te werk gegaan bij het verlenen van vergunningen. Zonder in te grijpen in het grondrecht werd regelmatig bepaald dat demonstraties slechts konden plaats vinden op een specifieke plaats of tijd. De ‘kickoutzwartepiet’-demonstranten kozen voor een plaats en een tijd die hen maximale zichtbaarheid opleverde. Met die keuze had niet mee gegaan hoeven worden. Er zijn genoeg alternatieven te bedenken in plaats en tijd voor de demonstraties zonder dat daarbij een kinderfeest verstoord wordt. De demonstranten werd echter een prominente plek toebedeeld te midden van ouders en hun kinderen die naar de intocht zouden komen. De demonstranten negeerden bij hun aanvraag dat hun recht de rechten aantast van degenen die een ongestoorde intocht willen meemaken. Een zorgvuldige belangenafweging heeft bij de vergunningverlening ontbroken.
Begint in Dokkum de victorie?
De ‘Dokkumse afffaire’ is van belang omdat die duidelijk maakt dat er een kloof is gegroeid tussen het overgrote deel van de bevolking en het beleid van overheden en media. Daardoor verdwijnt het gevoel dat men door de overheid gerepresenteerd wordt en dat de media in haar opvattingen een spiegel van de samenleving zijn. Op den duur is dat geen houdbare situatie. De verantwoordelijke overheden en media zouden er rekening mee moeten houden dat steeds meer mensen zich niet vertegenwoordigd voelen en eigenrichting vaker zal plaats vinden. De les zou moeten zijn dat de opvattingen van minderheden serieus mogen worden genomen maar vanuit de overheden en media kritisch benaderd worden. Dat is nu onvoldoende het geval.